Interviews

Kunst in uitvoering - Leeuwarder Courant, 31-07-2009
Literaire wonderen - Janneke Kannegieter, TKMST, mei 2009
Beroemd in de baarsjes - Baarsjesberichten, 2009
De hele dichtbundel gratis online - Guusje Tromp, NRC Next, 06-03-2009
Twee boekenbals, absurd! - Friesch Dagblad, 07-03-2009
‘Ik wil de kracht van poëzie op mensen overbrengen’ - Friesch Dagblad, 24-01-2009
Kandidaat Dichter des Vaderlands voert campagne - Leeuwarder Courant, 27-12-2008
Er komen wel wat vreemde mensen op je af - Interview met Club Propaganda, dec. 2008
'En ik heb natuurlijk de Friezen achter me staan' - Sebastiaan de Kort, NRC, 20-12-2008
De eerste multimediale en tweetalige DiDeVa? - Joep van Ruiten o.a. in het Dagblad van het Noorden, november 2008
Multimediale en tweetalige Bruinja zoekt publiek op - Leeuwarder Courant, 13-11-2008
Voor het Vaderland - Paula Westra, Weekkrant Fryslân, 11-11-2008
Over Tsead Bruinja als 'vriend' van Stichting Perdu - Jan van Breda, Parool, 18-08-2008Dichter ‘fleurich’ van werk Van Veen - Fedde Dijkstra, Leeuwarder Courant, 2705-2008Hollandsche glorie en Fryske boppeslach, Marrit de Schiffart, Skanoskrift, februari, 2008
Een muzikale manier van nadenken, Maarten Gulden, Meander, 22-09-2007
De liefde gaat boven alles- Friesch Dagblad, 24-01-2007
Interview met Xavier Roelens - In Letterland, december, 2006
Gelukkig is het menselijk tekort grenzeloos en eindeloos - Hans Gulpen, De Gelderlander, 23-02-2006
Interview met Arnoud van Adrichem op De Contrabas, november 2005
Woorden als Osters marmotten - Olga van Lierop, De Gelderlander, 27-01-2005
Instinctief vertrouwen dat schoonheid ontstaat - Remco Ekkers, Poëziekrant, dec. 2004
Smarte Papageien – Wie man in Europa über Europa schreibt - Stint, Bremen, 2004
Tsead Bruinja dicht op de etalageruiten van Caesuur, Ernst Jan Rozendaal, PZC 18-12-2004
'De Schoonheid saboteren' - Kester Freriks, NRC, 05-11-2004 (inclusief ingezonden brief)
'Je moet niet je bek houden' - Emiel Hakkenes, Element, 12-03-2004
'Nu zijn we aan het werk' - Coen Peppelenbos, Tzum, herfst 2003
'Mokumer Mjitte Nijs' - Hedzer S. Oostra, oktober 2003
'In libben fol literatuer en skriuwers' - De Leeuwarder Courant, 25-10-2002
'Over wie deze dichter is' - De Groninger Gezinsbode, 4-1-2002

'Om vier uur borrelen de zinnen' - De Leeuwarder Courant, 22-12-2001
Interview door Daniël Dee - Krakatau nr. 7, 2001

'Studenten met literaire aspiraties' - Universiteitskrant 2000

'ik wol der net oan mei helpe om it frysk ôf te brekken.' - Kistwurk, oktober 2000

'Inzicht, chaos en ontroering'- De Oosterpoorter (wijkkrant), april 2000

'Startschot galmt door Bordelaise' - Haags Nieuwsblad, 2-6-1999  
'Een buik vol boeken' - interview Universiteitskrant Groningen, juni 1998



Kunst in uitvoering

(foto)

AMSTERDAM - In het verleden heeft dichter Tsead Bruinja de geneugten van een hoog plafond gekend, in zijn werkkamer en op het terras bovenop een flat van driehoog aan de James Cookstraat in Amsterdam geniet hij van de wolken en de blauwe luchten. ,,It is krekt as hast mear romte om te tinken.'' De stenen torentjes op de driehoog flats zijn - meent Bruinja - in de jaren twintig waarschijnlijk bedacht om de arbeiderswoningen meer aanzien te geven.

Sommige van die torentjes zijn niet eens toegankelijk, die van het gezin Bruinja wel: er passen net een tweepersoonsbed en een kast in. Een vorige bewoner heeft het torentje verrijkt met een houten uitbouw van drie bij drie meter, dat is de schrijfkamer van de dichter. Zijn computer staat er, verder heeft hij zich omringd met woordenboeken en Friese en Nederlandse poëziebundels. Twee openslaande deuren geven toegang tot een dakterras van twintig vierkante meter. Hij werkt er aan een nieuwe Nederlandstalige bundel, die in het voorjaar van 2010 verschijnt. ,,It is hjir is frij stil. Yn dizze strjitte is in soad ferrin, dat der wurdt hiel wat boarre en timmere. Ast sa heech sitst hast dêr net folle lêst fan.''

Bron: Leeuwarder Courant, 31-07-2009


Uit het artikel 'Literaire wonderen'

door Janneke Kannegieter

Wanneer begon je met schrijven?

 ‘Ik denk dat ik een jaar of veertien was. Ik hield van taal en lette veel op teksten van popmuziek. Ik begon met het schrijven van songteksten en zocht iemand die er muziek bij wilde maken. Maar het was een halfslachtige poging en is nooit van de grond gekomen. Daarnaast ben ik wel altijd gedichten blijven schrijven, die waren net als de songteksten in het Engels.’

Liet je je werk meteen aan iedereen lezen?

‘Pas in de vijfde klas van de middelbare school liet ik iets aan mijn leraar Engels lezen, maar hij snapte er niet zo veel van. Op een poëzieavond tijdens mijn studie hield ik voor het eerst een voordracht en daar kreeg ik positieve reacties op. Toen pas kreeg ik door dat anderen mijn werk mooi vonden.’

Heb je een favoriet onderwerp?

‘Niet echt. Ik schrijf veel over mijn familie, de liefde en de dood. Soms herkennen familieleden zich in een gedicht of zeggen ze dat het anders ging dan er staat. Maar als ik uitleg dat het zo mooier uitkomt, begrijpen ze het wel.’

Hoe zou jij je eigen stijl omschrijven?

‘Dat is moeilijk, vaak kunnen anderen dat beter. Mijn gedichten rijmen in ieder geval nooit. Soms zijn ze fragmentarisch, een andere keer anekdotisch.’

Tips voor jonge dichttalenten?

‘Lees. Lees veel poëzie van Nederlandse en buitenlandse dichters. Vooral dichters uit andere landen hebben vaak een hele andere stijl en visie, dat is interessant om te lezen. En ga naar voordrachten. Door te luisteren en zelf je werk voor te dragen, hoor je wat werkt.’

Bron: TKMST, tijdschrift voor Havo/VWO, nr.6 jaargang 23 mei 2009

terug naar boven



Twee boekenbals, absurd!

Mijn week

De Boekenweek is in aantocht. Het alternatieve boekenbal, dat tegelijkertijd met het offi ciële boekenbal plaatsvindt, zet dit jaar Fryslân in de kijker. Tsead Bruinja is een van de optredende Friezen.

Wie? Tsead Bruinja, dichter en performer. De 34-jarige dichter groeide op in Damwoude en Kollum en woont tegenwoordig in Amsterdam. Hij debuteerde in 2000 met de Friestalige bundel De wizers yn it read/ De wijzers in het rood (Bornmeer). Zijn Nederlandstalige debuut Dat het zo hoorde (Contact) werd gepubliceerd in 2003. Zijn nieuwste Friestalige bundel, Angel, verscheen als krant op tabloidformaat. Begin dit jaar was Bruinja genomineerd voor de verkiezing Dichter des Vaderlands. Die titel zag hij aan zich voorbij gaan, ten gunste van Ramsey Nasr. Waarom is dit bij uitstek jouw week? ,,Het zijn eigenlijk meerdere weken. De afgelopen dagen ben ik druk geweest met de Fryske Boekewiken, met vijf optredens in onder meer Leeuwarden, Workum en Veenwouden.

Morgen worden die weken afgesloten en begint de landelijke Boekenweek. Ik heb een optreden in Arnhem en lever een bijdrage aan het alternatieve boekenbal dat dinsdag - tegelijkertijd met het offi ciële boekenbal - plaatsvindt.'' Wat gebeurt er precies op dit alternatieve boekenbal? ,,Het is een literair feest dat voor de vijfde maal georganiseerd wordt door Stichting Letter en Feest, als alternatief voor het offi ciële boekenbal. Dit jaar is gekozen voor het thema het Friese Gedicht. Aan de avond werken veel Friezen mee. Naast mij de dichters Anne Feddema, Hidde Boersma en Cornelis van der Wal, maar er zijn ook optredens van ElskeDeWall, Piter Wilkens en Gurbe Douwstra. Zij spelen onder andere nummers van het succesvolle Leonard Cohen-project.'' Wat is jouw bijdrage aan deze avond? ,,Voor bepaalde zaken was ik als adviseur betrokken bij de voorbereiding van de avond. Op de avond zelf ga ik samen met mijn collega-dichters Friese gedichten voordragen. Omdat ik nog druk ben met onder meer de Fryske Boekewiken heb ik nog niet nagedacht over het programma. De landelijke boekenweek heeft dit jaar 'dieren' als thema. In mijn gedichten komen veel paarden, koeien en honden voor. Ik kan me voorstellen dat ik enkele van deze gedichten voordraag.

Bij deze besloten!'' Een goed thema hebben ze dit jaar gekozen, vind je niet? ,,Zeker, kan niet beter! Het is een buitenkans om Fryslân te promoten zo in de aanloop naar de landelijke Boekenweek. Ik vind ook dat Fryslân het momenteel goed doet als het gaat om de promotie van de Friese taal. De vernieuwde Spiegel van de Poëzie (overzicht van de Friese poëzie van zeventiende eeuw tot nu, red.) die afgelopen najaar is verschenen, mijn eigen tweetalige bundel De berte fan it swarte hynder, het Leonard Cohenproject, allemaal initiatieven die landelijk aandacht hebben gekregen. Dit bal is dé manier om de levendige, Friese cultuur in het zonnetje te zetten.'' Wat vind je van het fenomeen alternatief boekenbal? ,,Heel goed, tegelijkertijd is het raar dat er een alternatief bal 'moet' bestaan. Het is toch absurd om een offi cieel boekenbal voor Nederlandse schrijvers te organiseren, terwijl je selectief bent in het aantal gasten dat je uitnodigt. De uitgeverijen krijgen een beperkt aantal uitnodigingen, die zij vervolgens mogen verdelen. Waarom mag de ene schrijver wel komen en de andere niet? Vanuit die frustratie is het alternatieve bal ontstaan.

Veel liever zou ik een groot officiëel boekenfeest zien waarop alle schrijvers welkom zijn. Was je niet liever naar het offi ciele boekenbal gegaan? ,,Als ik eerlijk ben wel natuurlijk. Hoewel het niet bepaald mijn feest is - ik ben er een paar keer geweest - is het toch een erekwestie of je wel of niet uitgenodigd wordt. Een uitnodiging streelt je ego. Tegelijkertijd besef ik dat je als dichter minder kans maakt; reguliere schrijvers krijgen voorrang bij een uitgeverij. Naar het alternatieve boekenbal ga ik voor het eerst. Ik ben reuze benieuwd!'' Zenuwachtig? ,,Valt mee, optreden is een deel van mijn werk. Wat het spannend maakt, is dat ik geen idee heb welk publiek ik tegenover me heb. Dat komt doordat ik er niet eerder geweest ben én doordat het publiek heel breed is.

De Fryske Boekewiken trekken een gericht publiek, dat heel bewust op deze avond afkomt. Dit is een boekenbal, veel meer een feest dus, waar een grotere diversiteit aan gasten op afkomt.'' Wat doe je zelf met de Boekenweek 2009? ,,Niet zo gek veel. Ik koop altijd veel bij antiquariaten, tweedehands dus. Nee, voor het boekenweekgeschenk ren ik niet direct volgende week naar de boekhandel, Tim Krabbé is niet mijn favoriete schrijver. Het thema vind ik dit jaar trouwens wel mooi. 'Tjielp, tjielp', naar het gedicht van Jan Hanlo, fantastisch. Ik heb wel iets met dieren. Het is een lekker concreet thema - dat is wel eens anders geweest.''

Bron: Friesch Dagblad, 7-3-2009

terug naar boven


De hele dichtbundel gratis online - bellen met... Tsead Bruinja

Door Guusje Tromp

In de race om de titel 'Dichter des Vaderlands' plaatste Tsead Bruinja bij wijze van stunt zijn nieuwste dichtbundel Angel geheel op internet. Bruinja is het niet geworden, maar de bundel is sinds december meer dan tweeduizend keer gratis gedownload op poëzieblog De Contrabas.

Waarom staat de bundel nog steeds online?

,,Is dat zo? De link is verwijderd, maar de bundel is dus nog te downloaden? Dat wist ik niet, maar ik vind het helemaal niet erg."

Waarom niet?

,,Deze Fries- en Nederlandstalige bundel is speciaal voor me. Omdat ik nieuwe lezers wilde bereiken heb ik hem online gezet. De weg naar mijn gedichten moet zo makkelijk mogelijk zijn. Al zijn de gedichten zelf helemaal niet makkelijk."

Waar gaan de gedichten over?

,, Angel is een kwade bundel. In de gedichten doe ik onderzoek naar woede. Inspiratie haal ik uit mijn familie. Ik praat er liever niet over, maar je kunt het lezen in de bundel."

Je eerste twee bundels, 'Dat het zo hoorde' en 'Batterij', staan ook gratis online. Waarmee verdien jij je geld?

,,Als dichter word je niet rijk. Per bundel verdien ik hooguit een paar honderd euro per jaar. Daar kom je niet van rond. Ik doe er daarom allerlei andere activiteiten naast, optredens door het land bijvoorbeeld."

Is er al een nieuwe bundel in de maak?

,,Ja, begin volgend jaar komt die uit."

En dan ook gratis te downloaden?

,,Misschien wel. Maar ik denk dat de uitgeverij niet heel enthousiast is over het downloaden."

Bron: NRC Next, 6-3-2009

terug naar boven



BEROEMD IN DE BAARSJES

Bijna kwam de nieuwe dichter des vaderlands uit de Baarsjes. Tsead Bruinja werd tweede achter Ramsey Nasr. Sinds vijf jaar woont de Friese dichter met zijn vrouw in de Baarsjes waar hij schrijft over huwelijksgeluk en andere zaken.

Waarom De Baarsjes? Ik leef van de poëzie, ook van optredens en jurywerk. Daarom ben ik naar Amsterdam gekomen, hier zijn meer literaire activiteiten. Toen ik mijn vrouw leerde kennen ging ik bij haar wonen in de Orteliusstraat, met een drugsdealer onder en een meneer met een stevige tred boven. Uiteindelijk hebben we dit huis in de James Cookstraat gekocht. Er was geen cv, de plafonds waren bruin, ik was gelijk verliefd. Vooral op het hokje boven op het dak, mijn werkplek. Hier kan ik net als in Friesland de luchten zien.

Waar schrijf je over? Over wereldgebeurtenissen, vrienden, familie, de dood, eigenlijk over alles waar een mens zich mee bezig houdt. Ik heb veel over mijn moeder en haar ouders geschreven. Zij is gestorven toen ik 14 was aan kanker. En ik schrijf over de liefde, niet meer over wilde verliefdheden maar over huwelijksgeluk. Mijn gedichten zijn ook meer anekdotisch geworden, minder experimenteel.

Komt de Baarsjes terug in je werk? In mijn laatste bundel speelt mijn dakterras nogal een rol, ik zie en hoor er van alles.

Juni Kunstmaand? Bij een eerdere editie droeg ik mijn gedichten voor in een fietstaxi. Heel leuk, mensen reageren direct. Ze zeggen: ik begrijp het niet of het herinnert ze aan iets. Daar vertellen ze dan over. Als ik dit jaar weer gevraagd word doe ik zeker mee!

ik zit over mijn papieren met achtergrondinformatie
gebogen op het nieuwe dakterras en kijk naar de sterren
die vaker vliegtuigen zijn dan sterren

terwijl de boom op de binnenplaats
zijn geleende contouren een voor een teruggeeft
aan de nacht die een kleermaker is

en ik hoor achter me hoe de buurvrouw
de deur naar haar terras opent
een laatste sigaret opsteekt

en opgelucht uitademt

het is half elf het stel op de eerste verdieping
maakt ruzie over de afwas

ik bereid in kaarslicht en stadsrumoer
een interview voor

mijn vrouw slaapt

 

Bron: Baarsjesberichten, begin 2009

terug naar boven


 

Antwoorden op vragen van de Morgen

Leveren de verkiezingen meer aandacht voor de poëzie op?

1. Absoluut! Door de verkiezingen wordt publiek naar de website www.dichterdesvaderlandsnl getrokken, waar men gedichten, plannen en dossiers kan lezen. Als onderdeel van mijn campagne zijn mijn bundels als download aangeboden op www.decontrabas.com Ze zijn meer dan 2000 keer gedownload.

Wat zijn je plannen?

2. Ik zou met een bus vol dichters door het Nederlandse taalgebied willen trekken, waarbij we mensen kennis laten maken met de poëzie. Daarnaast zou ik in een aantal kranten en op het web iedere dag een gedicht willen bespreken.

Hoe zou jouw invulling van de functie verschillen van je voorgangers?

3. Ik zou de focus meer op optredens met andere dichters willen leggen en op publicaties op het internet, zoals de eerder genoemde rubriek.

Bron: De Morgen, eind jan. 2009

terug naar boven


Tsead Bruinja laakt kritiek in verkiezingsstrijd 

‘Ik wil de kracht van poëzie op mensen overbrengen’

Door Rianne Kramer

Nog vier dagen en dan sluit de stembus voor de verkiezing Dichter des Vaderlands. De Friese dichter Tsead Bruinja voert stevig campagne. De kritiek die hierop is ontstaan legt hij naast zich neer. ,,Ik heb maar één doel: winnen.’’ Door Rianne Kramer
De huidige Dichter des Vaderlands Driek van Wissen deelde destijds in de aanloop naar de verkiezing balpennen uit voorzien van een gedichtje. Dat werd hem niet door iedereen in dank afgenomen. De actie, hoewel ludiek en ironisch bedoeld, zou de aandacht afhouden van waar het in de verkiezing écht om draait: poëzie. Soortgelijke kritiek lijkt zich nu toe te spitsen op Tsead Bruinja (Rinsumageest, 1974), een van de vijf genomineerden voor de nieuwe Dichter des Vaderlands.
 
Ramsey Nasr, ex-stadsdichter van Antwerpen en eveneens genomineerd, opende begin deze week de aanval in een ingezonden stuk in de Volkskrant. Hierin verkondigde hij dat de verkiezingen een circus zijn geworden waarin de persoon voorop staat, niet de poëzie. Met name Bruinja heeft een belangrijk aandeel in deze ontwikkeling, vindt hij. De Friese dichter ging de afgelopen dagen onder meer op tournee langs scholen om stemmen te winnen.
 
Bruinja snapt de ophef niet. ,,Natuurlijk treed ik naar buiten, ik wil graag winnen! Campagne voeren staat vrij voor iedereen. De andere genomineerden doen dat net zo goed, ook Nasr.’’ De pot verwijt de ketel wat dat betreft, vindt de Fries. ,,Het begint erop te lijken dat poëzie een chique, hogere kunst is waarvoor je geen reclame mag maken. Absurd.’’
 
Poëzie moet je naar de mensen brengen, je moet haar populair maken, vindt Bruinja en dat is waar hij mee bezig is. ,,Het gaat hier niet om een zoektocht naar de beste dichter, zoals bij literaire prijzen. Dit is een wedstrijd voor de beste ambassadeur voor poëzie en dus moet je naar buiten treden.’’ Daarmee is voor Bruinja de kous af voor wat betreft de kwestie-Nasr. Veel belangrijker vindt hij het om zich te richten op zijn plannen, mocht hij woensdag tot de nieuwe Dichter des Vaderlands worden verkozen. Een erebaantje die in 2000 door onder meer NPS en NRC Handelsblad in het leven werd geroepen. Gerrit Komrij was de eerste winnaar, Driek van Wissen de tweede.

Ambitieus

Tsead Bruinja zou de eerste Friese dichter des Vaderlands zijn. Zijn plannen voor die functie zijn ambitieus, zo is te lezen op de website dichterdesvaderlands.nl. Zo wil Bruinja een dagelijkse poëzierubriek in een krant en op internet waarin hij een gedicht toelicht, wil hij een Dichterskaravaan in het leven roepen waarbij dichters op tournee gaan langs onder meer scholen en bejaardentehuizen en is hij van plan literaire wandelingen uit te zetten. Schept hij hiermee niet te hoge verwachtingen? ,,Nee, ik denk dat er veel mogelijk is. Ik liep al met deze plannen rond voordat ik genomineerd was, waar wel uit blijkt dat ik serieus ben. Als Dichter des Vaderlands heb je meer mogelijkheden de plannen ook daadwerkelijk te realiseren.’’
 
Bovendien, van een aantal dingen heeft Bruinja naar eigen zeggen al bewezen dat hij ze kan. ,,Bloemlezingen, poëziefestivals organiseren (Dichters in de prinsentuin, red.), in opdracht schrijven’’, somt hij op. Bruinja wil, als hij wint, een stichting in het leven roepen die de aanvragen behandelt en de evenementen in goede banen leidt. Hij realiseert zich dat hij er een dagtaak aan zal hebben. ,,Meer zelfs, als je Driek van Wissen moet geloven. Hij krijgt dagelijks drie uitnodigingen, zei hij. Het is de vraag wat je daarmee doet, maar ik neem ze het liefst alle drie aan.’’
De Fries heeft het er namelijk graag voor over om zich fulltime in te zetten om de kracht van poëzie over te brengen aan mensen, al dan geen poëzieliefhebbers. ,,De impact of troost die gedichten kunnen hebben is enorm, dat wil ik voor het voetlicht brengen.’’ En er is nog iets waar hij zich hard voor wil maken. Volgens Bruinja zijn er veel goede dichters in Nederland die niet de aandacht krijgen die ze verdienen. ,,Ook voor hen wil ik me inzetten en proberen dat tij te keren.’’
 
De nieuwe Dichter des Vaderlands wordt op 28 januari bekendgemaakt in het televisieprogramma ‘De Avond van de Poëzie’ van de NPS. Stemmen kan tot en met 27 januari via www.dichterdesvaderlands.nl

Bron: Friesch Dagblad, 24-01-2009

terug naar boven

 


Kandidaat Dichter des Vaderlands voert campagne

Door Sietse de Vries

Al jaren wordt geroepen dat de Friese poëzie in kwalitatief opzicht niet voor de Nederlandse onderdoet. Tweetalige dichters oogsten voor hun Nederlandse werk evenveel waardering als voor het Friestalige. Bruinja is een van de vijf genomineerden om Driek van Wissen op te volgen als Dichter des Vaderlands.

AMSTERDAM - Totaal onverwacht, een grote eer, in zulke bewoordingen beschrijft de in Amsterdam woonachtige Tsead Bruinja zijn eerste reactie toen hij onlangs hoorde dat hij de shortlist voor de Dichter des Vaderlands had gehaald. Hij deelt de eer met Joke van Leeuwen, Erik Menkveld, Ramsey Nasr en Hagar Peeters.

Op de lijst van afgevallen kandidaten prijken de namen van Maria van Daalen, Ruben van Gogh, Ingmar Heytze, Ilja Leonard Pfeiffer en Marjoleine de Vos. Een knappe prestatie dus, een aantal van de afgevallenen geniet nationaal een grotere bekendheid dan Bruinja. ,,Mar dat feroaret / Maar daar komt verandering in'', zegt de Friese dichter vol zelfvertrouwen. Het zijn drukke weken voor Tsead Bruinja (34).Vorige week kwam zijn nieuwe bundel uit, Angel. Niet in boekvorm, zoals zijn vorige bundels, maar als krant. Een voordeel van een krant was dat hij beeldend kunstenaars kon inschakelen en die relatief meer ruimte kon geven.

Thema van de tweetalige bondel is 'lilkens', woede. Als jongetje voelde Bruinja soms al zoveel woede, dat hij zo nu en dan met zijn hoofd tegen de muur stond te bonken. Een duidelijke aanleiding was er vaak niets eens, hij vermoedt dat het om een genetisch overgeleverde woede gaat. De poëzie is voor Bruinja een middel en een noodzaak om de agressie, die hij vaak nog steeds voelt, te kanaliseren. Hij zegt er tijdens zijn optredens van te genieten die agressie in ruige, woedende teksten de zaal in te smijten. Soms speelt hij een spel met die agressie, zoals in het oorlogsgedicht op pagina 20, waarin hij een door een vrouwen uit te vechten oorlog beschrijft: 'buorfamke/at dyn tún/wer baarnt//nim ik in suske mei/in mem/en in beppe / buurmeisje / als je tuin / weer in brand staat // neem ik een zusje mee / een moeder / en een oma'. De door Bornmeer uitgegeven Angel kost als krant € 4,50, maar kan op www.decontrabas.com gratis worden gedownload.

Binnen een paar dagen namen (binnen 12 uur- correctie TB)  ruim 1100 mensen die moeite. Volgens Bruinja bereikte hij niet eerder zoveel lezers met een bundel. Hij kreeg tientallen reacties op Hyves, Facebook en in zijn mailbox. Voor de verkiezing van de Dichter des Vaderlands heeft hij een campagneteam geformeerd, met daarin collegadichters Bart F. M. Droog en Chrétien Breukers. Hij weet zich inmiddels verzekerd van de steun van weblog De Contrabas, literair festival De Wintertuin in Nijmegen, literair tijdschrift Tzum, Tresoar en een rijtje dichters. Mocht Bruinja worden verkozen, dat heeft hij al een heel programma in zijn hoofd waar hij straks aan wil werken. Zo wil hij met een bus vol dichters langs scholen en theaters reizen. ,,Dat de minsken net apart mear nei de Rânestêd hoege om in pear dichters te hearren / Zodat de mensen niet meer apart naar de Randstad hoeven om naar een aantal dichters te kunnen luisteren.''

Ook wil hij proberen een Nederlandse krant over te halen om iedere dag een gedicht te plaatsen uit een recent verschenen bundel. ,,Der komme alle jierren sa'n hûndertfyftich bondels út, dêrfan wurde tritich besprutsen. Al dy oare bondels wurdt neat mei dien. Ik freegje earst NRC Handelsblad - dy organisearret Dichter des Vaderlands - as dy net wol stap ik nei in oare krante / Er komen per jaar zo'n 150 bundels uit, waar misschien dertig van worden besproken. Met al die andere bundels wordt niet gedaan. Ik vraag eerst NRC Handerlsblad, - die organiseert Dichter des Vaderlands - als zij niet geïnteressserd zijn, stap ik wel naar een andere krant.'' De huidige Dichter des Vaderlands krijgt regelmatig opdrachten uit het bedrijfsleven. Van het geld dat dat oplevert wil Bruinja straks een fonds voor literaire activiteiten en een prijs voor poëzievertalers in het leven roepen.

Hij acht zichzelf niet kansloos. Het eerste criterium voor een Dichter des Vaderlands is dat hij moet optreden als ambassadeur voor de poëzie, niet als ambassadeur voor zijn eigen poëzie. Aan dat criterium voldoet Tsead Bruinja ruimschoots. Zo is het festival 'Dichters in de Prinsentuin' in Groningen, waar jaarlijks tachtig dichters aan meedoen, er gekomen door zijn toedoen; hetzelfde geldt voor de bundel en de dichterstour 'Dream yn in Blauwe Reinjas' van enkele jaren geleden. Tsead Bruinja dicht in het Fries en het Nederlands. Bedient hij zich als Dichter des Vaderlands straks ook van het Fries? ,,Moatst mar al op rekkenje. In oantal fan de gedichten sil yn it Frysk wêze en ik ferwachtsje fan NRC Handelsblad dat it dy yn beide talen printet. / Daar moet je wel op rekenen. Een aantal van de gedichten zal in het Fries zijn en ik verwacht van NRC Handelsblad dat ze die in beide talen afdrukken.''

Vanaf 2 januari kan op www.dichterdesvaderlands.nl gestemd worden op de vijf kandidaten op de shortlist. In een televisie- uitzending van de NPS wordt op 28 januari de winnaar bekend gemaakt.


Bron: Leeuwarder Courant, zaterdag 27 december 2008

terug naar boven


VGV aan Tsead Bruinja

Door Marieke Groen

Tsead Bruinja dicht in het Nederlands en in het Fries, en is genomineerd voor de Dichter des Vaderlands. Zijn nieuwe dichtbundel, Angel, verschijnt deze week - als krant en als gratis download bij De Contrabas. Voor Club Propaganda beantwoordt hij Veel Gestelde Vragen.

Wat was de grootste kick uit je schrijverscarrière?

Een mailtje van Herman van Veen dat hij van mijn werk hield en dat hij er graag iets mee wilde doen, en ook wel de eerste recensie van Dat het zo hoorde, mijn Nederlandse debuut, door Piet Gerbrandy in de Volkskrant. Op dit moment is het een en al kick omdat ik mijn nieuwe bundel Angel als krant ga publiceren en de pers al goed nieuwsgierig reageert. Een vreemde kick is het wel, want het is een bundel om woest over te worden en om over te janken.

Wat is het vreemdste dat je als schrijver is overkomen?

Moeilijke vraag! Er komen wel wat vreemde mensen op je af soms. Ah, weet het alweer. Ik werd jaren geleden bedreigd via brieven in een soort spijkerschrift, omdat ik samen met Maria van Daalen en nog wat mensen een Fries, Gronings, Duits, Nederlands en Plat-Deutsche avond organiseerde in een synagoge in Groningen. De brief bevatte een soort Jiddisch liedje waarin een Joods jongetje in een concentratiekamp opgehangen werd omdat hij een brood had gestolen. Heb later nog zo’n brief gekregen. Ik ben er mee naar de politie gegaan, mede omdat er een afzender op de achterkant stond. Toen ik later bij de politie terugkwam, kon men er niets meer over vinden.

Het mooiste moment van je carrière?

Het applaus na een optreden met muzikant en vriend Jaap van Keulen en flamencodanseres Tanja van Susteren in Bremen tijdens het festival Poetry on the Road. De teksten die ik speciaal voor die show heb gemaakt gaan diep en het applaus ging net zo diep. Optredens in Duitsland zijn heerlijk.

De grootste ergernis?

Soms wordt er wat over mijn zogenaamde bobo-schap geklaagd en gescholden op internet, zowel in de Friese als Nederlandse literaire wereld. Goes with the territory, zullen we maar zeggen, maar kan niet zeggen dat ik er echt blij van word, wat niet wil zeggen dat men geen kritiek op mij mag hebben of dat ik geen fouten maak.

Het intiemste moment met een schrijver?

Heb met een aantal dichteressen relaties gehad en dat waren allemaal mooie mensen die prachtige gedichten maken. Uiteindelijk werkte het steeds niet. Weet niet of het ermee te maken had dat we beiden schreven. Daarnaast zijn er grote vriendschappen met dichters en schrijvers. Het meest intieme moment was voor mij de huwelijksplechtigheid van Martin Reints met zijn vrouw Katja. Ik zal er verder niet over uitweiden, maar ik stond met tranen in mijn ogen naar hun verhalen over elkaar te luisteren. Het zijn twee schitterende mensen. De eerste echte schrijvers die een sterke invloed op mij uitoefenden waren Jim Morrison, Fish en Steve Hogarth (de laatste twee zijn in verschillende perioden zangers van Marillion). Toen ik Jim Morrison in de wat gemankeerde film over The Doors, aan het eind geschoren en dood in het bad zag liggen, was ik diep geraakt, verdrietig en kwaad. Noem me wat dat betreft maar een dweper. Toen ik als achttienjarige gebrekkige muzikant en songwriter naar de fanclubdag van Marillion ging in de Tivoli te Utrecht werd ik ontroerd door het eerste nummer dat we te horen kregen van een cd die nog moest verschijnen, het conceptalbum Brave. Hogarth zong: ‘I think I have become one of the hollow man, as I shine on the outside more these days’.  Op elke plaat van Marillion staan nummers en teksten die door merg en been gaan en die samen met het solo-werk van Fish bijna een emotionele kaart van mijn leven vormen. Op dit moment luister ik naar Marillions nieuwe plaat Happiness is the road. Een absolute aanrader!

De meest genante actie in het bijzijn van een schrijver?

Hij had het niet door, maar toen ik Jules Deelder, als broekje mocht aankondigen tijdens het Winterschrift festival in Groningen in 1999, stond mijn gulp open.

Je mooiste werkplek?

Mijn hokje op het dak in de James Cookstraat, in de Amsterdamse Baarsjes. In het archief van de VPRO is een interview daarover met Wim Noordhoek te beluisteren: http://www.vpro.nl/programma/ deavonden/afleveringen/ 21043250/ (derde uur).

De meest aantrekkelijke schrijver?

Nachoem M. Wijnberg, vanwege zijn sandalen!

De beste drug om op te schrijven?

Combi wiet en koffie of alleen paddenstoelen. Wijn en wiet zijn 's avonds soms goed om aantekeningen te maken, maar te vaag om hele gedichten op te schrijven. In combinatie met oude kaas en een aflevering van The Soprano’s komt er altijd wel iets uit. Als ik het even niet weet, werkt een goede film ook altijd, liefst ’s middags en verder is love the drug, in mijn geval mijn liefde voor mijn vrouw Sas, net als mijn liefde voor mijn moeder en grootouders, heeft de liefde een aantal doorleefde gedichten opgeleverd. Het schrijven over geluk (ook door Marillion gedaan op Happiness is the road) is de grootste uitdaging die ik ken.

Dát was afzien…

Een overstap op het vliegveld van Praag richting Macedonië. Ik had de verkeerde uitgang genomen en moest rennen om mijn vliegtuig te halen (waarover Bas Pauw van het www.nlpvf.nl nog had gezegd dat het een derde hands Russisch wrak zou zijn met anderhalve motor. Wat ik geloofde!).  Een ander moeilijk moment was bij de douane op een Indonesisch vliegveld. Ik had niets bij me maar vreesde dat mijn tas of portemonnee alsnog door de drugshonden opgemerkt zouden worden. Er hing een groot welkomstbord met vier Europese gezichten met een zwarte balk over hun ogen met daaronder de tekst: ‘Welcome! Death penalty for drug traffickers’.

Favoriete werktijden:

 's Ochtends tussen tien en twaalf en 's middags.

Welk boek had je zelf willen schrijven?

The Road van Cormac McCarthy of The Sound and the fury van William Faulkner of De klús fan Copmanhurst van Piter Boersma.

Wat schrijf je nu?

Ik werk aan een collage van het werk van Louis Th. Lehmann voor een literaire avond in Perdu en denk na over de vorm die mijn volgende Nederlandse bundel (verschijnt begin 2010) zou moeten krijgen. Heb veel uiteenlopen werk daarvoor klaarliggen, te veel voor een reguliere bundel.

Als ik de Ako-prijs win dan…

Koop ik een klein bungalowtje aan zee, zodat mijn vrouw die uit Schoorl komt, weer dichtbij de zee kan zijn.

Tip voor beginnende schrijvers:

Lees en bezoek festivals en literaire avonden! Denk twee keer na voordat je op allerlei blogs reageert. Go digging deep! Look for essence! (Happiness is the road) Wees niet bang om op je bek te gaan, vraag raad aan andere schrijvers en blijf niettemin eigenwijs.

 

Bron: http://www.clubpropaganda.nl/, dec. 2008

terug naar boven



Uit 'Campagne? Wil ik president worden?'

(korte interviews met de kandidaten voor de Dideva over wel of niet campagnevoeren)

Door Sebastiaan Kort

De befaamde pennen met opdruk die Driek van Wissen vier jaar geleden in de strijd gooide om tot Dichter des Vaderlands te worden verkozen, die gaan er bij Tsead Bruinja "hopelijk" ook nog wel komen. Verder heeft Bruinja (1974) een grote banner op een poëziesite gehuurd en gaat hij op boekenbeurzen, lezingen en met e-mails het Nederlandse volk overhalen op hem te stemmen. "En ik heb natuurlijk de Friezen achter me staan", zegt de van oorsprong Friese Bruinja. "Dat ik de eerste Fries ben die Dichter des Vaderlands kan worden, van dat gegeven maak ik uiteraard gebruik."

En dat werkt. Diverse Friese organisaties hebben in de media al hun steun uitgesproken. Het is Bruinja ernst, hij wil eind januari erg graag het stokje van Driek van Wissen overnemen. "Vier jaar geleden was ik er nog niet klaar voor. Nu wel, ik weet nu wel zo'n beetje waar ik het over heb."

(...)

Bron: NRC, 20-12-2008

terug naar boven


Tsead Bruinja - de eerste multimediale en tweetalige DiDeVa?

Door Joep van Ruiten

Dichter Des Vaderlands (DiDeVa) worden, hoe doe je dat? Goede gedichten schrijven alleen is niet genoeg. Je moet tegenwoordig ook genomineerd worden en daarna in een kopgroep geraken zodat eind januari het publiek een stem kan uitbrengen. Tsead Bruinja heeft inmiddels de eerste horden genomen. Met negen collega’s is hij naar voren geschoven als mogelijke opvolger van Driek van Wissen.

Festival Uit Het Totaal in Groningen biedt Bruinja (foto: Hilde Brandsma) vrijdag een gelegenheid om te laten zien waarom hij een goede kandidaat is. Dat hij meer dan zijn ‘concurrenten’ nadrukkelijk multimediaal is, bijvoorbeeld. Als dichter is Bruinja niet alleen actief op Youtube, Facebook, Myspace en Hyves, hij weet ook op het podium poëzie met muziek, dans en beeldende kunst te verbinden.

Dat laatste doet hij samen met kunstenaar Ramon Verberne uit Utrecht. “Tijdens mijn optreden zal hij op een digitaal tablet tekeningen maken die via een laptop live met behulp van een beamer op een scherm worden geprojecteerd”, verduidelijkt Bruinja (Rinsumageest, 1974) de samenwerking. “Het kan vanalles zijn wat hij maakt – animaties, karikaturen. Het idee is dat hij commentaar levert op mijn optreden en mijn poëzie. Het geeft iets extras én het relativeert mijn voordracht.”

Poëzie is voor Bruinja meer dan thuis gedichten schrijven. “Het podium is mijn ding”, zegt hij. “Dat heb ik ontdekt toen ik in Groningen woonde, waar met name Dichters uit Epiberen liet zien wat er allemaal mogelijk is. Ik zoek voortdurend manieren om mijn publiek te vergroten. Met een dichtbundel bereik je een paar honderd lezers, via het podium duizenden mensen, maar via internet zijn het er veel en veel meer.”

Zijn belangstelling voor nieuwe media is niet zonder gevolgen voor de poëzie zelf. “Als je poëzie combineert met muziek ga je anders voordragen. Ik neem vaak voordrachten op, ook als voorbereiding. Gevolg is dat je soms het ritme van een gedicht moet aanpassen, en dat de klemtonen anders komen te liggen. En als je poëzie combineert met beeldende kunst ga je anders kijken.”

Wat hij ook mee heeft, is zijn multiculturele achtergrond. Bruinja is Fries van geboorte, maar woont al jaren elders – sinds in 2003 in Amsterdam. Hij schrijft tweetalige poëzie, zowel in het Nederlands als het Fries. Het onlangs verschenen De geboorte van het zwarte paard, een bloemlezing uit zijn vier Friese bundels, leverde goede kritieken op.

Het Fries en het Nederlands zitten elkaar allerminst in de weg, zegt Bruinja. “Internationaal gezien zijn de meeste dichters tweetalig. Ik heb de laatste jaren veel in het Nederlands geschreven. Maar bij het samenstellen van De geboorte van het zwarte paard kwam het Fries zo terug dat ik weer nieuwe Friese poëzie ben gaan schrijven. Wat je dreigt te verliezen, daar ga je extra zorgvuldig mee om. Mijn volgende bundel is ook in het Fries.”

Dat Bruinja genomineerd is als Dichter des Vaderlands, is niet helemaal verrassend. Hij treedt veelvuldig op, in binnen- en buitenland. “Ik ben fulltime dichter en dat kan alleen als je bereid bent om veel te reizen. Het is voor mij geen bezwaar om voor vijftig euro met de trein naar Hengelo te moeten. Ik ben nogal huiselijk ingesteld, die optredens zorgen voor wat tegenwicht.”

Als hij straks wordt gekozen, wil Bruinja niet alleen schrijven, maar vooral ook organiseren. “Gerrit Komrij heeft met zijn Poëzieclub, Awater en de Sandwichreeks als Dichter des Vaderlands mooie dingen op poten gezet. En Driek van Wissen heeft laten zien dat ook het bedrijfsleven in poëzie geïnteresseerd is. Ik wil met collega-dichters op tournee, met de bus door het land, nieuw publiek aanboren.”

Maar eerst moet hij bij de laatste vijf zien te geraken. “Geen idee hoe dat gaat. Ik zal wel zien. In januari verblijf ik als dichter een tijd in Zuid-Afrika. Ik ben erg benieuwd wat ik daar zal aantreffen. Nadeel is dat ik dan geen campagne kan voeren. En ik ben niet iemand die graag voor zichzelf op de trom slaat. Misschien dat ik een marketingmanager in de arm moet nemen.”

Festival

De vijfde editie van het cross-overfestival Uit Het Totaal vindt vrijdag plaats in het Oude RKZ aan de Emmastraat in Groningen met optredens van Tsead Bruinja, Anneke Claus, Hedwig Baartman, raaaskalBOMfukkerz, Hora Est, Swinging Five Six Seven en Branca Leone. Aanvang 20.30 uur, entree gratis. Zie ook www.uithettotaal.org en www.tseadbruinja.nl.


Bron:
Weblog Joep van Ruiten 'Woest en ledig'. Dit stuk heeft ook in verkorte vorm in het Dagblad van het Noorden en in de Leeuwarder Courant gestaan, 14-11-2008

terug naar boven



Multimediale en tweetalige Bruinja zoekt publiek op


In Groningen vindt morgen de vijfde editie van Uit Het Totaal plaats, een festival met multimedia en literatuur. Voor dichter Tsead Bruinja een mooie gelegenheid om te laten zien waarom hij straks tot Dichter Des Vaderlands moet worden benoemd.

GRONINGEN (GPD) - Sommige mensen hebben alles mee. Tijdens festival Uit Het Totaal in Groningen krijgt genomineerd dichter Tsead Bruinja alle gelegenheid om te laten zien waarom hij een goede kandidaat is om Dichter des Vaderlands te worden. Omdat hij meer dan zijn 'concurrenten' nadrukkelijk multimediaal is, bijvoorbeeld. Bruinja is niet alleen actief op Youtube, Facebook, Myspace en Hyves, hij weet ook op het podium poëzie met muziek, dans en beeldende kunst te verbinden. Morgen doet hij dat laatste samen met kunstenaar Ramon Verberne uit Utrecht. ,,Under myn optreden sil hy op in digitaal tablet tekeningen meitsje, dy't oer in laptop live mei in beamer op in skerm projekteard wurde", legt Bruinja uit. ,,It kin fan alles wêze wat er makket - animaasjes, karikaturen. It idee is dat hy kommentaar leveret op myn optreden en myn poëzij. It jout wat ekstra's én it relativearret myn foardracht.'' Poëzie is voor Bruinja veel meer dan thuis stilletjes gedichten schrijven. ,,It poadium is myn ding", zegt hij.

,,Dat haw ik útfûn doe't ik yn Grins wenne, troch Dichters uit Epiberen. Ik socht hieltyd manieren om myn publyk te fergrutsjen. Mei in dichtbondel berikke je in pear hûndert lêzers, mei poadiums tûzenen minsken, mar troch ynternet binne it der noch folle mear.'' Bruinja is in 1974 in Rinsumageest geboren, maar woont al jaren buiten Friesland sinds in 2003 in Amsterdam. Hij schrijft tweetalige poëzie, in het Nederlands en in het Fries. Onlangs verscheen 'De geboorte van het zwarte paard', een bloemlezing uit zijn vier Friese bundels. Het Fries en het Nederlands zitten elkaar allerminst in de weg, zegt Bruinja. ,,Ynternasjonaal sjoen binne de measte dichters twatalich. Ik ha de lêste jierren in soad yn it Hollânsk skreaun.

Mar by it gearstallen fan 'De geboorte van het zwarte paard' kaam it Frysk sa werom, dat ik wer begûn bin nije Fryske poëzij te skriuwen. Wat je driigje kwyt te reitsjen, dêr geane je ekstra sekuer mei om. Myn folgjende bondel is ek yn it Frysk.'' Mocht Bruinja Dichter des Vaderands worden, dan wil hij niet alleen schrijven, maar vooral ook organiseren. ,,Gerrit Komrij hat mei syn Poëzieclub, Awater en de Sandwichreeks as Dichter des Vaderlands moaie dingen op poaten set. En Driek van Wissen hat sjen litten dat ek it bedriuwslibben foar poëzij te ynteressearjen is. Ik wol mei kollega- dichters op toernee. Mei de bus it lân troch, nij publyk oanboarje.''

Cross-overfestival Uit Het Totaal, Groningen, Oude RKZ, Emmastraat. Morgen 20.30 uur, entree gratis. Optredens van Tsead Bruinja, Anneke Claus, Hedwig Baartman, raaaskalBOMfukkerz, Hora Est, Swinging Five Six Seven en Branca Leone.

Bron: Leeuwarder Courant, 13-11-2008

terug naar boven



Voor het vaderland

Door Paula Westra

REGIO - Tsead Bruinja (34) is genomineerd om de nieuwe Dichter des Vaderlands te worden. Met zijn Friese én Nederlandse gedichten, wil hij poëzie dichterbij de mensen brengen. 

Vervreemding, zelfspot, ruw, teder, liefdevol: de gedichten van Tsead Bruinja zijn niet over één kam te scheren. Zo schrijft hij gerust over zijn oma die in haar broek plaste, maar draait hij zijn hand ook niet om voor een poëtisch stuk over de natuur. "Je moet geen censuur op je gedachten leggen. De eerste gedachte is vrijwel altijd het beste. Mijn inspiratie haal ik overal vandaan. Daarom heb ik altijd mijn mobiele telefoon met notebook en een kladblok bij me."

Zijn eerste gedicht ging over zijn overleden moeder en schreef hij op zijn veertiende. Twintig jaar later heeft Bruinja vier Friese poëziebundels - de vijfde, 'Angel', verschijnt in december - en drie Nederlandse op zijn naam staan. De in Rintsumageest geboren dichter woont sinds 2003 in Amsterdam. "Deze stad is experimenteler. Maar ik voel me een Fries in hart en nieren."

In zowel het Nederlands als het Fries kan hij zich uiten. "Het Fries is mijn moedertaal. Het Nederlands zie ik als een speeltuin van de taal. Vooral in het begin was ik een wetenschapper, die in een laboratorium experimenteerde met woorden."

En nu is Bruinja in de race om de nieuwe Dichter des Vaderlands te worden. De Fries wil dolgraag in de voetsporen van Gerrit Komrij, Simon Vinkenoog en Driek van Wissen treden. "Ik wil poëzie dichterbij de mensen brengen. Zo wil ik langs scholen. Dichten verrijkt je leven. Schrijf je gedachten op en lees het hardop voor. Je leert jezelf beter kennen. Uiteraard wil ik ook het Fries promoten."

Te jong vindt hij zichzelf niet. "Het is wellicht tijd voor een nieuwe generatie. Ik denk dat ik met acht bundels en vierbloemlezingen genoeg bagage heb.

Stemmen kan vanaf 2 januari via onder andere: www.dichterdesvaderlands.nl. Hier kunnen geïnteresseerden nu alvast hun voorkeur aangeven.

Bron: De Weekkrant Fryslân - http://www.deweekkrant.nl/, nr. 44, 11-11-2008

terug naar boven




Over Tsead Bruinja als 'vriend' van Stichting Perdu

door Jan van Breda

Talloze organisaties hebben een vriendenkring, sommige met duizenden vrienden, andere met een handjevol. De motieven om ‘vriend’ te worden, lopen uiteen van sympathie tot kortingen. Een serie portretten.

“Ik ben ongeveer vanaf 2001, een jaar na het verschijnen van mijn Fries/Nederlandse debuutbundel ‘De Wizers yn it Read’  (De Wijzers in het Rood), een groot fan van Perdu. Ik woonde toen nog in Groningen en las regelmatig ‘de Poëziekrant’ over de verschillende literaire aktiviteiten hier. Sinds een aantal jaar woon ik in Amsterdam, en ik ben uiteindelijk vorig jaar een zogenaamd dikke vriend geworden. Het spannende van Perdu is dat ze nadenken over hoe je poëzie in een theatervorm kunt presenteren en hoe je minder bekende en ontoegankelijkere experimentele poëzie onder de aandacht kunt brengen bij een breder publiek. Veel van mijn favoriete bekende en minder bekende dichters hebben hier de ruimte gekregen om hun werk voor te dragen, of doen dat  nog steeds.. In het seizoen kom ik hier bijna wekelijks; ik heb hier zelf  een aantal van mijn bundels mogen presenteren en heb aan diverse avonden meegedaan. Eén van die avonden, met als thema “De Lezer” was vorig jaar, naar aanleiding van het verschijnen van mijn bundel ‘Bang voor de Bal’. Het was een gesprek met dichter en criticus Hans Groenewegen. Normaal zou je verwachten dat hij mij vragen over mijn werk zou stellen, maar uiteindelijk moest ik hem interviewen over zijn gedachten bij het lezen van mijn bundel. Perdu heeft ook lange tijd Carte Blanche avonden gehouden, waarbij je als dichter een bepaald budget toegewezen kreeg, en de volledige vrijheid had de invulling van de avond te verzorgen. Bij SLAA, waar ik in de redactieraad zat, heb ik onder de naam Poëzie-Café iets soortgelijks opgestart. Bij Perdu heb ik  mijn beste voordrachten gehad. Het  publiek dat hier komt heeft meestal een getraind oor voor poëzie. Ze hebben geleerd goed te luisteren. Tijdens de voordrachten kun je niet even snel terugbladeren naar de eerste regel van een gedicht, als je de tekst niet in één keer begrijpt. De gedichten die hier voorgedragen worden zijn over het algemeen ingewikkelder dan wat je op andere festivals of poëzieavonden hoort, ; als luisteraar heb je er meer concentratie voor nodig. De avonden worden meestal goed bezocht, maar het kan ook voorkomen dat er maar een man of tien zit. Jammer, maar ook dan kan het een mooie en boeiende avond zijn.”

Stichting Perdu aan de Kloveniersburgwal 86 telt ongeveer honderd vrienden. Er zijn drie categorieën vrienden: vriend v.a. €30, dikke vriend v.a. €50 en boezemvriend v.a. €100. Als welkomstgeschenk mag je uit vijf Perdu titels een boek uitkiezen en ontvang je maandelijks de Perdu agenda De Fraktie. 2 september wordt het nieuwe seizoen geopend met de presentatie van de nieuwe bundel van Krijn Peter Hesselink:  'Als geen ander'. Info www.perdu.nl

Bron: Parool, 18-08-2008 en http://www.janvanbreda.com/

terug naar boven



Dichter ‘fleurich’ van werk Van Veen

 
Door Fedde Dijkstra

LEEUWARDEN – Veertien gedichten van Tsead Bruinja in het Nederlands en Fries zijn door zanger-cabaretier Herman van Veen verwerkt in schilderijen. De doeken zijn van 1 tot en met 15 juni te zien het atrium van Natuurmuseum Fryslân, waar ze gisteren arriveerden.
Zanger, liedjesschrijver en cabaretier Herman van Veen vond in een boekhandel in Antwerpen een verhandeling over Bruinja’s dichtwerk. ,,Ik heb het ter plekke allemaal gelezen. Voor mij was hij een ontdekking.’’
Zinnen en woorden kantelen bij Bruinja voortdurend in betekenis, vindt Van Veen, ,,zoals buitenlicht dat valt op een schilderij, dat schilderij voortdurend doet veranderen. Dus dacht ik: dat ga ik verven.’’
De dichter stuurde een selectie uit zijn nieuwe tweetalige bundel op, waarmee Van Veen op doek aan de slag is gegaan. ‘Alsof je het licht vangt’, heet de tentoonstelling.
Een van de grootste doeken is het werk dat Van Veen maakte bij ‘liefste niemand weet’ / ‘leave nimmen wit’. Het vers begint met: ‘leave nimmen wit hoe’t wy yn eardere libbens / inoar foarby ronnen of de bus misten dêr’t ien / fan ús beiden yn siet’.
Van Veens verbeelding ,,jout my in nije blik op it gedicht’’, reageert dichter Bruinja als hij het resultaat voor het eerst ziet. ,,It is ek moai dat er oan de linkerkant de earste wurden fan it gedicht yn syn eigen hânskrift werjout. Dat is hast like persoanlik as syn stim.’’
De meeste doeken die Van Veen maakte, zijn vrij donker. ,,Dat is net sa nuver. De bondel hjit net foar neat ‘De geboorte van het zwarte paard’: dat hat fansels mei de dea te krijen. Dit iene gedicht wat minder trouwens. In soad fan myn wurk giet oer de ôfstân tusken minsken. Dit gedicht giet der eins oer dat as je yn reïnkarnaasje leauwe en as je eins ‘soulmates’ binne, dat je dan ek wol ien libben oerslaan kinne soene. It kin wêze dat wannear’t je elkoar treffe soene, ien fan beiden krekt de bus mist’’, aldus Bruinja.
,,Yn it gedicht sit ek de rigel ‘dat der noait mear tusken ús wêze sil as dit hielal’. Dat kosmyske sjoch ik werom yn it middelste stik fan Herman syn skilderij. Mar je kinne der in soad dingen yn sjen. En dat is presiis goed. It is net in plaatsje by in praatsje. Ik wurd der hiel fleurich fan en ik bin hiel nijsgjirrich nei it oare wurk.’’
Van Veen herkent veel in Bruinja’s gedicht. ,,Hoe kan iemand nu in een tekst mijn beleving schrijven, terwijl ik hem niet eens ken? Ik heb een parallelle ervaring met iemand zo vaak zien, zonder hem waarachtig ervaren te hebben,dat je na tien jaar moet zeggen: was jij dat al die tijd? Dat is adembenemend’’, vindt Van Veen.
Op de expositie zijn de gedichten naast de schilderijen te lezen in het Nederlands en het Fries. Op 5 en 7 juni zijn er workshops dichten en schilderen bij Maarsingh en Van Steijn in de Bollemanssteeg, waar tijdens de expositie ook een korte film te zien is over de samenwerking tussen dichter en schilder.
 

Bron: Leeuwarder Courant, 27-05-2008

terug naar boven


Tsead Bruinja: Hollandsche glorie en Fryske boppeslach

Troch Marrit de Schiffart

Hy is berne yn Rinsumageast en wennet no yn Amsterdam. Dichtsje docht er sawol yn it Frysk as yn it Nederlânsk. Foarkar foar de iene of de oare taal hat er net. Allinne foardrage, dat docht er leafst yn syn memmetaal. Hoe switche je as twatalich dichter tusken it Nederlânsk en it Frysk? Skanoskrift gong yn petear mei Tsead Bruinja.

Tjeerd Bruinja hat as dichtersnamme Tsead. Dêrmei ha wy it earste ‘switchmomint’ al te pakken. Betsjut dit in foarkar foar it Frysk? ‘Ja’, andert Bruinja. ‘Op dit flak ha ’k in foarkar foar it Frysk. Myn âlden sprutsen my thús altyd al oan mei Tsead. Myn heit woe my by de berte ek oanjaan as Tsead, mar dat wegere de amtner fan tsjinst. Dus doe is it Tjeerd wurden. Om’t ik my gjin Tjeerd fiel, ha ‘k it sels mar ferfryske.’

De no 33-jierriche Bruinja skreau syn earste gedicht trouwens net yn it Frysk of Nederlânsk, mar yn ’t Ingelsk. De leafde foar poëzy ûntstie by Bruinja nammentlik doe’t er Ingelsk studearre yn Grins. Yn dy tiid lies er in soad Ingelske poëzy. Hy krige der hieltyd mear niget oan en begûn sels ek te dichtsjen. Earst yn it Ingelsk en letter yn it Nederlânsk.  

Fryske ynspiraasje

De Fryske ynspiraasje kaam noch letter. ‘Ja, dat wie doe’t ik dwaande wie mei it organisearjen fan it literêre festival Winterschrift’, fertelt Bruinja, dy’t him yn synstudintetiid in soad dwaande hold mei it organisearjen fan literêre manifestaasjes en projekten. ‘By Winterschrift rekke ik oan ’e praat mei HJIR-redakteur Marijke de Boer. Sy frege oft ik net ris yn it Frysk dichtsje woe. Eat wêr’t ik hielendal net mei dwaande wie. In pear dagen letter lies ik in bondel fan Albertina Soepboer. Ik fûn der neat oan, net omdat de gedichten net moai wienen, mar gewoan om’t ik net wend wie om Frysk te lêzen. Nei Winterschrift ha ’k dy bondel der noch ris by pakt. En doe rekke it my wol.’

En doe wiest ferkocht? ‘Ja, doe ha ‘k sels ek mar ris besocht om yn it Frysk te dichtsjen. Myn earste Fryske fers skreau ik op it kantoar fan boekhannel Wolters-Noordhoff. Om wat by te fertsjinjen wurke ik dêr yn dy tiid as skjinmakker. As ik tusken it wurk troch tiid oer hie, luts ik my mei pin en papier werom op it kantoarke. Dat earste gedicht slagge wol, dat doe bin ‘k fierder gongen yn it Frysk.’ En dat waard in sukses. Yn 2000 debutearre Bruinja mei de bondel De wizers yn it read.

Twa talen, ien skriuwer

Hjoed de dei skriuwt Bruinja sawol yn it Frysk as yn it Nederlânsk. De Fryske perioaden wikselje de Nederlânske ôf. ‘Dan is der wer in tiid dat ik Nederlânske gedichten skriuw wylst ik letter wer allinne mar Fryske ynspiraasje ha’, fertelt Bruinja. ‘Ik stjoer dat net sels, it is mar krekt wat der boppe komt.’ Neffens de dichter ferskille syn Nederlânske en Fryske gedichten wat ûnderwerpen oangiet net bot fan elkoar. Wol in grut ferskil tusken de twa talen foarmje de klanken. Bruinja: ‘Frysk is folle klankriker as Nederlânsk. Dat komt foaral by foardrachten goed nei foaren. Ôfrûne simmer droech ik foar op it Struga Poetry Evenings, in poëzyfestival yn Masedoanië. Ik murk dêr dat myn Fryske gedichten mear dienen mei it publyk. Dat komt tink ik fan dy klankrykheid. It Frysk komt heftiger oer. Boppedat is it nasaler, wylder en rûger. Al komt dat lêste tink ik ek om’t ik út ‘e Wâlden kom. Dêr is de Fryske taal yn syn gehiel wat rûger.’

Wat skriuwen oanbelanget hat Bruinja gjin foarkar foar de iene of de oare taal. Hy beskôget sawol it Frysk as it Nederlânsk as eigen. ‘Yn it ferline murk ik noch wolris dat it Nederlânsk myn earste taal net is. Dat ha‘k no net mear. Ik tink no just dat myn Frysk noch wol better kin. Hjir yn Amsterdam praat ik net in soad Frysk en dat docht myn Fryske taalgefoel fansels net goed.’ Dochs is dat foar de dichter gjin reden om werom te gean nei Fryslân. Neffens Bruinja lizze der yn Fryslân net genôch kânsen foar in dichter. ‘Der is gjin poadium, dêrfoar moat je nei Amsterdam, Utert of Grins.’  

Stúdzje Frysk

Bruinja hat yn Grins ek noch in jier Frysk studearre. Hy woe mear leare oer Fryslân en it Frysk. Mar boppe-al woe der in eigen Fryske skriuwstyl ûntwikkelje. Eat wat wol slagge is neffens de dichter. ‘Ja, ik bin yn dat jier folle wisser wurden fan myn eigen Frysk en ik ha leard om it Frysk te skriuwen sa’t ik it skriuwe wol. Dat is ien fan de belangrykste lessen dy’t ik yn dy tiid opdien ha.’

Yn maaie komt der in nije bondel fan Bruinja op ‘e merk. Geboorte van het zwarte paard is in twatalige seleksje út syn Fryske wurk. Op fersyk fan syn Nederlânske lêzers hat Bruinja syn bêste Fryske gedichten oersetten nei it Nederlânsk. Mei dizze bondel nimt Bruinja it switchen tusken Frysk en Nederlânsk dus wol hiel letterlik.     

Boarne: Skanoskrift, 2008

terug naar boven


Een muzikale manier van nadenken

door Maarten Gulden

Wie de website van dichter Tsead Bruinja bezoekt kan kiezen uit verschillende talen. Naast het Nederlands en het Fries zijn dat onder andere het Spaans, Afrikaans, Japans en Arabisch. Hij beperkt zich niet tot één taal, medium of land. Zo heeft Bruinja meerdere bundels in het Fries en het Nederlands op zijn naam staan, is hij op internet op vele plaatsen te vinden en staat hij ook graag buiten Nederland en Vlaanderen op het podium. Poëzie kent voor hem geen grenzen.

'Ik ben geïnteresseerd in poëzie die in andere talen en culturen wordt geschreven. Ik treed ook vaak in het buitenland op, omdat ik uit mezelf niet snel op reis zou gaan,' vertelt Bruinja. 'Het is bijna altijd een leerzame en een plezierige ervaring. Als je in Nederland op de meeste festivals te gast bent geweest, word je natuurlijk niet elk jaar weer uitgenodigd. Wanneer je ook in het buitenland optreedt, vergroot je de mogelijkheden om op te treden. Op deze manier kan ik me een paar keer per jaar weer in een wereld wanen waar poëzie centraal staat.' Bruinja houdt van het podium en van optreden. 'Ik wil gewoon graag dat mensen mijn werk lezen en naar mijn optredens komen.'

Struga


In augustus was hij op het poëziefestival Struga Poetry Evenings in Struga in Macedonië, waarvoor hij een uitnodiging had gekregen. 'Het was geweldig,' verzucht Bruinja. 'Ik heb veel van het land gezien en vaak opgetreden. Ik verwachtte dat het heel officieel zou zijn en dat we misschien gedurende de hele week maar een keer een gedicht zouden mogen voorlezen. Dat bleken er meer te zijn. Bovendien heb ik er de volgende geweldige dichters ontmoet: Carolyn Forché (Amerika), Stanley Onjezani Kenani (Malawi), Mary O'Malley (Ierland), Kyong Mi Park (Japan) en Sjon (IJsland). Binnenkort zal er op de website dus ook een Macedonisch deel komen - dat is geen spielerei, zoals misschien gedacht wordt. Aangezien ik zelf een minderheidstaal spreek, wil ik mensen op poëtische wijze de hand schudden via hun eigen taal en hen niet dwingen om mijn gedichten alleen maar in het Engels te lezen.'

Denken in het Fries

Bruinja begon met het schrijven van songteksten en gedichten, zo rond zijn veertiende. Niet in het Fries, zoals sommigen denken, maar in het Engels. 'Die keuze moet zijn voortgekomen uit de muziek waar ik naar luisterde. Maar tijdens mijn studie Engels besefte ik dat mijn beheersing van deze taal tekortschoot. Daarna ben ik eerst in het Nederlands gaan schrijven en toen pas in het Fries.' In het Fries schreef hij vooral over zijn ouders, over de ziekte en de dood van zijn moeder, en over zijn grootouders. In zijn laatste Friese bundel, Gers dat alfêst laket / Gras dat alvast lacht, is dat anders. Die bundel is volgens de dichter meer op de buitenwereld gericht en gaat vooral over liefde en religie in deze tijd.

Volgend jaar verschijnt er bij Cossee een bloemlezing uit de vier Friese bundels. 'Mijn Nederlandse poëzie was lange tijd meer een abstracte bezigheid, een soort laboratorium, maar de gedichten die ik nu in het Nederlands schrijf zijn de laatste tijd persoonlijker geworden en helderder', gaat hij verder. 'Misschien voel ik me meer op gemak met mezelf en met de Nederlandse taal. Vroeger was ik erg bang om fouten te maken en dacht ik wellicht ook meer in het Fries. Het Nederlands voelt steeds natuurlijker aan en daarnaast denk ik dat ik me iets minder druk maak over hoe het hoort.'

Vlak land

Het feit dat hij in Friesland is geboren, heeft geen grote impact gehad op zijn poëzie. Bruinja: 'Hoewel het een vrij rustig gebied was, broeide er naar mijn gevoel altijd iets ruws en agressiefs. Dat ruwe heeft zijn weg gevonden in mijn gedichten. Friesland is een vlak land en op grond daarvan zou je een kale en nuchtere schrijfstijl kunnen verwachten, maar ik geloof niet dat die vlieger voor mijn werk op gaat. Ik voel me wel verwant met de boerenachtergrond van mijn ouders en grootouders, maar dat gaat niet zo ver dat ik alleen over het landleven wil schrijven. Bovendien was ik echt een 'binnenkind'. Mijn moeder moest me soms naar buiten schoppen, zelfs als het mooi weer was.'
De verhuizing van Groningen, waar hij negen jaar woonde en werkte, naar Amsterdam, heeft evenmin zijn poëzie beïnvloed. 'Ik word meer beïnvloed door wie ik lees. Ik geniet wel van de bedrijvigheid en veelheid aan stemmen op het gebied van poëzie in Amsterdam, maar die was er ook in Groningen. Als mijn poëzie al veranderd is, dan is dat meer doordat ik ouder ben geworden en meer bundels heb geschreven', aldus Bruinja.

Cossee

Zijn laatste dichtbundel is bij een andere uitgever verschenen. 'Laat ik vooropstellen dat ik veel aan Contact te danken heb, en met name aan mijn toenmalige redacteur Erna Staal. Deze uitgever durfde het avontuur met mij aan en heeft me altijd geweldig gesteund. Ik ben ze dankbaar voor het feit dat ze, samen met uitgeverij Bornmeer Hein Jaap Hilarides, mij de kans gaven om de Droom in blauwe regenjas te maken, een bloemlezing met werk van nieuwe Friese dichters,' zegt hij over de overstap. 'Toen ik in 2006 een bloemlezing uit mijn Friese werk wilde publiceren, was Contact daar enthousiast over. Het verschijnen van die bloemlezing werd echter uitgesteld en in de communicatie daarover heeft de uitgever een paar steken laten vallen. Ik begreep het punt dat ze minder poëzie konden uitgeven dan ze wilden, maar wij hadden een afspraak en ik had Bang voor de bal ook al in de planning staan. Ik heb zelf ook fouten gemaakt in de communicatie met Contact. Ik was kwaad en ben opgestapt, ook omdat ze me het gevoel gaven dat ik moeilijk zat te doen, maar met de meeste mensen bij de uitgeverij heb ik nog een uitstekende band. Ik blijf het een mooi fonds vinden, vooral het poëziefonds.'
Vervolgens maakte Bruinja de overstap naar Cossee, een kleinere uitgever - dat sprak hem aan. 'Elk boek dat ze uitgeven, wordt door elke medewerker gelezen. Dat zie je niet vaak', legt hij uit. 'Bovendien was er, toen ik erbij kwam, maar één andere dichter bij Cossee: Mark Boog. Ik heb respect voor het werk van Boog, dus ik voelde me thuis in het fonds. Sinds kort is Hélène Gelèns eraan toegevoegd, waar ik ook erg blij mee ben. Maar dat Alfred Schaffer destijds redacteur was bij Cossee, was misschien nog wel de belangrijkste reden voor mijn overstap. Tot dan toe had ik nooit om veel redactie op mijn bundels gevraagd. Dat wilde ik veranderen en Alfred leek me, en bleek, daar de meest geschikte persoon voor."

Het dromen van de taal

In de dichtbundel Bang voor de bal staan veel quotes uit songteksten. 'Songteksten zijn voor mij minstens even belangrijk als poëzie,' licht Bruinja toe. 'De quotes komen uit teksten van bands waar ik graag naar luister. Per quote zou ik eventueel kunnen toelichten waarom ik daarvoor gekozen heb, maar wellicht wordt dit interview daardoor te lang. De quotes gaan een band aan met de afdeling waar ze voor staan en stiekem hoop ik dat lezers van Bang voor de bal die bands nog eens gaan beluisteren. Een band als Marillion roept bij veel mensen herinneringen op aan de jaren tachtig, terwijl ze nu muziek maken die ook door fans van Coldplay en Keane gewaardeerd zou kunnen worden.' Bruinja ziet een sterk verband tussen poëzie en muziek: 'Poëzie is voor mij een muzikale manier van nadenken. Dromen wordt wel eens verklaard als een bijeffect van het verwerken van alles dat je overdag meemaakt. Ik zie het schrijven van poëzie als het dromen van de taal of de verwerking van taal in je hersenen. Dit geldt vooral voor de eerste regel. Zodra je die geschreven hebt, voeg je dingen toe en begint er een betekenis te ontstaan die samen met de associaties en de muziek van die eerste regel de rest stuurt.'

Bron: Meander, 22-09-2007

terug naar boven



Tsead Bruinja in Gedichtendagtrein op Gedichtendag 2007 *

,,Leafde giet boppe alles út / De liefde gaat boven alles”

Stilte en eenvoud. Daarvoor vraagt Poetry International aandacht op Gedichtendag 2007. Als een tegenwicht voor de zaptijd waarin wij ons bevinden. Is de stilte immers niet onlosmakelijk verbonden met het gedicht? In de vorm, als houding, in de verwerking. ,,Ja” begint dichter Tsead Bruinja”, ,,de stilte in het wit tussen de regels is belangrijk gereedschap voor de dichter.” Hij grijnst. ,,Maar ik vind het allemaal ook wel wat bla, bla, hoor.”

door Gerbrich van der Meer

Laat ik het dan anders formuleren. Of hij stilte nodig heeft om gedichten te kunnen maken. Tsead Bruinja lacht. ,,Ik heb juist vaak muziek om me heen. Ik zoek de muziek zelfs bewust uit om in een bepaalde stemming te komen.” Misschien dat hij eerder een bepaalde eenzaamheid nodig heeft. ,,Dat kan ook in een propvolle trein. Ik moet gewoon het gevoel hebben dat ik niet iets met de mensen om me heen hoef. Dat ik vrij ben. Ik kan ook goed alleen zijn.”


Tsead Bruinja werd geboren in Rinsumageest. Als jochie wilde hij niets anders dan muzikant worden. ,,Mijn vader was drummer. Ook al deed hij er later niets meer mee, de drumstokjes hield hij. Die fascineerden me. Ik zie die twee drumstokjes in die lade nog liggen naast het mes, dat hij eens gevonden had.”

Zelf wilde hij dolgraag op keyboardles. ,,Mar mijn vader en stiefmoeder dachten vast dat dat maar een bevlieging was. Ik zat in die tijd ook vol van Toto en de Dire Straits,” herinnert hij zich. Riemer Monsma, ,,een hele goede gitarist” van Joy for People, leerde hem de beginselen van het gitaarspel. ,,En ik maar bandjes opstarten”, glimlacht hij. ,,Wat een ruzie, het werd nooit wat.”

In zijn middelbare schooltijd begon Bruinja zich meer op teksten te richten. Geduldig begeleidde hij zichzelf op de gitaar. Hij ontdekte dat zijn teksten vaak geen echte songteksten waren, maar eerder gedichten.


In Groningen waar hij Engels studeerde, legde hij zich toe op het dichten in het Engels. Hij glimlacht. ,,Ik droomde ervan om een groot Engels dichter te worden.” Al snel weer met beide benen op de grond begon de Fries zijn dichterlijke aspiraties ook in het Nederlands te uiten. Het waren twee vrouwen die hem de weg wezen naar zijn moedertaal. ,,Het was in 1998. Ik was bezig met de organisatie van het literatuurfestival Winterschrift en kreeg een Friestalige bundel van Albertina Soepboer in handen. Dat Fries zei me niets. Net in die tijd moedigde Marijke de Boer me aan om het ook eens in het Fries te proberen.” Blijkbaar was er iets in gang gezet. Toen Tsead Bruinja na afloop van het festival de dichtbundel van Soepboer herlas, raakte het hem plotseling wel. Zijn contacten met Friese dichters in het hoge Noorden zoals Albertina Soepboer, Meindert Talma en Nyk de Vries brachten alles in een stroomversnelling. En zo debuteerde Bruinja twee jaar later - totaal onverwacht eigenlijk - met de Friestalige bundel De wizers yn it read / De wijzers in het rood (Bornmeer) gevolgd door nog drie Friestalige bundels, waarvan de laatste Gers dat alfêst laket / Gras dat alvast lacht (Bornmeer) als titel draagt.

De inmiddels in Amsterdam wonende dichter debuteerde drie jaar later na zijn Friese debuut met de Nederlandstalige bundel Dat het zo hoorde , die in 2004 werd genomineerd voor de Jo Peters PoëziePrijs. In datzelfde jaar verscheen Bruinja's tweede Nederlandstalige bundel Batterij .

,,Ik heb het eerst niet in willen zien”, bekent Bruinja, ,,maar in de poëzie heb ik veel meer registers tot mijn beschikking als in de muziek. Wat ik in de muziek niet kan maken, kan ik wel in mijn poëzie.”

Vehikel

Misschien is hij dan wel geen muzikant geworden in de enge betekenis van het woord, opvallend is zijn muzikaal gebruik van het woordenspectrum in zijn gedichten. Of zoals een recensent van de Groene Amsterdammer het zo mooi zei: ‘Muzikaliteit zindert in alle gedichten van Bruinja'.

Ritme en toon zijn belangrijke ingrediënten in Bruinja zijn verzen. In het titelgedicht van zijn vorige week verschenen dichtbundel Bang voor de bal was het hakkend ritme in de dichtregel ‘krulspelden stoppelvelden mollenhopen dauw' bijvoorbeeld noodzakelijk om de laatste regel ‘bang voor de bal schopt' hard aan te laten komen bij de lezer, zo vertelt hij.

Ook op een andere manier laat muziek hem niet los. Bruinja is geïntrigeerd door het idee dat muziek als vehikel voor poëzie kan worden gebruikt. Voorbeelden voor hem zijn de zanger Jim Morrison (1943) van The Doors en de band Marillion. ,,Het album An American Prayer (1978) van The Doors heeft mij enorm geïnspireerd.” Dat album ontstond zeven jaar na de dood van zanger Jim Morrison. ,,Hij had in 1970, een jaar voor zijn dood, al zijn gedichten nog ingesproken.” De overgebleven bandleden besloten er muziek bij te schrijven met een indrukwekkende plaat als resultaat.

Geregeld werkt Bruinja samen met muzikanten als hij voordrachten houdt, vertelt hij en begint terstond te glimmen.,,Het kan me soms helemaal optillen. Er kan zoveel dynamiek ontstaan.” Hij vindt het geweldig te ervaren hoe twee verschillende beeldende vormen op elkaar kunnen reageren. ,,De muziek laat me ook op een andere manier voorlezen. Op goeie momenten kan het me zelfs in extase brengen. Ik heb het zelfs weleens meegemaakt dat ik na afloop van de voordracht helemaal buiten adem was. Dat heb ik nooit als ik het alleen voordraag.”

Muziek mag nooit dienen als illustratie van een gedicht, vindt hij. ,,Geen paardengehinnik als ik het in mijn gedicht bijvoorbeeld over een paard heb. Een muzikant moet naar aanleiding van het gedicht zijn eigen verhaal vertellen. Dat brengt het geheel op een hoger plan.”

Vanavond, op de vooravond van het poëtisch festival is Tsead Bruinja als DJ te beluisteren in Paradiso te Amsterdam. Daar zal hij zijn publiek vast en zeker trakteren op muziek van zijn muzikale inspirators.

Bang voor de bal

Toevallig vallen Gedichtendag 2007 en de uitgave van Bruinja zijn laatste bundel Bang voor de bal bijna samen. Daar zal hij morgen zeker uit voorlezen als hij samen met Simon Vinkenoog, Hagar Peeters, Erik-Jan Harmens en Ruben van Gogh heel Nederland door toert met de Gedichtendagtrein.


Bang voor de bal is een bundel vol zorgen en hoop. Als geëngageerd dichter legt Bruinja in zijn verzen de vinger op zere plekken in de maatschappij. In het gedeelte 'Hartbewaking' waarschuwt hij ervoor politici te snel te vertrouwen middels twee gedichten over Henry Kissinger. ,,Ik moest eens een gedicht bij een foto fan Kissinger maken. Toen ik me in zijn leven verdiepte kwam ik erachter wat voor smeerlap hij was geweest. Daar wilde ik in mijn gedicht iets mee doen. Aan de basis lag het gevoel: vertrouw politici niet te gauw, ook niet als ze net als Kissinger de Nobelprijs voor de vrede hebben gewonnen.”

In het gedicht ‘dansen de honden' geeft hij lucht aan de angst die veiligheidsbeambten kunnen oproepen. Zijn gevoel werd kortgeleden nog eens bevestigd tijdens de nazit van het literair festival ‘Winternachten'. ,,Het was om een uur of drie `s nachts, toen er een ploegje gespierde veiligheidsbeambten binnen kwam voor een bak koffie. Ik kreeg het gewoon benauwd van hun intimiderende gedrag. Het lijken wel SS-ers schoot door mij heen.”

Waren zijn zorgen en hoop in zijn eerdere bundels meer intern gericht, in de laatste twee bundels Gers dat alfêst laket en Bang voor de bal gaat hij de confrontatie met de buitenwereld aan. Nieuw is dat hij veel explicieter van taal is en directer van toon. Kissinger, Oprah Winfrey, Dion Graus, maar ook mannen in jurken komen we tegen.

De zorg over de wereld valt samen met de juist hoopvolle fase in zijn leven, waar hij de lezer gelukkig ook deelgenoot van maakt.

In het laatste deel ‘het geld het fruit', -,,Ik wilde zacht eindigen” licht hij toe-, trakteert Bruinja de lezer op een paar gedichten waarin hij zijn liefde voor zijn vrouw Saskia bezingt. Teder, kwetsbaar, uitgelaten, vol van verlangen. Zijn ogen stralen als hij over haar vertelt, anderhalf jaar getrouwd, drie jaar samen.

Nog niet eerder zette hij met een nieuwe bundel innerlijk zo duidelijk zo'n grote stap.

,,Ik heb in deze bundel onbewust uitgedokterd of ik in deze maatschappij met zijn beangstigende kanten een kind groot brengen kan en wil. Je kunt het ook pessimisme noemen of egoïsme, maar in mijn omgeving zijn er heel wat die ervoor kiezen om de verantwoordelijkheid niet aan te gaan. ,,Toen ik de bundel af had, en de wereld van alle kanten belicht had, toen wist ik het. Liefde gaat boven alles. Door het verwoorden van mijn liefde voor mijn vrouw, is mijn verlangen naar Sas en een kind samen alleen maar groter geworden. Bovendien,” lacht hij, ,,ik heb het in mijn gedichten vaak over een zoon, dus ik wil het nu ook zelf wel graag meemaken.”

Bron: Het Friesch Dagblad, 24-01-2007

*In de oorspronkelijke publicatie stonden de antwoorden in het Fries. Ik heb ze voor de website vertaald.

Bij het interview waren de onderstaande gedichten uit Bang voor de bal geplaatst, waarvan het gedicht 'Bang voor de bal' het volgende onderschrift kreeg:

Het gedicht ‘Bang voor de bal door het winkelraam' is in opdracht geschreven voor de etalage van een galerie, dat uit drie ramen bestond”, vertelt Bruinja. ,,Vandaar die indeling.” Ik stelde me voor dat de mensen die voorbij liepen of recht erop af kwamen steeds een andere strofe als eerste te lezen zouden krijgen. Daar heb ik wat mee gedaan. Tijdens mijn voordracht laat ik die zinnen ook door elkaar heen lopen.” Het gedicht 'Bang voor de bal door het winkelraam' gaat over angsten. Angst voor verantwoordelijkheid, angst voor het frivole, angst voor de ander. Meneer, de jongen, of, zo je wilt de jonge man Bang voor de bal is de personificatie van die angst die uiteindelijk overwonnen wordt. Als je het gedicht tenminste met die laatste zin laat afsluiten.

herhaald verzoek

ik kijk om me heen
en er is niets nieuws niets ouds
dat ik open kan doen

jij klopt aan

en er zijn cafés er zijn boeken
die ik open kan doen

er zijn tafels
waar mensen aan zitten

misschien staat er in hun agenda
één verjaardag die het onthouden
waard is

en ik heb de meest waardeloze knieën

en ik vraag je

elke ochtend dat jij je ogen open doet
om de wereld nieuw te maken

vraag ik je weer

terug naar boven



In Letterland - Interview met Tsead Bruinja

- door Xavier Roelens

Op dinsdag 9 januari wordt in Amsterdam de derde bundel van Tsead Bruinja voorgesteld: Bang voor de bal . De in Letterland -redactie nam de kans te baat om al eens in de bundel te bladeren en de dichter enkele vragen te stellen.

Wat mij op de eerste plaats opvalt en wat volgens mij ook de kracht van deze bundel uitmaakt, is dat je meer de anekdotiek toelaat in de bundel, maar zonder de muzikaliteit van je vorige bundels te verloochenen. Je schrijft concreter, alledaagser en ook maatschappelijker dan in je vorige bundels. Het volgende fragment lijkt mij die omslag te verwoorden:

“er liggen betekenissen op de loer
die dit gedicht kunnen bederven

ergens zingt iemand

kom niet samen
kom niet samen

drijf een wig

maar mijn vrouw houdt mijn week oude nichtje op haar schoot
en ik raak er niet op uitgekeken hoe goed het haar staat”

(uit: Specialist op het gebied van kozijnen , voordracht )

In dat ene woordje ‘maar' maak je een keuze van de betekenis boven het zingen. Is in je nieuwe bundel de muzikaliteit ondergeschikt geworden aan de betekenis, aan wat je te vertellen hebt?

Ik denk dat je daar een goed punt hebt. Met Bang voor de bal wilde ik een bundel schrijven die iets toegankelijker en anekdotischer was dan de wat hardere en hermetischere bundel Batterij . Bang voor de bal is deels een reflectie op het getrouwde leven dat ik nu leid. Wellicht dat de rust die dat leven gebracht heeft, en dan bedoel ik uiteraard niet het cliché van de burgerlijke saaiheid, ook tot iets meer kalmte in de poëzie en de klank van de gedichten heeft geleid. Er zijn wel nog altijd een aantal gedichten in deze bundel die stevig op klank leunen en die niet hadden misstaan in Batterij . Uit de recensies van Batterij had ik het idee gekregen dat men niet begreep wat er zich in de eerste afdeling van die bundel afspeelde, terwijl dat bij de bundel Hulp van Bart Meuleman met een vergelijkbare thematiek, wel het geval was. Waarschijnlijk had ik het verhaal te zeer in muziek 'verpakt'. Vandaar dat ik de gedichten in Bang voor de bal wat meer lucht wilde geven. Wat ook meespeelde was het werken aan mijn vorige Friestalige bundel Gers dat alfêst laket / Gras dat alvast lacht . Die bundel was qua toon veel rustiger dan Batterij . Ik had eerst het idee om dat ook in Bang voor de bal te proberen, maar bij het schrijven pakte dat anders uit, werd de toon meer een tussentoon tussen die van mijn eerste Nederlandstalige en iets gevoeligere bundel Dat het zo hoorde en die van de wat woestere Batterij .

In het gedicht In de duinen laat je dan weer het publiek kiezen tussen 'geëngageerd' en 'romantisch'. Vanuit dat gedicht gelezen valt de bundel uiteen in meer geëngageerde, naar buiten gerichte momenten en meer romantische, in de zin van intiem en naar binnen gericht. Voor jou als dichter lijken beide te kunnen (of moeten?) in een gedicht. Maar als jij in het publiek zat, wat zou jij geroepen hebben en waarom?

Ik zou geëngageerd hebben geroepen, vooral om de dichter te pesten. Een goed geëngageerd gedicht schrijven, zonder wijzend vingertje en met het idee dat er voor jezelf iets op het spel staat, is erg lastig. Ik ben nieuwsgieriger naar hoe andere dichters daar mee omgaan dan naar hoe ze schrijven over intiemere zaken als de liefde.

Bang voor de bal ( voordracht ), het titelgedicht van de bundel, werd oorspronkelijk geschreven voor het venster van een expositieruimte in Middelburg. De aan het venster aangepaste lay-out van het gedicht heb je in de bundel nagebootst. Werd dit het titelgedicht om een associatieve manier van lezen centraal te stellen of wil je met die titel op de eerste plaats irrationele angsten centraal stellen – gekoppeld aan de meer maatschappelijke gedichten?

Bang voor de bal gaat vooral over angst, over angst voor het aangaan van relaties op het gebied van de vriendschap en de liefde, maar ook over het op je nemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid. Het ligt in het verlengde van de uitdrukking 'wie kaatst, moet de bal verwachten'. Het gaat onder andere over de verontwaardigde reacties in het conflict tussen de Islamitische fundamentalisten en het Westen. Dat men opkijkt van die heisa, vind ik absurd. Toen ik de vliegtuigen zich in de Twin Towers zag boren, was ik niet verbaasd. Ik vond het geen goede oplossing, maar ik kon me voorstellen dat het gedrag en de bemoeiens van de VS en haar criminele regering, op een evenredig wrede reactie kon rekenen.

Je zal samen met Vrouwkje Tuinman , die binnenkort met de nieuwe bundel Receptie komt, door Nederland reizen en optreden. Wat trekt je aan in het touren, en meer bepaald in het touren met Vrouwkje Tuinman?

Vrouwkje Tuinman haar tweede bundel Receptie komt ongeveer tegelijkertijd uit met mijn nieuwe bundel. We kennen elkaar goed en schrijven totaal tegenovergestelde poëzie. Natuurlijk wil ik graag Bang voor de bal aan de man brengen, maar voor het publiek is het interessanter om tegelijkertijd ook een ander geluid te horen. Waar ik overigens ook erg blij mee ben, is dat de zangeres/songwriter Leine op een deel van het tourtje met ons meekomt. Ik kan iedereen haar nieuwe cd Songs at the dinner table aanraden die o.a. in Oor en in Revolver prachtige recensies kreeg. Je kunt enkele nummers hier beluisteren.

Tot slot: je gebruikt vele motto's uit popsongs. Welke soundtrack raad je de lezer aan bij het lezen van je bundel? (max. 3 liedjes of 1 cd)

Clutching at straws van Marillion . Het is de laatste cd met Fish, de band was net doorgebroken met Misplaced Childhood en staat onder druk van het succes op springen. Het is een plaat over dat succes, over drankmisbruik en over de Koude Oorlog, die toen bijna op zijn einde liep. Je kijkt op die CD net als in Bang voor de bal door de ogen van de dichter naar buiten:

They boarded up the synagogues, Uzis on a street corner
You can't take a photograph of Uzis on a street corner
The DJ resigned today they wouldn't let him have his say
Surface scratched where the needles play, Uzis on a street corner
Where do we go from here

en naar binnen:

At that time of the night
When streetlights throw crosses through window frames
Paranoia roams where the shadows reign
Oh, at that time of the night
At that time of the night
Your senses tangled in some new perfume
Criticism triggers of a loaded room
Oh, at that time of the night
So if you ask me
How do I feel inside
I could honestly tell you
We've been taken on a very long ride
And if my owners let me have some free time some day
With all good intention I would probably run away
Clutching the short straw

terug naar boven


Gelukkig is het menselijk tekort grenzeloos en eindeloos

Door Hans Gulpen

Wat als we dankzij de genetica straks allemaal gezond en gelukkig zijn? Is er dan nog poezie? Volgens dichter Ilja Leonard Pfeijffer wel. "We zijn buitengewoon vindingrijk in het creeren van ons eigen ongeluk.

NIJMEGEN Zit poezie in de genen? Ilja Leonard Pfeijffer denkt van wel. "Ik heb nooit voor de poezie gekozen, het was eerder zo dat de poezie voor mij koos", aldus de dichter. "Al heel jong zat ik van alles op te schrijven. Voor andere bezigheden had ik geen oog. Je kunt wel stellen dat het onvermijdelijke zich aan mij heeft voltrokken."

Pfeijffer (37), dichter van onder meer de bundel Het glimpen van de welkwiek, neemt zaterdag in Lux in Nijmegen deel aan een avond over 'de dichter en het gen'. Daar zal hij, in het kader van de programmareeks 'Confrontaties', een aantal collega's ontmoeten, onder wie Jean-Pierre Rawie, Ruben van Gogh, Hanz Mirck en Tsead Bruinja. Op verzoek van Lux hebben allen zich gebogen over de genetische toekomst van de mens. Want ook dichters hebben daar zo hun gedachten over.

Ze hebben er ook een gedicht over geschreven. Dat van Pfeijffer, dat hiernaast staat afgedrukt, heet simpelweg Genetisch gemanipuleerd gedicht. En gaat, volgens de dichter, over hoe het voelt om gemanipuleerd te zijn.

Volgens Pfeijffer ('Ik ben op dit vlak natuurlijk een amateur, zoals de meeste mensen.') is de genetische revolutie niet iets om je zorgen over te maken.

"Je maakt je toch ook geen zorgen over het weer? Het gebeurt toch, er is geen ontkomen aan. Ik ben geen doemdenker. Genetische manipulatie hoeft niet noodzakelijk te leiden tot iets slechts. Het kan, net als de uitvinding van de penicilline, het leven van de mens draaglijker maken. Als we door ingrijpen in ons erfelijk materiaal vervelende ziekten en andere vormen van lijden kunnen uitbannen, dan ben ik daar niet tegen."

Tsead Bruinja (31), dichter van onder meer de bundel Dat het zo hoorde, zond een gedicht in over de genetische 'reparatie' van een bajesklant ('terug uit de bak als een gerenoveerde klootzak/ met een knoopje tussen de benen'). Hij heeft gemengde gedachten over de genetica. "Misschien worden we resistent voor een aantal aandoeningen, dat is dan mooi, maar anderzijds: wat gaat al dat gemanipuleerde voedsel op termijn met ons doen? Dat moeten we maar afwachten." Toch geeft hij de wetenschap het voordeel van de twijfel. "We moeten er geen rem op zetten, maar het zaakje wel scherp in de gaten houden."

Heeft de poezie nog wel bestaansrecht als we straks allemaal gelukkig en gezond zijn en honderdvijftig jaar oud worden? Waar dan nog over te schrijven? Pfeijffer: "Poezie gaat niet alleen over sterfelijkheid, verval en neerslachtigheid, alhoewel ik moet toegeven dat het wel belangrijke thema's zijn. Ook gelukkige mensen kunnen behoefte hebben aan een gedicht."

Pfeijffer is niet bang dat de wetenschap de dichtkunst van haar belangrijkste thema's zal beroven. "Zelfs onder de best denkbare omstandigheden is de mens in staat zichzelf een depressie in te praten. We zijn buitengewoon vindingrijk in het creeren van ons eigen ongeluk. Dus ik maak me geen zorgen om de toekomst van de mensheid. Het menselijk tekort is gelukkig grenzeloos en oneindig."

Bruinja ziet het voor de poezie ook verre van somber in. "Zelfs al lopen we straks allemaal als tevreden prozac-slikkers rond, dan nog zijn we niet onkwetsbaar. We kunnen nog steeds overhoop worden gereden. Je kan ook gewoon worden afgeknald. Het thema van de vergankelijkheid blijft. Het is, inderdaad, onvergankelijk."

En mocht Bruinja kunnen kiezen tussen gelukkig zijn zonder poezie en ongelukkig met, dan kiest hij zeker voor het laatste. "Omdat in elk gedicht toch ook weer een onbeschrijflijk geluk schuilt. Al duurt het maar vijf seconden."

De dichter en het gen, 25 februari in Lux, Nijmegen. Met de dichters Ilja Leonard Pfeijffer, Jean-Pierre Rawie, Ruben van Gogh, Hanz Mirck, Jana Beranova en Tsead Bruinja; verder met Hub Zwart van het Centre for Society and Genomics. Aanvang 20.00 uur.

Bron: De Gelderlander,  February 23, 2006

terug naar boven


Interview met Tsead Bruinja (De Contrabas)

Tsead Bruinja (Rinsumageest, 1974) debuteerde in 2000 met de Friestalinge bundel De wizers yn it read/ De wijzers in het rood (Bornmeer). De derde Friestalige bundel Gegrommel fan satyn /Gegrommel van satijn (Bornmeer) verscheen in 2003, evenals zijn Nederlandstalige debuut Dat het zo hoorde (Contact). Eind 2004 zag de tweede Nederlandstalige bundel Batterij het licht, gevolgd door de door Bruinja en Hein Jaap Hilarides samengestelde bloemlezing Droom in blauwe regenjas - Nieuwe Friese dichters (Contact & Bornmeer). Begin 2005 verscheen de bloemlezing Klotengedichten (Passage), die Bruinja, net als de bloemlezing Kutgedichten, samenstelde met Daniël Dee. Bruinja is vaste medewerker aan de pagina Boeken.vpro.nl, waarvoor hij samen met Stijn Ekkers eigenzinnige signaleringen en recensies van nieuwe poëziebundels verzorgt. Binnenkort verschijnt zijn nieuwe Friese bundel: Gers dat alfêst laket/ Gras dat alvast lacht.

1) Met welk gedicht van uzelf zou u zich aan de lezers willen voorstellen?

Een gedicht dat ik schreef voor een galerie en dat hier te zien is.

Het is een gedicht dat je in meerdere richtingen kunt lezen, hoewel de betekenis niet al te veel verandert.

2) Waarom poëzie?

Poëzie omdat naast muziek dat de kunstvorm is die me het meest raakt. Het is een vrije manier van schrijven die dicht bij denken staat. Daarnaast vergt het een korte maar intense vorm van concentratie. Ik geloof dat ik die concentratie goed op kan brengen. Bij het schrijven van proza heb ik bijvoorbeeld moeite om lang stil te zitten en één ding te doen. Door het associatieve van poëzie kun je jezelf verrassen en dwing je jezelf om niet na te denken zoals je dat normaal doet. Muzikaal denken? Eerder heb ik in een interview gezegd dat ik het schrijven van een gedicht graag vergelijk met een droom. In een droom lijk je ervaringen te verwerken uit je dagelijkse leven. In een gedicht lijk je taal te verwerken uit datzelfde leven en probeer je de logica enigszins los te laten, maar misschien geldt dit wel alleen voor sterk associatieve poëzie. Hoewel dat zogenaamde 'de sluizen openzetten' gedeeltelijk ook weer iets gecontroleerds heeft. En zo bleef de dichter zichzelf tegenspreken tot aan het einde der tijden!

3) Welke dichters behoren tot uw inspiratiebronnen? Zou u kunnen uitleggen waarom en op welke wijze zij uw eigen werk beïnvloeden?

Op dit moment lees ik vooral graag het werk van Nachoem M. Wijnberg, Martin Reints en F. van Dixhoorn. In hun gedichten worden dikwijls keuzes gemaakt, terwijl ook de andere mogelijkheden duidelijk of open blijven. Vooral bij van Dixhoorn en Reints zie je de dichter hard op denken, waarbij dat denken ook weer iets vrolijks heeft. Wijnberg lijkt iets minder vrolijk, maar is even helder. Ik denk dat ik dat aan deze dichters waardeer, dat ze heldere en vooral ook precies schrijven en je ook nog eens het gevoel geven dat je mee zit te twijfelen.

Heerlijk en illustratief is in dit geval Martin Reints' gebruik van de woordjes 'of' en 'en'. Vanaf zijn eerste bundel werkt hij daar al mee. Binnenkort verschijnt zijn nieuwe bundel en ik heb het manuscript daar al van mogen lezen. Gelukkig weer met veel 'of' en 'en'. Mijn eigen werk is misschien meer troebel en ook meer barok, maar deze drie namen inspireren me om de gedichten niet al te veel te laten ontsporen.

Andere dichters die belangrijk voor me zijn geweest: Wouter Godijn, Elmar Kuiper (Friestalige poëzie), Anne Feddema (Fries), Cornelis van der Wal (Fries), Tsjêbbe Hettinga (Fries), Bart FM Droog, Tjitse Hofman, Maria van Daalen, Albertina Soepboer, Jack Kerouac, Allen Ginsberg, Mark Boog, Erik Lindner, Jan Baeke, Tonnus Oosterhoff, Hans Faveray, Arjen Duinker, Jan Arends en een hele rij die ik nu vergeten ben. Daarnaast zijn er tekstdichters / muzikanten die een grote invloed hebben gehad op mijn schrijven. Daarbij denk ik vooral aan: Steve Hogarth (van Marillion), Fish, Roger Waters en Jim Morrison. Wat mijn optredens met muzikanten betreft zijn De Dichters uit Epibreren van grote invloed geweest. Dat geldt zowel voor de muziek van Jan Klug als voor de voordrachten van Bart FM Droog en Tjitse Hofman.

4) Welk gedicht van een andere dichter zou u in de online bloemlezing der Nederlandstalige poëzie willen laten opnemen?

Een gedicht van Wim Brands uit de bundel Ruimtevaart (Nieuw Amsterdam, 2005) - moet iedereen in zijn kast hebben staan!

Boodschappentas

Ze hangt als een boodschappentas
aan mijn arm en ik bedenk
wat er met haar

uit mijn leven verdwijnt: Buisman,
een stoof, de theemuts.

Niets houdt haar trouwens
nog warm.

Bevelend wijst ze naar
de supermarkt en
vraagt me

wat ik zie:
ik noem een naam.

Nee, idioot,
dat is de overkant
en hoe komen wij daar?

Ik wil haar nooit meer ontstemmen,
zeg me hoe.

Maak je maar klaar,
we zullen moeten zwemmen.

5) Welke dichter zou u voor het volgende interview willen uitnodigen?

Tjitse Hofman. Ik hoorde hem tijdens de presentatie van Anneke Claus een gedicht voorlezen dat hij oorspronkelijk voor de Kift had geschreven. Er zit een regel in 'laat me niet lachen man' die me sindsdien door het hoofd spookt. Ik hoop dat hij dat gedicht kiest voor zijn interview.

© Interview: Arnoud van Adrichem

http://decontrabas.typepad.com/dekleinezaal/2005/11/interview_met_t.html

terug naar boven


Woorden als Osters marmotten

Door Olga van Lierop

Nederland en Vlaanderen vieren vandaag de zesde editie van de Gedichtendag. Maar hoe gaat een dichter eigenlijk te werk? Hoe komt poëzie tot stand? Dichter Tsead Bruinja vertelt erover.

Visuele impressie van het gedicht 'Alarm' van Tsead Bruinja. - Illustratie: Ruben L. Oppenheimer

Gedichten schrijven en lezen heeft volgens Tsead Bruinja alles te maken met associëren en het oneindig leggen van verbanden. "Aan elk woord probeer je als aan een minnaar of minnares iets te veranderen, er iets van jezelf in aan te brengen. Gedichten kun je niet 'van a tot z' lezen. Je hebt handgrepen nodig. Ze hebben iets van een collage. Dingen lijken ogenschijnlijk niets met elkaar te maken te hebben, maar vaak is dat wel het geval."

Binnen het kader van het project Confrontaties: Poëzie in het lab schreef een aantal Nederlandse dichters in opdracht van het Nijmeegse cultureel centrum LUX een gedicht. Onder die gedichten is Alarm van de in het Friese Rinsumageest geboren Tsead Bruinja (1974). In 2000 debuteerde hij met de Friestalige bundel De wyzers yn it read, die hij in het Nederlands vertaalde onder de titel De wijzers in het rood. Zowel in het Fries als in het Nederlands verschenen van hem inmiddels verschillende bundels.

Bruinja werkte mee aan een onderzoek, waarbij het taalgebruik van dichters werd vergeleken met dat van niet-dichters. "Tijdens dat experiment heb ik op verschillende momenten aantekeningen gemaakt", vertelt hij. "Vervolgens heb ik, toen ik in de trein zat, in één keer een groot deel van het gedicht op papier gezet." In Alarm (hiernaast afgedrukt) maakt Bruinja veelvuldig gebruik van metaforen. Daardoor wordt de lezer gedwongen om het gedicht meerdere keren aandachtig te lezen. "Een aap staat bijvoorbeeld heel erg dicht bij de mens", legt Bruinja uit. "Bovendien worden apen net als mensen, en net als ik op dat moment, vaak gebruikt voor een experiment. Vervolgens voer ik de marmot van Fred Oster op. Voor mijn gevoel doen woorden in je hoofd hetzelfde als de marmotten in zijn shows, die in een bak naar vakjes met geldbedragen moesten racen.

"Alarm gaat eigenlijk over hoe woorden leven in je hoofd. Allerlei beelden die bij me opkwamen heb ik gebruikt om dat weer te geven. Alle woorden staan met elkaar in verband en je bent altijd bezig met het succesvol zoeken naar en het uiten van woorden. Het is een beetje zoals sjoelen, waarbij je hoopt dat je schijfje in het hoogste vakje terecht komt."

Het gegeven van de man die op zoek gaat naar een toilet kan eveneens op deze manier worden uitgelegd. Het moment dat hij zich op de wc ontlaadt toont overeenkomsten met het succes van het vinden van de juiste woorden.

Bij het overbrengen van de juiste woorden kunnen volgens de dichter veel stoorzenders bestaan, zoals de man met een lui oog die hij in het gedicht opvoert. "De manier waarop taal in zo'n geval wordt overgebracht is verstoord en onregelmatig. Die onregelmatigheid trekt alle aandacht en de taal wordt ondergeschikt."

Door middel van witregels geeft Bruinja in Alarm aan dat het 'verhaaltje' af is, maar het gedicht nog niet. "Als laatste moest de spanning nog op het gedicht worden gezet. Spanning zoals die ook staat op de scheerlijn van een tent. De spanningsboog bevindt zich in klanken en woorden en vraagt een bepaalde flexibiliteit van haar auteurs en haar lezers."

Tussen gedichten en geïmproviseerde muziek ziet hij belangrijke overeenkomsten. "Beide kunstvormen geven je dezelfde opdrachten en vrijheden en vullen elkaar goed aan. Als ik mijn werk voordraag doe ik dat dan ook vaak op muziek. In mijn werk spelen melodieën een belangrijke rol. Toch ga ik hierin niet zo ver dat betekenissen van woorden ondergeschikt worden aan hun klank."

Bruinja vertelt dat vaak pas duidelijk wordt van welk onderwerp of beeld hij bij een gedicht uitgaat als de eerste regel op papier staat. "In die zin was Alarm een ander verhaal, omdat het onderwerp daarvoor een vast gegeven was. Maar ook voor dit gedicht drongen zich allerlei beelden zich aan me op."

In tegenstelling tot veel andere dichters gaat het Tsead Bruinja voor de wind. Recent verschenen bij uitgeverij Contact de bundel Batterij en de Friese bloemlezing Droom in blauwe regenjas, ofwel Dream yn blauwe reinjas. "Ik ben blij dat het goed gaat en vind het bijna altijd leuk om ergens aan mee te doen en voordrachten te houden." Dat niet iedereen al zijn werk begrijpt lijkt hem logisch. "Van een preek in de kerk neemt ook niet iedereen alles in zich op. Als ze maar horen wat ik zeg."

Hieronder het gedicht van Tsead Bruinja, gemaakt in opdracht van LUX in het kader van het project Poëzie in het lab.

alarm

iemand sprak hem aan en de aap lachte minzaam voordat hij
iets terug zei minzaam alsof hij een marmot aan fred oster gaf

het is eigenlijk gewoon sjoelen met de ogen dicht dit praten
wachten op de bus met je rug naar de weg

elk schijfje als een man in een druk café blij
dat hij de wc bereikt heeft

een vuilnisman parkeert zijn truck
naast de pianozaak

een nieuwe minnaar een huis waar je hopelijk
een stoel of bank in verschuiven mag

dan een gezicht met een lui half dichtgeknepen en een gewoon oog
drie tempi die in dat orkest een andere maat de mond die rustig spreekt
het ene oog dat normaal knippert en het andere dat onregelmatig

hun opstelling is kortom
oooooeen fiasco

ooooohier moeten wel twee mensen spreken denk je
hier moeten wel twee ongelijke stellingen worden geuit
terwijl je mond en ogen aan elkaar probeert te verbinden

denk erom wat je met je jassen doet

en in de straat weer dat autoalarm

© Tsead Bruinja

Bron: De Gelderlander, 27-01-2005

Eerder verscheen rondom deze avond het volgende artikel:

Dichters horen andere woorden

door Mieke Zijlmans

Zoals een botanist kan zwijmelen over een bloempje dat de alledaagse wandelaar niet eens opmerkt, zo vlammen de hersens van dichters op bij woorden die de doorsnee taalgebruiker onberoerd laten. Aldus vergelijkt dr. Harald Baayen poeten met andere bevlogen beroepsbeoefenaren.

Afgelopen december onderwierp psycholinguist Baayen samen met collega's vijftien gerenommeerde dichters aan dezelfde woordjesexperimenten die ze al eerder toepasten op gewone proefpersonen, aan het Max Planck Instituut in Nijmegen.

Over de uitkomsten van dit onderzoek is Baayen licht euforisch; dichters blijken compleet anders te reageren op zijn kannonade van beeldschermwoordjes dan mensen zonder dichtersbloed. De resultaten presenteert hij vandaag, in cultureel centrum Lux in Nijmegen. Daar staat vanaf 15.00 uur Poezie in het lab op het programma, onder de vlag van de jaarlijks terugkerende literaire Confrontaties. Van de vijftien onderzochte dichters komen Rutger Kopland, Elly de Waard, Hagar Peeters, Lucas Huesgen, Marc Kregting, Mark Boog, Tsead Bruinja, Piet Gerbrandy en Maria Barnas gedichten voordragen. Ze treden met elkaar in discussie en bespreken de betekenis van wetenschappelijk onderzoek voor de poezie.

Baayen heeft de dichters aan drie woordjes-tests onderworpen. Twee waarbij ze zo snel mogelijk moesten beslissen of op beeldscherm langsflitsende woorden bestaand Nederlands zijn, en eentje waarbij ze moesten zeggen of twee aan twee gepresenteerde woorden verwantschap vertonen.

Uit zijn metingen bleek in december al dat de dichters op deze test per definitie trager reageren dan gewone stervelingen. Gemiddeld 150 milliseconde trager, zo blijkt nu, wat een slok op een borrel betekent bij reactietijden die ruim onder of rond de seconde schommelen. 'Je kunt hen wel dwingen sneller te reageren: maar dan onderdruk je datgene wat de dichter tot dichter maakt, en dan heb je niks aan je resultaten', zegt Baayen.

Hij was benieuwd wat er in die breinen zoal gebeurde tijdens de langere bedenktijd. Het opvallendst was de reactie van dichter Benno Barnard. Als afweging bij woordkoppels als 'sap-soep' meldde Barnard: 'Vermoedelijk zijn die twee woorden Indo-Europese cognaten (bloedverwanten, red.); dan zijn ze wel degelijk verwant.

Gewone proefpersonen zijn makkelijk in war te maken; onjuiste betekenis-associaties zoals 'branding-vuur' leiden hen af, en bij woorden die op elkaar rijmen, zien ze verwante betekenissen die er niet zijn. Dichters laten zich daarentegen door volgorde, bedrieglijke verwantschap of rijm niet van de wijs brengen.

Baayen: 'Dichters hebben geen boodschap aan standaardassociaties, maar beoordelen elk woord zorgvuldig op de eigen merites. Dit is misschien wel de essentie van het vakmanschap van een modern dichter, voor zover dat is af te meten aan een eenvoudig experiment met woordjes.'

Bron: De Volkskrant, 22-01-2005


terug naar boven


Instinctief vertrouwen dat schoonheid ontstaat

door Remco Ekkers

Uit de strakke Friese polder naar de chaos van de grootstad. Ergens tussen Fries en Engels en Nederlands in zoekt Tsead Bruinja zijn weg. 'Niet alles hoeft geduid, laat maar wat onduidelijkheid bestaan.' Deze jonge dichter die ook op het podium zijn streng trekt, probeert, onder een stortvloed van creatieve aanvechtingen, zijn eigen poëtische stem te beluisteren en zo tot rust te komen.

‘ In de tweede Nederlandstalige bundel van Tsead Bruinja zoekt de dichter inspiratie in de dorpskroeg van zijn jeugd waar zomers de cv volop aanstaat en de liefde onbeantwoord blijft. Er is weliswaar nog steeds een antiburgerlijke stem aan het woord, maar deze stem verbergt niet langer angst. Integendeel, op vrolijke en wrange wijze wordt hier gesproken over de wreedheid die samenhangt met de liefde en over de verlammende ellende, de honger en het lijden dat in de jaren tachtig van de beeldbuis spatte. In plaats van morele antwoorden op de problemen van de actualiteit te geven wordt haar dynamiek verkend. Er wordt vernield, een verloren liefde betreurd, en er is dorst. Hier is een gezelschapsdier aan het woord dat een feestje geeft voor de ongenode gasten uit zijn verleden.' ( Deze tekst staat op de website van de dichter: www.tseadbruinja.nl)

Tsead Bruinja (Rinsumageest, 1974) woont in Amsterdam. Hij studeerde Engels en Fries aan de Rijksuniversiteit Groningen en schrijft in het Nederlands en in het Fries. Hij publiceerde onder andere in Hjir , Ravage , Zwart ijs en op Rottend Staal Online . In 2000 debuteerde Bruinja in Friesland met De wizers yn it read ( De wijzers in het rood ) bij Uitgeverij Bornmeer. Samen met het collectief Gewassen (live muziek, beeld, rap en poëzie) won hij het Hendrik de Vries-stipendium 2002. Zijn Nederlandstalige debuut 'Dat het zo hoorde' werd genomineerd voor de Jo Peters Poëzieprijs.

Waar kom je vandaan?

'Ik ben geboren in een huis tussen de weilanden. Ik heb twee zussen; ik was de middelste. We zijn verhuisd toen ik acht was, naar het dorp Kollum. Was het comfortabel? Ja, ik hou erg van vrouwen.'

Het waren lieve zussen.

'Ja. Ik heb nog een goed contact met ze. Het was een goede tijd. Ik hield niet zoveel van het lange fietsen naar school, maar verder was het goed. Ik ben het later wel heel erg gaan koesteren. De vrijheid. Bij ons was er echt nog een boer die bijna alles met paard en wagen deed. Ik heb naast hem op de wagen gezeten. Gras maaien met een grote machine. De hooischuur. Als kind heb ik veel in het hooi gespeeld. Dat was wel eens gevaarlijk, vanwege de rotte vloeren en de kwaaie boeren.'

Je bent helemaal Friestalig opgevoed?

'Ja. Thuis spraken we Fries, maar ik kon al vrij snel Nederlands spreken. Dat leerde ik van de radio en de tv. Later ook op school. Het Fries en het Nederlands lijkt zoveel op elkaar dat elk kind dat vrij snel uitvogelt.'

Was je op school al een taaljongetje?

'Ik was een fantasiejongetje. Ik leefde toen al veel in mijn hoofd. Ik luisterde veel naar muziek. Je mocht op maandag een opstel schrijven en dan mochten we kiezen uit wat je in het weekend had meegemaakt of je mocht iets verzinnen. Ik heb maar één keer niet een opstel, maar een tekening gemaakt van het weekend. Ik bedacht liever iets nieuws. Mijn onderwijzer kon er geloof ik niet veel mee. Hij gaf een cijfer voor de fantasie en voor de stijl. Hij vond het te veel van de hak op de tak. Het was allemaal nogal associatief.

De middelbare school deed ik eerst in Kollum, de mavo, want ik had de citotoets heel slecht gemaakt - nerveus, faalangst. Dat is ook één van de redenen waarom ik mijn studie Engels niet heb afgemaakt. Die eerste klas ging veel te goed, allemaal negens en tienen. Dus de tweede klas deed ik in Leeuwarden. Dat was een ouderwetse school en dat sprak me wel aan. Een beetje discipline kon ik wel gebruiken. Om zes uur op en elke dag minstens twee en een half uur in de bus. Daar deed ik atheneum met Latijn. Tijdens het eerste jaar overleed mijn moeder en daarna ging het niet zo goed. In de derde ging het niet meer; wiskundeformules uit mijn hoofd leren, ik was tevergeefs verliefd en ik moest werken om mijn zakgeld bij te spijkeren. Ik wilde cd's en merkkleding kopen omdat ik er bij wilde horen. Zo dwars en eigenzinnig was ik dus ook weer niet. Wel tegen de leraren. We waren met een paar jongens die Fries spraken en toen zijn we Fries tegen een lerares gaan praten. Die werd pisnijdig, terwijl ze het heel goed kon verstaan.

In de vierde ben ik overspannen geraakt. Ik ben halverwege het jaar uitgestapt. Het reizen brak me ook op. Ik had last van migraine. Daarna ging ik in Buitenpost op school. Dat dorp lag veel dichter bij huis, zodat ik op de fiets kon, in twintig minuten. Ik kwam weer in de vierde klas, maar dat was een makkie, want ze waren in Leeuwarden verder. Freewheelen, bier drinken. Ik ging steeds meer andere dingen doen; druk met muziek, gitaar spelen, proberen een cd op te nemen en ik werkte heel veel. Dat vond ik prettig. Latijn had ik jammer genoeg niet meer.

Literatuuranalyse bij Nederlands vond ik verschrikkelijk. Ik was er niet goed in; die voorgeschreven weg! Ik moet mijn eigen manier kunnen volgen.'

Je ging Engels studeren.

'Ja. Ik was ver, moest alleen nog een scriptie en twee essays, maar inmiddels had ik het zo druk gekregen. Ik schreef gedichten, eerst in het Nederlands, toen in het Fries en die Friese gedichten werden gepubliceerd in tijdschriften. Daarvoor had ik alleen nog in het Engels geschreven, gedichten ook. Ik las Clockwork Orange , 1984 , Brave new world en Kerouac en popsongs. Dat waren geen eenvoudige teksten. Ik begreep er niet veel van en dat vond ik prettig. Ik begreep de woorden wel, maar... Bijvoorbeeld Jim Morrison van the Doors. Prachtig. Dat speelt nog steeds. Ik wil mijn eigen gedichten niet vaag maken, maar ik hoef ze ook niet helemaal te begrijpen.'

Het hoeft niet geduid worden.

'Of juist op verschillende manieren. Je moet een beetje mee kunnen veranderen.

Ik ging Engels studeren om beter te leren schrijven in het Engels. Dat was mijn droom. Als Kerouac in een hutje ergens in Amerika, schrijven. Een grote Amerikaanse roman. Ook al vrij snel poëzie. Ik richtte me op Walt Whitman en later William Carlos Williams. Ginsberg. De poëzie van Kerouac wordt onderschat.

Shakespeare? Later pas. Op de middelbare school las ik voor mijn lijst The Merchant of Venice . Dat vond ik vreselijk. Dat kluchtige. Ik was heel serieus en pretentieus. Nu kan ik wel tegen Hollywood-comedy's. Maar toen! Het moest wel ergens over gaan! Geen flauwekul. Het leek me toen te veel een trucje.'

Waar wilde je naar toe?

'Ik wilde schrijver worden. Ik leerde mensen kennen die veel optraden. Ik hoorde Kopland voorlezen. Ik ging naar de presentatie van Het hogere Noorden . Kwam bij een literair café Koekoek en daar ging ik al vrij snel dingen organiseren, het programma verzorgen. Toen kwam 'Dichters in de Prinsentuin' . Wat ik toen wilde was: literaire festivals organiseren, literaire avonden en zelf schrijven en veel optreden.'

Toen je de beslissing nam op te houden met de studie, had je in je hoofd: ik wil mijn brood verdienen met optreden en poëzie.

Het begon steeds beter te gaan. De festivals liepen goed en de publicaties in het Fries. Mijn Nederlandse poëzie was toen nog niet goed genoeg, voor een deel. Ik werd gevraagd voor de redactie van Hjir. In mijn studie ontmoette ik Faulkner en ik leerde van hem literaire technieken. Hij experimenteerde vrij veel. Hij schreef bijvoorbeeld een verhaal vanuit een autistische jongen. Daarna volgde ik een vak over Cormac McCarthy . Dat speelde ook in het zuiden van Amerika...zwaar en wrang. Het platteland speelt ook een grote rol. Donker, niet vaag. Het landschap is bij hem soms bijna een personage. Hij velt geen oordeel, laat het landschap spreken. Ik volgde ook graag African-American literature. De Nederlandse literatuur vond ik te gewoon, te weinig verbeelding.

Nu lees ik vooral Nederlandse poëzie. Voor radio Oog (Groningen) heb ik samen met Daniël Dee en Maria van Daalen wekelijks een Nederlandse roman en een bundel besproken. Dat was nuttig, als discipline. Dat was in 2002-2003. Ik herinner me Leon de Winter en Brouwers. Ivoren wachters ...vooral dat beeld van die rotte tanden. Dat blijf je in je mond voelen.'

Daar spreekt de dichter.

'Ja, ik wil het voelen. De Avonden heb ik niet uitgelezen. De stijl sprak me destijds niet aan.'

Waar wil je naar toe?

'Ik heb heel veel opgetreden en ik wil wel wat meer rust om te denken en te schrijven. Toch houd ik veel van het optreden. Ik treed nu op met een muzikant, Jaap van Keulen. Geweldig. Maar ik ben een huismus. Ik reis niet graag. Voor een optreden wel. Stuur me naar de Noordpool om op te treden voor een paar Eskimo's en ik ga.

Ik woon sinds kort in Amsterdam. Ik zou wel ergens aan zee willen wonen en wat meer tijd hebben, maar ik ben springerig. Ik moet mezelf bezig houden door verschillende dingen te doen. Ik wil ook wel simpel werk doen, als mijn poëzie niet meer in de smaak valt of niet meer goed is en ik geen werkbeurs meer krijg, om wat geld te verdienen, maar ik wil geen tijdrovend, opslokkend werk doen. Ik moet ruimte hebben om na te denken. Bij simpel werk kan dat.'

Een roman?

'Ja, daar werk ik nog aan. Tamelijk conventioneel. Lastig om de heldere lijn vast te houden. De volgende wordt meer associatief. Ik heb nu te veel projecten. Voor een roman heb je rust nodig.

Mijn ambitie is ook wat meer stukken te schrijven. Ik heb net een stuk geschreven voor de Wintertuinkrant. Ook teksten die wat meer in de buurt komen van het academische of beschouwende. Over taal en de relatie met muziek. Hoe taal werkt en het instinct.

In mijn poëzie probeer ik mijn denken een beetje voor de gek te houden door associatief te schrijven en dan toch uit te komen bij iets dat communiceert.

Een droom. Je hersenen verwerken alle informatie die binnenkomt, dat wordt gerangschikt en dat lijkt dan een verhaal. Daarom kun je het onthouden of er over nadenken. Op die manier werkt voor mij poëzie ook. Alle input, wat je meemaakt, hoort of leest, probeer je op een intuïtieve manier te rangschikken. Daarna kijk je wat je er verder mee kan doen. Ik heb het nu over het begin van het ontstaan van een gedicht.'

Dus als ik vraag: wat bezielt de dichter?,dan is je antwoord: Hoe mijn hersenen werken.

Misschien eerder: het ontdekken van zingen. Zingen is heel belangrijk. Ik vind schrijven ook zingen. Het gaat om de stem. Ik zie poëzie als een vorm van zingen en niet als een vorm van praten. Het muzikale aspect is bij het ontstaan van het gedicht belangrijker dan de gedachte.'

Waarom wil je het zingen ontdekken?

Ik heb ervaren dat het zingen mij bevalt. Door de improvisatie, de frasering en het lichamelijke van het zingen ontdek je mooie zinnen. Die zinnen leggen vervolgens weer iets bloot.

Zingen maakt je gelukkig.

'Ja. Als je naar Frank Sinatra luistert, hoor je door de jaren heen hoe zijn frasering verandert en volwassener wordt. Zangers die ouder worden, kunnen vaak minder kracht inzetten, maar ze zingen mooier, omdat ze kleinere verschillen kunnen maken. Dat is iets wat me fascineert in poëzie. Daarom gebruik ik veel herhaling. Hele kleine dingetjes laten verschuiven. Dat is een soort frasering. Je moet het nog een keer lezen. Bijvoorbeeld een gedicht waarin meerkoeten en eksters voorkomen en later meerkoeten en kraaien. Kleine verschuivingen. Daar word ik gelukkig van. `t Gaat er om hoe je het zegt. Het is niet alleen de fascinatie voor denken of hersenen. De stijl van het zingen is belangrijk, de techniek.

Ik ben geen geweldige zanger. Daar gaat het niet om. Hoe veranderen de dingen als je iets wijzigt? Als je ergens anders de klemtoon legt. Op papier: hoe een regel verandert als ik er een spatie voor zet. Dat is luisteren naar intuïtie. Dat heeft te maken metlef opbrengen, durven naar je eigen stem te luisteren.

De manier waarop ik poëzie schrijf, daagt me uit om steeds scherper te worden in mijn intuïtie. Dat je meer durft naar je zelf, naar die gekke associaties. Later komt natuurlijk het kritisch vermogen, dan ga je het goed bekijken. Het moet wel kunnen communiceren.'

Ontdekkingstocht naar jezelf? Hoe zit ik in elkaar? Wie ben ik?

Nee, dat interesseert me niet. Wel hoe de mens is. Ik heb een vrij animale kijk op de mens. Hoe overleef je? Hoe ingewikkeld ook. Waarom doen mensen dingen zoals ze ze doen? Daar voel ik een soort verantwoordelijkheid voor. Hoe reageren mensen?
In spreken is er zoiets als ‘saving face'. Je gaat iemand niet zomaar beledigen. Je hebt allemaal fatsoensnormen. Je spreekt iemand aan en dan hou je rekening met die ander. Doe je dat voor die ander? Daar geloof ik niet zo in. Dat doe je voornamelijk omdat je je kunt voorstellen hoe jij het zou ervaren.'

Handel steeds zo als je zelf behandeld wilt worden.

'Zo eerlijk mogelijk ten opzicht van je eigen denken staan. Dat probeer ik. Egoïsme is niet noodzakelijk slecht. Ik ben het gelukkigst als ik ruimte heb en als ik verschillende dingen kan doen en als ik met poëzie bezig ben. Er zijn geen vaste wetten in de poëzie. Nu zit het zo in elkaar en de volgende keer anders. Het is een soort vals spelen. Je moet heel veel opschrijven, niet bewust, niet bewust zoeken hoe het in elkaar zit. Je leest zo veel en schrijft zo veel dat er zo nu en dan iets boven komt drijven. De deur van perceptie wordt schoongemaakt door jezelf te overstelpen met informatie, te bedwelmen haast. Zei Aldous Huxley dat niet in navolging van Rimbaud of Baudelaire? Je moet informatie wantrouwen en toch heel veel tot je nemen, omdat je weet dat je het filter dat je hebt ontwikkeld, wel kunt vertrouwen.
Het moet waarde hebben, tijdelijk. Absolute oordelen moet je wantrouwen.'

Dient het een hoger doel? Verlangen naar een betere wereld?

'Dat weet ik niet. Poëzie dient geen doel. Er is wel een verlangen naar schoonheid. (In Batterij zitten wel een paar maatschappij-dingen. Maar poëzie heeft niet veel te maken met maatschappelijke standpunten. Ik ben goed bevriend met Mowaffk Al- Sawad en met Al Galidi. Er is genoeg maatschappelijke discussie. De verhouding oost-west...[niet in PK]) Ik verlang steeds naar nieuwe, spannende schoonheid.'

Een bijna instinctief zoeken naar schoonheid.

'Een instinctief vertrouwen dat die schoonheid ontstaat door de manier waarop ik zoek.'

Uit je biografie blijkt dat je verlegen was, maar je hebt ook een sterke behoefte om op te treden, je te laten gelden.

'Van een grote groep mensen word ik niet blij. Feestjes boeien me niet. Van uitgaan hou ik ook niet.'

Een grote zaal vind je verrukkelijk. Dat doe je met een vanzelfsprekend gemak.

'Er voor staan vind ik prima.'

Als een hoogleraar moderne letterkunde, bijvoorbeeld Gillis Dorleyn, je interviewt voor publiek, voel je je niet klein.

'Je moet het vertrouwen van een publiek veroveren. Je moet iets uitstralen. Ik probeer een bepaalde rust en relativering, een soort ernstige humor te creëren. Het publiek moet willen luisteren en niet het idee hebben: hier staat iemand verschrikkelijk moeilijk te doen. Ik wil vertrouwen winnen en laten zien dat ik met hen in gesprek ben, ook al zeggen ze niks.

Ik heb respect voor Gilles, maar in die rol van interviewer is hij een collega, iemand die geïnteresseerd is in de gedichten. Dat is bij hem heel echt. En ik ben geen beginneling meer. Ik heb nu vijf bundels geschreven en daar flink over nagedacht. Veel opgetreden, veel gelezen. Ik hou niet van valse bescheidenheid.'

Je behoort tot de generatie van internetdichters.

'Wat is dat? Ik weet niet of dat zo is. Mensen met een website? Dat is heel divers. Ik ga met heel veel groepen om. Bedoel je ook dat mijn generatie zich met pr bezighoudt? Dat doe ik heel bewust. Dat moest wel. Ik publiceerde eerst bundels in het Fries en bij landelijke tijdschriften hoefde ik niet aan te komen. Het internet functioneert nu als toneel. Bart F.M.Droog was een van mijn beste vrienden toen ik in Groningen woonde. Hij is heel belangrijk voor mij. We hebben samen gewerkt aan publicaties op het internet (TB - de voorafgaande zin begrijp ik zelf niet helemaal, hoewel Bart FM Droog en ik wel eens op en aan websites hebben samengewerkt ). Het gaat snel en goedkoop. Je kunt mensen een idee geven van je werk, van je voordracht. Op mijn site staan recensies, goed en slecht, dat vind ik leuk om bij te houden. Een paar keer per week. Optredens bijhouden. Laatst dat MTV-filmpje er op zetten.'

Voor oudere dichters was dat een vloek, zichzelf verkopen.

'Ik word er op aangesproken. Men verwijt je dat je naar een soort popsterrendom streeft. Ik wil best bekend zijn, maar als je mijn werk leest, merk je dat ik daar geen compromissen voor wil sluiten. Als je optreedt mag je best wat uitleggen om een gedicht te introduceren. Je mag het publiek wel helpen. Ik zorg er wel voor dat er goede foto's gemaakt worden voor de pr. Ik zet mp-drietjes op mijn website en ik zorg er voor dat ik via Google makkelijk gevonden wordt. Die site is handig voor mensen die mijn werk willen bestuderen. Er is onlangs een scriptie geschreven over Dat het zo hoorde.

De dichters van Epibreren hebben in het begin van alles gedaan om op de kaart te komen: optredens regelen voor weinig of geen geld. In de auto stappen en een end rijden door de sneeuw voor een jeugdhonk. Voor niks of reiskosten en een broodje voor een rumoerige zaal staan. Zo ging het vroeger met rock ‘n roll. Ik vind het leuk om op te treden en je moet je naamsbekendheid vergroten.

Uiteindelijk is wat je wilt: gelezen worden. Het vergroot je naamsbekendheid en het geeft zelfvertrouwen, waardoor je meer dingen durft. Je kunt je verder ontwikkelen.'

Je bent ook niet te beroerd om een bloemlezing Kutgedichten uit te geven.

'Ik vind het aardig om mezelf een beetje belachelijk te maken en het lokt discussie uit. Je komt erachter wie waar staat. Sommige dichters wilden er niet in. Dat is hun goed recht, maar ik denk: je mag wel een beetje relativeren. Ik vind het bij literatuur horen, bij kunst. Ik was gevraagd een bloemlezing te maken voor uitgeverij Passage. Ik wilde dat met Daniël Dee doen. We gingen brainstormen en kwamen op kutgedichten. Wat doen we? We maken een heel serieuze bloemlezing. Het is niet alleen om te lachen. Ja, het is een flauwe titel, maar dat mag. André van Duin vind ik ook best grappig.

We gaan nu klotengedichten maken. Niet gemakkelijk want de spelregel is: er mogen alleen gedichten met kloten of ballen in. Geen pikken en ook niet als iemand ‘klote' zegt.
Het is ook een excuus om heel veel gedichten te lezen, want je vindt ze nog niet zo gemakkelijk. Middagen lang in de bieb zitten. We zitten verder te denken aan vlagedichten. Het eerste vla-gedicht vonden we bij H.H. ter Balkt.'

De titel van je nieuwe bundel, Batterij, heb ik begrepen als: datgene wat me voedt, is mijn jeugd.

'Voor mij is Batterij iets anders. Veel van mijn poëzie gaat, als je het achteraf bekijkt, over afstand, vorm. Er is altijd een kern en iets er omheen. Batterij is voor mij ook de mens. De mens als container, als vaas, voor de ziel of wat dan ook. Batterij als houder.

Batterij heeft ook een agressieve betekenis, in de artillerie. Het is voor mij een wrede bundel, waarin ik agressie verken. Hij sluit aan bij mijn Friese roman. Die gaat over de plek van mijn jeugd, maar is verder volkomen fictief.

Vaas had misschien ook gekund, maar het is een beetje een gevaarlijk woord vanwege Faverey.

Saskia de Jong heeft net een interessante bundel geschreven, Zoekt vaas. Dan denk ik: daar heb je die vaas weer, de vaas op tafel van Faverey. Voor ik daarmee in gesprek ga, wil ik het eerst even goed uitzoeken, zodat ik er iets zinnigs over kan zeggen.

In het motto heb je meteen de stem:

‘Ik herinner me dat er ooit zo tegen me werd gesproken
stem jij was er eerder ook zeggen ze
wat een grappige leugen
vind je ook niet
jij en ik stem
jij en ik tegen de anderen
nog even
jij en ik
tegen de rest

(opmaak is in bundel anders)

Er zit iets geheimzinnigs in die stem, zoeken naar die stem.

'Het gaat voor mij over de illusie dat ik nu kan denken aan wat ik gister deed en dat degene die ik kan bedenken die ik was. ‘stem jij was er eerder ook zeggen ze' De illusie van eenheid: ik gister zou ik nu zijn. Dat is niet waar. Ik ben er nu.'

Daar ben je van overtuigd?

'Redelijk. Ik speel er mee. Het heeft een functie dat je denkt dat je er gister was en dat je dingen deed. Dat twintig jaar geleden mijn moeder stierf en dat ik denk dat dat nu een bepaalde invloed op mijn leven heeft. Als je niet een soort eenheid zou voelen, zou je gek worden. Als het allemaal losse stukjes zijn. Maar ik wil er wel mee spelen. Het is belangrijk - dat is die eerlijkheid - dat ik het ook kan zien als een illusie. Als ik er mee werk, geeft het diepte aan het schouwspel, de poppenkast, de projectie.'

Heeft dat verband met de opvatting dat deze tafel volgens de natuurkunde meer leeg dan vol is, een verzameling dansende moleculen en de alledaagse ervaring dat hij stevig is? Wat is de waarheid over deze tafel?

'Het zijn allemaal uitspraken van mensen; ze bedenken iets. Wat de waarheid over de tafel is, hangt af van degene die spreekt en hoe hij uit zijn bed is gestapt.

Het idee dat taal een illusie is, omdat het ding niet hetzelfde is als het woord, begrijp ik. Je moet dat weten als je schrijft. Maar de taal is tegelijkertijd geen illusie, want zij bestaat. Als ik een woord zeg, bestaat het.

Ik geloof er in het idee van het begrip Tsead te wantrouwen. Je moet dat met een gezond gevoel van humor en wantrouwen te lijf gaan. Ik ben een bundel eigenschappen èn ik ben iets dat nu niet uit elkaar valt. Ik-nu is iets anders dan ik-morgen. Het is belangrijk om je dat te realiseren. Je moet het niet de hele tijd denken. Het is een grappige leugen. Die ik is iemand die nadenkt. Ik meen me te herinneren dat ik ooit heb nagedacht. Dat denken zo werkt. En dat de aaneenschakeling van projecties het ik maakt.'

Op de volgende bladzijde staat: ‘...kind dat buiten nacht komt zeggen'.

'Dat is een regel uit een gedicht van Marga Kool. In de eerste afdeling maak ik gebruik van mijn jeugd in Kollum. Elementen uit die jeugd, De tijd van Live Aid, honger in Afrika. Moet je je daarbij neerleggen?'

Je gebruikt geen interpunctie, geen hoofdletters.

'Ik vind het niet mooi. Het is een puur esthetische beslissing. Dat pure klopt waarschijnlijk niet, omdat het een combinatie is van esthetiek, de meerduidigheid en het dwingende rimte.'

een jurk met knopen die op haar knieën hing
die nog niet dichtgeknoopt was

schaduw
kuiltjes in haar lemen wang

teleurgesteld kijken als hij niet achteropspringt en de bus pakt
zeggen over mijn borsten zou je niets te klagen hebben
zeggen maar mijn kont is een ander verhaal

er zijn dagen waarop elke ontmoeting
een verregende wedstrijd lijkt

denk ik speel dit maar
ik ben dit niet

mijn mond is voller en steviger er is
geen rooster dat mijn mond kan vangen

en er is altijd aas
dat grotere roofdieren
achterlaten


© Tsead Bruinja

Het heeft het effect dat je heen weer kunt lezen en dat je als lezer zelf de grenzen moet bepalen.

'Vanaf het begin dat ik schreef is het mijn kracht geweest dat ik regels in elkaar over liet lopen. Het moet een beetje buitelen. De popteksten zullen wel invloed hebben gehad. In de cd-boekjes zie je ook geen punten of komma's.

In het gedicht dat je aanhaalt heb ik het over een vrouw die zit te plassen. "kuiltjes in haar lemen wang" vind ik een mooie regel. Leem is hard, glad. Het is een associatie.

Ik speel nu een andere rol dan wanneer ik schrijf. Nu interpreteer ik. Met "geen rooster" bedoel ik: ze is onafhankelijk. Er is geen computer die mij na kan doen. Een rooster is een grid. Een programma bestaat uit vectoren, waarbij een vak later wordt ingevuld. Je kunt scannen en dan maak je uit gaas een omtrek. Er is geen rooster hier; haar mond is uniek. En

"aas" en "grotere roofdieren": er is altijd wel een jongen die door mooiere meisjes is afgewezen.

De afdeling begint met dat meisje dat het dorp binnenkomt.

het lichaam van morgen
dat haar vandaag binnenhaalde
als een loopse toevallige bruid
als een overwinning

het weet niet wat deze kleine brief
zal aanrichten in zijn rustige dorp

niemand weet dat


© Tsead Bruinja

Het is een beeld van wat de wereld van die jongen binnenstapt, bijna vanuit de tv.

vier en een half volt legotreintje
verdwijnt in de groene tunnel
van papier-maché

twee jongensbenen in de lange
blauwe broekspijpen
van een jeans

de moeder als man in uniform
de vader als vrouw thuis

wie speelt voor god
wie kiest het scharnier

hij trekt de stekker uit de houder
en legt zijn tong tegen de polen

vier en een half volt tong
trekt zich terug

in de mond van een tunnel
de tong als mond

praliné

© Tsead Bruinja


Een aantal gedichten eindigt met één woord: dat is een soort batterij die door de rest van het gedicht wordt opgeladen.

De lezer denkt: die moeder is verpleegster of zo, of agent.

'Het is metaforisch. Die moeder is de krachtige figuur.'

"wie speelt voor god / wie kiest het scharnier"

'Wie bepaalt het filter voor die jongen? Wie bepaalt hoe hij de wereld gaat zien? Wie bepaalt waar het scharnier wordt geplaatst? Hoe het een aan het andere wordt gezet? Waar de deur opengaat, welke spiegel hij zal gebruiken. Of die spiegel krom, hol of bol is?'

'vier en een half volt tong / trekt zich terug'

'
Hier vind je de batterij. Container. De mond als container van de tong. De tong als container, als iets om iets anders heen. De tong trekt zich terug. Als je aan verlegenheid denkt... Je kunt hier veel uithalen. De tunnel, daarin kun je je terugtrekken.

Je houdt van herhalingen en kleine verschuivingen. Op p.8 een voorbeeld: "de wieg en het vuur / de wieg in brand / de brand in de wieg / de wiegende brand / de brand aan je kont / de bliksem in je bol / de lach aan je kont". Je speelt met klank, gaat van de a naar de o.

'Het gedicht is geschreven in opdracht van Parmentier, naar aanleiding van de film Kill Bill Vol.1 van Quentin Tarantino. Probeer Kill Bill in Kollum te zetten. Voor mij zijn die ‘koude handen om de voorraad' weer een batterij, een houder. De handen zijn bijna de handen die een geliefde vasthouden. Die houden een soort container vast, een omhulsel, een batterij.

Die herhalingen vind ik wel mooi. Martin Reints heeft me daarin geïnspireerd. Niet in deze herhaling. Ik gebruik verder graag nevenschikkingen. Je kunt aan Arjen Duinker denken. Dat werkt goed soms, prettig.'

Wat bedoel je met "misschien wordt het wel knokken"?

Met degene die goederen levert voor de supermarkt. Die jongen is met de containers aan het werk. Hij rijdt ze het magazijn in.

Waarom zou het knokken worden?

'Er staat ‘de wieg in brand', de bliksem in je bol'. Uit gekte. Het is een associatieve figuur.

het hongerige kindje zegt eet
dan help je ons
eet bij de keten
scharrel erheen en eet
voor elke hap schenken zij

een mooi jokkend meisje
vind je ook niet
een mooi mokkend kindje
opgegroeid voor galg en rad
overmand door gras

niet over denken denken
de nacht zonder begin en eind
een witbetegeld ondergronds
station met dezelfde trap
aan weerskanten


© Tsead Bruinja


Ik vind "overmand door gras" een mooie regel.

'Ik laat het gras bijna voor een agressieve minnaar spelen.'

Dit is een kindje op de tv?

'Burger King had bedacht dat zij voor elke hamburger die je at, een dubbeltje zouden schenken aan hongerige kinderen. Steeds dikker wordende Amerikanen sussen hun geweten. Ik zet dat kindje naast de toonbank. Het zegt: "Eet hier alsjeblieft". Dat station komt ergens anders vandaan. Dat klopte voor mij bij dat beeld... We durven niet te denken aan wat er gebeurt, omdat we bang zijn te verdwalen... Als je tegen iemand zegt ; ‘Taal schept illusies' of ‘God is door taal geschapen', kan hij angstig reageren. Door de oneindige mogelijkheden van taal kunnen we ingewikkelde dingen bedenken zoals de hemel. Daar schrikken mensen misschien van, omdat het betekent dat de hemelse troost een constructie is die mogelijk gemaakt is door de evolutie van onze hersenen. Dat heb ik onder andere bij de J.H. Roder gelezen.'

onder een laag van sneeuw en as
ligt de zoetekauw stil denkend
aan de recepten van zijn mamma

twee lichamen

een hoofd neemt de beslissing
de beslissing nog niet te nemen

er was bloed en daar moest
een lichaam omheen

het was een goeie sheriff die zijn
secretaresse zo behandelde

het was een dag om de goden
van iemand anders te vervelen

twee lichamen

een man toetert zijn accu leeg

belhamel

© Tsead Bruinja

Je begint met doodsbeelden en dan komt die zoetekauw. "Twee lichamen" staat er. De jongen en de moeder?

'De jongen en het meisje uit het vorige gedicht, het meisje dat het dorp binnenkomt aan het begin van de afdeling. Er zitten westernbeelden in. Achteraf gaat het gedicht ook over communicatie of over het gebrek er aan.

Een deel van de bundel gaat over misdaad en hoe je daar anders naar kunt kijken. Hier wordt de afstand opgeheven. Wat je vaak ziet is het demoniseren: een gemeenschap probeert datgene dat niet geaccepteerd gedrag is, niet menselijk te verklaren. ‘beter ziet men in de vijand / een broer die zijn bruid niet kreeg'. Het is een verwijzing naar Bas Belleman, een dichter die met het begrip ‘vijand' werkt. Dat doet hij mooi.'

Ook in het gedicht 'Rekening' heb je het over een misdaad:

REKENING

een bijl klepelt zich door het vlees
door de vreselijke armleuningen
terwijl ik ijver aan een gezicht
sloop
dit gezicht

kijk om je heen en alle jongen zijn er nog
de kamer is een beker vlammen
een nieuw ras bloeit in de straten

snijd een oor uit het been van rib
en laat dat bot in de huidsok glijden

slavernij/robot

tel de beeldpunten van de metropolis
op de beschilderde glasplaat
ontrafel ontslaap

tel de klappen die je krijgt

breng het loeder tot inkeer met natte gist
neem afscheid van dit lichaam als bron

slik je tong in
knecht

breek het ijs met je lichaam
eis haar totale handen

neem de teugels
veil de rekening

neuzel lik en huldig


© Tsead Bruinja

Ik moet denken aan Verhagen.

'Die heeft indruk op me gemaakt. Ik ben hem later pas gaan lezen. Ik moet Eeuwige vlam nog kopen.'

Als ik dit gedicht lees, denk ik: dit is goed, maar ik begrijp er niet veel van.

'Het begint met iemand die in een luie stoel zit. Die bijlslag hoeft niet letterlijk te gebeuren. In het woord ‘klepelt' schuilt de tijd. Een man in een stoel voelt hoe de tijd zijn vlees aan het afbreken is. Die man ijvert voor een beeld naar de buitenwereld. Hij wil dat gezicht ook weer afbreken. Hij vraagt de wereld dat beeld af te breken, om kritisch te zijn. Het is de monoloog van een huismus. Hij kijkt veel tv. Iemand had een brandwond, zijn oor was bijna weg en toen maakten ze een nieuw oor uit zijn rib en bekleedden dat weer met vlees.'

Je moet letterlijk lezen: er staat wat er staat.

'Door de verschillende strofes bij elkaar te zetten maak ik er een geheel van. Het is soms een een verzameling fragmenten die me dwingt tot het bedenken van een omvattend verhaal, een ontwikkeling die maar geen eindtoestand kan vinden.

Ik zie ook symboliek: daar ontkom je niet aan. Rib-Eva.

'Het is allemaal leegte en inhoud. Het is gedicht is gebaseerd op het kijken naar de tv. Hoe je dat kunt gebruiken om naar de werkelijkheid te kijken. Je waarneming is opgebouwd uit beeldpunten. ‘tel de beeldpunten van de metropolis / op de beschilderde glasplaat / ontrafel ontslaap' Het decor van een film werd geschilderd op glasplaat, zodat diepte werd gesuggereerd.'

"neem afscheid van dit lichaam als bron"

Als batterij, als inhoud, als stroombron. [ TB: Misschien bedoel ik hier ook het lichaam als bron van verhoudingen, zoals bij de gulden snede - niet in PK ].

Waarom moet ik daar afscheid van nemen?

Omdat het een beperkend referentiekader is dat zorgt voor waanbeelden. Functionele en troostende waanbeelden, dat wel... Het lichaam omarmt het hart. Neem afscheid van het hart, als bron van je denken. De ratio, het luchtige vluchtige denken. Dat is een tegenstelling met het lichaam als bron, als eeuwig referentiekader. Het idee God is grotendeels projectie van het idee van het biologisch wezen. Je hebt een vader en een moeder. Uiteindelijk een hemelse vader. Logisch. Dus: neem afscheid van je lichaam als referentiepunt. ‘slik je tong in / knecht'. Dat laatste woord is ook een werkwoord.

Later zegt die jongen of man: ‘breek het ijs met je lichaam / eis haar totale handen'. Het is echt een gigantische idioot, die jongen. Hij blijft maar zeggen: zo en zo moet het. Eigenlijk is het iemand die heel erg hard probeert om een manier te vinden om te leven. Hij maakt de rekening op. Het is een soort afrekening.

Aan het slot een relativering: ‘neuzel lik en huldig'. Een verwijzing naar Ramses Shaffy. Erotisch? Zeker. Er zit een stuk Gerbandy in als ik het zo lees.'

Je hebt de bundel heel bewust opgebouwd. De gedichten verwijzen vaak naar elkaar. Het is de geschiedenis van een jongen. In het laatste gedicht van de afdeling brengt de jongen een meisje naar het park. Hij doet zijn best, neemt fles en glazen mee. Je kiest een motto van Ida Gerhardt: ‘stuwende en gestadig is het eigen leven // verborgen arbeidend; totdat het diepst verlangen / tot rust wordt in het woord'. Dat is toch wat je doet in deze bundel? Hoe je dat motto verbindt met de poging om dat meisje te verleiden...

Niet alleen verleiden; er komt bijna een moord in dit gedicht voor. ‘breng je nacht'. Dat speelt door de hele afdeling. Het is niet helemaal duidelijk wat die jongen uitspookt.
Ik denk nu even aan Hulp van Bart Meuleman, waarin die onduidelijkheid ook heerst.

Om op de rust terug te komen... die rust is ironisch. In mijn woorden zit die rust niet. Natuurlijk is er uiteindelijk een verlangen naar rust. Bijna alles in de natuur..., dat is een van de eerste natuurwetten: alles is op zoek naar een rusttoestand. Uiteindelijk is dat ook wat ik zoek. Maar de kick er vòòr! De kick kies je omdat de rust er na groter is'.

(bron: Poëziekrant Jaargang 28 - Nr. 6, december 2004

terug naar boven


STINT 34 – Beiträge

Smarte Papageien – Wie man in Europa über Europa schreibt

Ein virtuelles Gespräch mit Georges Hausemer, Jürg Beeler und Tsead Bruinja

Just in jenem Moment, da ein Teil der Menschen in Europa dem Projekt einer gemeinsamen Verfassung mit Ablehnung, Unverständnis und vielleicht auch Angst begegnet, sprechen sich Hunderte prominenter Kulturschaffender – von Abbado bis Žižek – für die Wiederbelebung des Europagedankens mit den Mitteln der Kultur aus. Kann Kultur Motor einer europäischen Integration auf politischer Ebene sein? Soll sie das überhaupt?
Gedanken über Europa machen sich auch die Schriftsteller/innen, die dort leben. Selbst wenn man es ihren Texten nicht immer auf Anhieb anmerkt. Ein Roman ist eben kein Aufruf, ein Lyrikband keine politische Initiative. STINT hat einige Autoren zu ihren »Europagedanken« befragt. Die folgenden Beiträge ergeben in der Summe ein virtuelles Gespräch, das von einem Text abgerundet wird, mit dem der irische Schriftsteller Pearse Hutchinson 2002 einen Fragebogen der galizischen Literaturzeitschrift »Amastra-n-Gallar« beantwortete.

STINT: Ist Europa ein Thema in Ihrer literarischen Arbeit?

Georges Hausemer (Luxemburg): Punktuell. Etwa bei Gelegenheiten wie dem »Literaturexpress Europa 2000«, in dem ich als Vertreter Luxemburgs im Mai und Juni 2000 zusammen mit rund 100 europäischen Schriftstellerinnen und Schriftstellern sechs Wochen lang von Lissabon über Madrid, Brüssel, Moskau nach Berlin unterwegs war. Mit dem Auftrag, am Ende der Reise einen Text über die Europa-›Erfahrung‹ zu verfassen. Ansonsten ist Europa regelmäßig der geografische, politische und gesellschaftliche Hintergrund, vor dem sich meine Romane und Erzählungen und häufig auch meine reisejournalistischen Texte abspielen.

Jürg Beeler (Schweiz): Nein. Oder doch? Meine Romanfiguren leben in Europa. Viele davon in der Schweiz. Aber da beginnen bereits die Probleme. Leben sie in der Schweiz oder nur in meiner Prosa? Und ein Problem zieht gleich das nächste mit sich: Wo lebe ich? In Europa, in der Schweiz, in meiner Prosa?
Ich gestehe, dass ich diese Fragen nicht beantworten kann. Ich leide nämlich an derselben Krankheit wie einige meiner Romanfiguren: Es gelingt ihnen nicht, eine Grenzlinie zu ziehen, zu sagen, wo etwas anfängt oder aufhört. Wo zum Beispiel eine Geschichte anfängt und wo sie endet. Wie weit ein Wort reicht, wo die Heimat, wo die Fremde beginnt.
Was ist Europa? Ein Gespenst, ein Eisberg, ein Walfisch? Ein Laut einer nicht zu entziffernden Sprache? Oder bloß ein technisches Geräusch?
Vielleicht lediglich ein bürokratischer Begriff. Bürokratien haben einen Hang zu rücksichtsloser Ordnung, zu künstlichen Grenzen. Wo diese artifiziellen Grenzen sind, sind auch gleich ihre Hüter, sind die Henker und ihre Opfer. Aber Europa?
Man könnte mich genauso gut fragen, ob die Ausdehnung des Ozonlochs meine Literatur beeinflusst hat. Und das Ozonloch –
Das führt mich doch gleich wieder zurück. Ich meine, die Schweiz ist umzingelt. Ein kleines Loch auf der EU-Karte. Umkreist von einem angeblichen Europa. Oder nur der EU? Ist eine EU-Karte auch eine Europakarte? Verschwindet nun die Schweiz in Europa, oder umgekehrt, wird Europa in diesem kleinen Loch verschwinden?
Was für ein Durcheinander! Länder, Worte, Landkarten, sie haben ihre Grenzen, Biographien ihre Schrift, Texte wiederum ihre Länder, ihre Mentalitäten. Ich bin älter geworden. Und das Leben und die Begriffe sind komplizierter und undurchsichtiger geworden. Die Worte kommen mir wie Amöben vor. Sie verändern ihre Form dauernd, sie teilen sich, und die eine Hälfte schwimmt mir davon, und dann teilt sich diese Hälfte wieder ...
Möglicherweise ist Europa ein neues Virus, das von den Amerikanern diagnostiziert wird. Möglicherweise ist Amerika eine europäische Krankheit.

Tsead Bruinja (Niederlande): Meine Arbeit hat nicht eigentlich mit Europa zu tun, doch ist es manchmal schwierig, die Welt um einen herum zu vernachlässigen. Ich lebe in Amsterdam, und was mich beschäftigt, ist der Mord an Theo van Gogh und die Tatsache, dass in meiner Gegend auch viele Moslems wohnen. Auf die eine oder andere Weise werden diese Ereignisse und Einflüsse in meine Lyrik eindringen.

STINT: Wie hat sich die gesellschaftlich-politische Entwicklung der vergangenen 20 Jahre auf Ihr Selbstbild als Schriftsteller ausgewirkt?

Hausemer: Luxemburg, seit mehr als einem Jahrhundert eine ausgesprochen multikulturelle Gesellschaft, war und ist immer noch ein weißer Fleck auf der europäischen Literatur-Landkarte. Als luxemburgischer Autor ging und geht es mir demnach auch darum, mit meiner Arbeit die engen Landesgrenzen zu überschreiten und zu versuchen, mir im europäischen Ausland Gehör zu verschaffen. Daran haben auch die gesellschaftlich-politischen Entwicklungen der letzten 20 Jahre nichts Wesentliches geändert, wobei literarische Inhalte selbstverständlich stets eine mehr oder weniger direkte Reaktion auf eben diese Entwicklungen sind.

Beeler: Ist das eine ironische Frage? Vielleicht ist das eine Frage, die nur in Deutschland ernsthaft gestellt werden kann. Vielleicht täusche ich mich aber auch, und eine Frage dieser Art ist lediglich ein Kind unserer Zeit. Eine Frage, die in seltsame, unbelebte Siedlungen führt. Mein Selbstbild. Möglicherweise habe ich es selbst gemalt. Oder es ist das Selbst, das mich gemalt hat. Und vermutlich, so legt es die Frage nahe, hat da auch noch die Gesellschaft und die Politik mitgemalt. Und dann müsste ich noch beantworten, was denn da dieser verborgene Meister in den vergangenen zwanzig Jahren gepinselt hat. Zwanzig Jahre! Da müsste ich also mal mein Leben erzählen. Aber damit wollen wir lieber nicht beginnen. Das würde mich in gänzlich unbekannte Zonen führen.

Bruinja: Sicherlich bin ich durch die ökonomische Entwicklung der vergangenen zwanzig Jahre beeinflusst worden; mehr noch freilich durch die wirtschaftliche Lage in den Niederlanden der frühen 80er Jahre. Mein Vater war arbeitslos und fing an, illegal zu jobben, obwohl er Unterstützung bezog. Weil er eine falsche Entscheidung traf, mussten wir in eine Kleinstadt ziehen – ein gewaltiger Unterschied zum Leben inmitten von Bauernhöfen und Weiden! Die 80er Jahre waren zudem eine Zeit der Angst vor nuklearen Katastrophen und Krieg. Ich hatte Albträume, in denen ganz in unserer Nähe eine Atombombe abgeworfen wurde, und ich konnte nicht schlafen. In den späten 80er Jahren riet man uns, Mathematik oder Chemie zu studieren, weil es in anderen Gebieten keine Arbeitsplätze gebe. Daraufhin entschloss ich mich (nachdem ich festgestellt hatte, dass es mit meinen mathematischen Fähigkeiten nicht weit her war), Englisch zu studieren – nicht im Hinblick auf irgendeine Zukunft, sondern weil ich mich für Sprache und Literatur interessierte.

STINT: Gibt es so etwas wie eine »europäische Literatur«, gibt es ein spezifisch »europäisches Erzählen«?

Hausemer: Mit Nachdruck: Nein! Und das ist das Glück und die Chance der europäischen LiteraturEN! Nämlich der Reichtum, die Vielfalt und Vielseitigkeit der diversen europäischen Kulturen und Mentalitäten, die auf keinen Fall jemals verloren gehen dürfen.

Beeler: Möglicherweise sind in den USA mehr Autoren aus einer Creative-writing-Schule hervorgegangen als in Deutschland oder Frankreich. Das sieht man ihnen auch an, meinte kürzlich ein Berufskollege verächtlich. Nun, auch bei uns gibt es die routinierten, nach vorgegebenem Muster gestrickten Romane. Was ist das Amerikanische an James Salter, Richard Brautigan, Carson McCullers? Ist Amos Oz ein jüdischer oder europäischer Erzähler? Je mehr ich mich auf die Literatur jenseits des Atlantiks einließ, desto mehr entdeckte ich, was mir auch schon von diesseits des Atlantiks vertraut war. Was ich mir nahe wähne, mir lieb ist, reicht längst von Japan über Polen, Frankreich, USA und Chile. Die Literatur hat ihre eigene Landkarte, eine Weltkarte, und diese Weltkarte ist eine Wasserkarte.
Europa, die EU? Es sind die großen Konzerne, die an der Homogenisierung der Konsumprodukte interessiert sind. Dass in Portugal wie Tschechien der Lang­nese-Honig genau gleich schmeckt. Doch dieser Prozess, den wir heute ›Globalisierung‹ nennen, hat vermutlich gar nichts mit Europa zu tun. Die Wirtschaft verhält sich zu dem merkwürdigen Ding ›Europa‹ vollkommen indifferent. Wenn die Krabben der Nordsee in Marokko gepult werden, Weine aus Südafrika und Chile auf unseren Tisch kommen, so verführt das eher zum Schluss, dass sich der Handel (wie auch der Handel mit Büchern und Wissen) in ganz anderen geographischen Dimensionen bewegt. Und was für Wege haben die Handelsprodukte in der Antike, im Hochmittelalter, Renaissance oder Aufklärung genommen? Auch in früheren Jahrhunderten waren die Grenzen nur fiktive, doch immer noch wird uns im Geschichtsunterricht die Illusion von Ländern, Kontinenten, Epochen mit klar umrissener Kontur vermittelt.

Bruinja: Da ich nicht die gesamte europäische Literatur kenne, finde ich es schwierig, diese Frage angemessen zu beantworten. Als begeisterter Leser von Gedichten kann ich nur sagen, dass es zwischen der Lyrik aus Spanien, Frankreich oder Dänemark gewaltige Unterschiede gibt, doch scheinen sie sämtlich von denselben kulturellen Dialogen und Ismen wie Moderne und Postmoderne beeinflusst zu sein; aber diese sind wahrscheinlich in der gesamten westlichen Welt zu finden.

STINT: Welchen Beitrag leistet die Literatur (oder könnte sie leisten) zum Selbstverständnis eines sich auf politischer Ebene neu konstituierenden Europa?

Hausemer: Literatur kann, soll, muss dazu beitragen, auf der Basis nationaler Eigenheiten und Eigenschaften besagte Vielfalt zu erhalten, die das eigentlich spezifisch Europäische ausmacht.

Beeler: Das Selbstverständnis Europas? Versteht es denn sich selbst? Schon das ›Selbstverständnis‹ meiner eigenen Person scheint mir eine äußerst delikate und fragwürdige Sache. Möglicherweise kommen auch die meisten Menschen problemlos ohne ein ›Selbstverständnis‹ aus.
Und ich sehe auch das Neue nicht, das sich da konstituieren soll. Ich sehe nur, dass derselbe Misthaufen immer größer wird.

Bruinja: Gewiss teilen wir unsere kulturelle Identität, doch sollten wir im Sinn behalten, dass die Menschen, die aus dem Ausland gekommen sind, um mit uns zu leben, auch ihre eigene Kultur mitbringen. Wir müssen uns stärker mit ihrer Kultur auseinandersetzen, und wir müssen ihnen zeigen, wie wir durch Kampf und Spiel die eigene Freiheit, Politik und Kunst gefunden haben.

STINT: Inwiefern greifen gegenwärtige Versuche, Europa neu zu bestimmen, in Erzählformen und narrative Strukturen ein – werden z. B. formal wie inhaltliche Szenarien/Utopien entwickelt?

Hausemer: Eine allzu allgemeine Frage, die sich pauschal nicht beantworten lässt! Außer vielleicht mit dem Hinweis, dass die europäische Neubestimmung möglicherweise die Gelegenheit bietet, punktuelles Interesse an bisher Übergangenem zu wecken und neue, grenzüberschreitende Kontakte zu knüpfen.

Beeler: Das scheint mir seltsam, dass man eine Gegend einfach neu bestimmen kann.

Bruinja: Ich sehe nicht, wo sich das bei niederländischen Autoren nennenswert in literarischer Form niedergeschlagen hätte, doch lerne ich von meinen irakischen Kollegen. Schriftsteller wie Mowaffk Al-Sawad haben mir die Augen geöffnet und vorgeführt, unter welchen Vorzeichen ein Teil der arabischen Welt auf den Westen blickt. Ich bin nicht sicher, dass Europa aus einer gleichgerichteten oder vereinheitlichten Meinung zu Themen wie dem Irak Nutzen ziehen würde, aber etwas Anti-Utopisches über dieses Problem zu schreiben, wäre allemal lohnenswert, selbst wenn Anthony Burgess mit seinem Buch 1985 eine schwer zu übertreffende Vorlage geliefert hat.

STINT: Wo und wie hat sich in den vergangenen 20 Jahren das literarische Feld Ihres Landes verändert?

Hausemer: Wie gesagt, Luxemburg war und ist ein weißer Fleck auf der literarischen Europa-Karte. Allerdings hat sich im Lande selbst in den letzten 20 Jahren einiges verändert, ja, auch verbessert. Die Verlagslandschaft ist größer geworden, die Autoren haben zu einem neuen, starken Selbstbewusstsein gefunden (1986 Gründung des »Lëtzebuerger Schrëftstellerverband«), günstigere soziale, ökonomische Voraussetzungen für freiberufliches Schreiben, das vor 1980 gar nicht existierte, wurden geschaffen, vielfältige internationale Kontakte konnten geknüpft werden, und auch im Ausland ist das Interesse an Literatur aus Luxemburg gewachsen, was sich unter anderem darin zeigt, dass in den letzten 10-15 Jahren erstmals Werke luxemburgischer Autoren ins Deutsche, Französische, Spanische, Englische, Italienische etc. übersetzt wurden.

Beeler: Ich bin kein Bauer. Und ich sehe von meinem Fenster auch nicht bis an die Grenze meines Landes.

Bruinja: Ich denke, dass die Postmoderne auf dem Gebiet der Literatur noch mehr an Einfluss gewonnen hat, besonders in der Lyrik. Es gibt sowohl eine Tendenz zur Abstraktion als auch eine zu leichter zugänglichen Formen von Literatur, in denen Lyrik und Musik oder Lyrik und Theater (slam) sich miteinander verbinden. Mir macht beides Spaß.
Weil ich zwei Sprachen – das Friesische und das Niederländische – spreche und schreibe, sind mir die Unterschiede zwischen beiden Kulturen bewusst, auch wenn sie nicht sehr bedeutend sind. Sie öffnen mich stärker gegenüber Autoren, die aus anderen Ländern stammen. Ich kann verstehen, warum sie an ihrer eigenen Sprache festhalten wollen, und ich rate ihnen, sich eher nach einem guten Übersetzer umzuschauen als in einer neuen Sprache zu schreiben.

STINT: Wie beeinflussen Ideen von gesamteuropäischer Kultur oder innereuropäischer Differenz die Produktionsbedingungen – vom individuellen Schreiben bis zu Veränderungen von Publikationsmöglichkeiten und literarischer Öffentlichkeit?

Hausemer: Internationale Kontakte, Übersetzungen … Ansonsten denke ich nicht, dass Europa, gesamteuropäische Kultur und innereuropäische Differenzen als Thema des individuellen Schreibens taugen, dieses messbar beeinflussen oder gar verändern. Statt mit politischen Konzepten beschäftigt sich ernstzunehmende Literatur und Kunst doch eher mit individuellen, subjektiven Befindlichkeiten, die im Idealfall Ausdruck einer allgemeineren, objektiveren Lebenssituation sein können.

Beeler: Zur Veränderung von Produktionsbedingungen ließe sich einiges sagen. Doch ich fürchte, wie oben schon erwähnt, dass diese Veränderungen wenig mit Europa zu tun haben. Außerdem habe ich die Öffentlichkeit immer als durch und durch unliterarisch erlebt.

Bruinja: Ich glaube nicht, dass Europa notwendigerweise irgendetwas mit dem Wunsch zu tun hat, im Ausland veröffentlicht zu werden. Es ist eher die Liebe zur Sprache und der Reiz, das eigene Gebilde in einer neuen Sprache zu hören und zu lesen, die mich Sehnsucht nach den fremden Idiomen anderer Länder empfinden lassen.
Die Arbeit von uns westlichen Autoren hat ihre Wurzeln im Christentum, auch wenn wir nicht alle gläubig sind. Überdies sind wir das Produkt der Werke von großen Philosophen und großen Kriegshetzern. Wir unterliegen dem Einfluss der Medien, die im Wesentlichen von der amerikanischen Kultur kontrolliert werden, und versuchen etwas hinzuzufügen. Wir sehen aus wie smarte Papageien, und so verhalten wir uns auch. Ich glaube nicht, dass dies europäisch oder westlich ist. Mir scheint es der menschlichen – oder sollte ich sagen: der animalischen – Natur zu entsprechen.

Den Beitrag Bruinjas hat Jürgen Dierking aus dem Englischen übertragen.

Bron: http://www.stint.de/ (Website tijdschrift Stint)

terug naar boven


Tsead Bruinja dicht op de etalageruiten van Caesuur

door Ernst Jan Rozendaal



MIDDELBURG - De manifestatie 'Dichters op de ruiten van Caesuur' is inmiddels een jaarlijks terugkerend evenement geworden. Na Tonnus Oosterhoff en Moustafa Stitou toont nu de Friese dichter Tsead Bruinja (1974) zijn poëzie bij de Middelburgse expositieruimte Caesuur. Zijn gedicht 'Bang voor de bal' wordt vandaag gedoopt met een reeks aan poëzievoordrachten.

De Middelburgse dichter F. van Dixhoorn nodigde twee jaar geleden Tonnus Oosterhoff uit een gedicht te laten zien op de ruiten van Caesuur, de Middelburgse expositieruimte die dag en nacht kunst tentoonstelt achter de etalageruiten van een voormalige winkel in de Lange Noordstraat. Na de bewegende gedichten van Oosterhoff volgde vorig jaar een projectie van Stitou. Nu heeft Bruinja speciaal voor Caesuur een gedicht geschreven. De drie strofen van het gedicht, of misschien zijn het wel drie afzonderlijke gedichten, zijn te lezen op de ruiten en de deur daar tussenin.

"Ik wilde iets met de ruimte doen en met de straat", vertelt Bruinja. "Ik was net een boek aan te lezen waar ik stuitte op de woorden bang voor de bal. Het boek vond ik niet zo goed, maar die woorden bleven hangen. Ik kreeg het beeld van een jongen die op straat speelt. Hij is bang voor de bal. Achter het raam van Caesuur zit iemand die met hem wil spelen. Dat is de gedachte achter het gedicht, maar zoals bij alle poëzie zijn meerdere betekenissen mogelijk. In de manier waarop ik de poëzie presenteer, wil ik ook de gelaagdheid van gedichten laten zien." Ook een grote discobal
verwijst naar de angst voor de bal, volgens Bruinja op te vatten als de angst om te dansen of van vrouwen en mannen om elkaar te benaderen. Door licht op straat te laten vallen, hoopt Bruinja dat zijn beeld onwonenden en voorbijgangers ook 's avonds aanspreekt.

"Voor mij is dit een experiment om te onderzoeken hoe je een gedicht driedimensionaal kunt presenteren. Alle delen van het gedicht verwijzen naar elkaar, maar anders dan op de bladzijden van een poëziebundel."

Het gedicht van Bruinja kan tot en met 10 januari bij Caesuur worden bekeken. Vandaag (van 16 tot 18 uur) wordt het ingewijd door voordrachten van Bruinja zelf en van Jan Baeke, Erik Lindner, Thomas Möhlmann en Tjitske Musche. "Dat zijn dichters die ik zelf erg goed vind. Zo'n opening is een mooie kans om mensen met hun werk kennis te laten maken. Op een laagdrempelige manier. De toeschouwer wordt niet gedwongen, maar de poëzie wordt wel serieus genomen."

( http://www.pzc.nl/)

terug naar boven


De schoonheid saboteren

Door Kester Freriks

Gesprek met dichter Tsead Bruinja

De jonge dichter Tsead Bruinja slikte lsd en zag toen in rozen het aanstaande verval.

,,Ik kom voort uit de muziekcultuur.''

Als kleine jongen viel de dichter Tsead Bruinja (1974) uit het raam van zijn ouderlijk huis in Rinsumageest. Hij keek naar de wolkenluchten boven Friesland en raakte zo geboeid door de ruimte dat hij zijn evenwicht verloor. Nu woont Tsead Bruinja in een eindeloos lijkende, smalle straat van de Amsterdamse wijk De Baarsjes achter het Mercatorplein. De gevelrij aan de overkant vormt een gesloten wand. Zojuist verschenen Batterij, opvolger van zijn debuut Dat het zo hoorde (2003), en de royale, tweetalige bloemlezing Droom in blauwe regenjas/ Dream yn blauwe reinjas waarin de nieuwe dichters van Friesland zijn vertegenwoordigd.

In de verantwoording op de bloemlezing noemt Bruinja de `verweiding' van tal van Friese poëten, net zoals koeien van de ene weide naar de andere verplaatst worden. Voor de dichters betekent dat het verlaten van de `ouderlijke stee' van de jeugd naar een nieuwe, eigen woonplek. Die laatste ligt vaak in de stad. De groene weiden, aldus Bruinja, zijn soms een `plek van wreedheid en hevige emoties. De doden zijn er doder en de borsten zijn er bloter. Het is een gebied dat verlangt naar een poëzie in een klassiek ritme'.

Dit concluderen Bruinja en medesamensteller Hein Jaap Hilarides naar aanleiding van het gedicht `Oever' van Abe de Vries, dat toepasselijk begint met de regel `dit land is ruimte'. De samenstellers kwamen er al lezend en kiezend achter dat ze zich lieten leiden door enkele wezenlijke aspecten van de Friese taal en de Friese dichtkunst, namelijk de muzikaliteit van het vers, het `zangrijke' Fries en de absurde, vaak bondige formuleringen. Bovendien zijn deze gedichten ruwer dan het meer gestileerde, esthetisch verantwoorde vers in de huidige poëzie. Inhoudelijk spelen natuurmystiek en een mythologische ervaring van het Friese landschap als paradijs een rol, al is dat paradijs maar al te vaak verloren. De bloemlezing is bedoeld als aanvulling op de in 1994 verschenen historische bundel Spiegel van de Friese poëzie.

Bruinja: ,,Meer dan de helft van de dichters uit Droom in blauwe regenjas heeft het Friese land verlaten en woont in Groningen of Amsterdam. De meesten gingen studeren in Groningen of werden aangetrokken door het culturele aanbod van de grote stad. Er schuilt denk ik ook iets van verzet in. Je wilt je aan de vaak benauwende Friese gemeenschap onttrekken. Ik wil mijn Friese verleden niet romantiseren. Mijn eerste gedichten schreef ik in het Engels, het waren eerder songteksten. Ik was toen veertien jaar. Er hoorde ook muziek bij. Pas toen ik een keer, als student Engels, uit Londen terugging naar het noorden en tussen Hoek van Holland en Rotterdam populieren zag, sprong er een vonk over. De bomen herinnerden me aan `thuis'. Ik schreef mijn eerste gedicht in het Nederlands. Sindsdien wissel ik het Fries en het Nederlands af.''

Intuïtief

De keuze voor een vers in de ene of andere taal gebeurt vaak `intuïtief'. ,,Het begin dient zich aan als een regel of een beeld, en daarna moet ik verder'', legt hij uit. ,,Dan heb ik geen vrijheid meer. Een gedicht schrijven is een dwingende en geconcentreerde bezigheid, daarna ben ik ofwel doodmoe of ik stuiter vol energie door de straten.'' De gedichten van Bruinja zijn niet altijd eenvoudig te duiden. In zijn stijl houdt hij op zorgvuldige wijze het midden tussen een min of meer anekdotisch verhaal en de neiging tot abstracte taalmuziek. Is de bundel Dat het zo hoorde nog herkenbaar als wortelend in een romantische literaire traditie, Batterij is harder en vooral explosiever van toon. Bijna alle gedichten eindigen met een woord of een korte, compacte regel, zoals: `mijn mond', `wees in kilte/ bedreven' of `adem'. Dat slot staat er als een hamerslag. Bruinja ziet het zo: ,,Het hele gedicht heeft dat laatste beeld opgeladen, zoals een batterij het licht in een zaklamp veroorzaakt.''

Zoals veel van zijn generatiegenoten, de dichters die in het begin van de jaren negentig debuteerden, maakt Bruinja gebruik van muziek tijdens zijn voordrachten. Het lezen van poëzie door een vaak verlegen dichter voor de microfoon heeft voor hen afgedaan. Bruinja: ,,Ik kom voort uit de muziekcultuur. In de voor mij beslissende jaren als dichter, zo in de beginjaren van mijn middelbare school, luisterde ik naar muziek van The Doors en de symfonische rock van Marillion, met een zanger als Fish. Ik las de songteksten, vooral die van Jim Morrison, en raakte geboeid door associaties die ik vaak niet begreep, maar die me boeiden. Met een vriend maakten we onze eigen muziek met mijn teksten. We hadden een viersporenrecorder, gitaar, een drumcomputer en gebruikten samples. De muziek speelt tijdens mijn optredens een belangrijke rol, niet als achtergrond maar als gelijkwaardige kunstvorm. Een voordracht is elke keer anders. Ik kan stiltes langer nemen, want dan komt de muzikant aan bod. Veel dichters schrikken van hun eigen stem wanneer zij die horen, bijvoorbeeld op een recorder. Ik heb daar geen last van. Van vroeg af ben ik gewend aan mijn eigen stem. Als ik dicht, dan hoor ik mijn stem in mijn hoofd. Er klinkt het ritme. Toch houd ik ook van dichters voor wie het voorlezen op zijn ouderwets gaat, zoals het laatste optreden van Kees Ouwens tijdens Poetry International in Rotterdam. Het was intiem en puur, intens, verstild.''

Het was een verbouwde boerderij, ingeklemd tussen twee echte boerderijen, waar Tsead Bruinja de eerste acht jaren van zijn leven woonde. Zijn vader oefende het beroep uit van wasmachinemonteur. Door de economische teruggang in de jaren tachtig nam zijn vader een baan in het dorp Kollum aan als conciërge. Daar kwam het gezin in het midden van het dorp te wonen tegenover het politiebureau. ,,De verhuizing van het platteland naar het dorp heb ik altijd verschrikkelijk gevonden'', zegt Bruinja. ,,Ik zou zo in dit huis van vroeger willen wonen. Vanuit Kollum moest ik elke dag met de bus heen en weer naar het atheneum in Leeuwarden. Dat ging met zo'n oude Fram-bus. Het was of de uitlaatgassen via een slang weer terug de bus in gejaagd werden, zo verstikkend was het daarbinnen. Ik kreeg erge hoofdpijn, raakte overspannen. In de stad werd neergekeken op wie van het boerenland kwam. Maar de grens tussen oorzaak en gevolg is niet duidelijk te trekken. Ik zat in een hoekje gedichten te schrijven en misschien deden de medeleerlingen daarom wel zo neerbuigend.''

In Dat het zo hoorde wijdt Bruinja een prachtig gedicht aan dit huis van zijn prille jeugd dat hij `Brief' noemt: ,,(...) in de verbouwde boerderij aan de smal kronkelende landweg/ huizen een deel van je dromen/ en spoken achter het lichtelijk vergeelde vitrage van de ramen/ van toen je vader nog rookte en in de stenen/ kraakt het langzaam van herinnering aan warmere dagen/ van vloeibaarheid en zonnewind''. Dit gedicht is een mooi voorbeeld van Bruinja's door het Friese land en zijn Friese jeugd geïnspireerde poëzie. Het stroomt. Dat deed hij al vanaf zijn eerste gedichten, de taal laten stromen. Op de bladspiegel staan de gedichten er als tekstblokken, massief. Bruinja zegt `niet te houden van het pittoreske wit om de gedichten heen'. Evenmin heeft hij het op leestekens, hoofdletters en interpunctie, sterker: in geen enkel gedicht van zijn hand is een komma te bespeuren, laat staan een hoofdletter.

,,Hoewel ik mijn gedichten graag voordraag en de voordracht van wezenlijk belang is, ontken ik de vorm van het gedicht op de pagina niet. Ik laat me sterk leiden door de verdeling van het zwart-wit bij het vaststellen van de lengte van een versregel en waar ik enjambementen plaats. Ik vind komma's niet mooi en ze vertragen het stuwende ritme van een tekst. Ik besef dat het dubbelzinnig is: voordracht én woordbeeld. Net zoals mijn meertaligheid iets dubbels heeft. Ik leef in een soort dubbeltalig laboratorium met muziek én tekst, Fries én Nederlands.'' Bruinja heeft een pluriforme omgang met het vers: ,,Door de voordracht verandert een gedicht. De toeschouwer ziet daar een dichter staan, ziet zijn kleren, hoort de stem. Je kunt je als performer niet onzichtbaar maken of uitwissen, al ga je achter een muur staan. Dan nog denkt de toeschouwer dat die muur de dichter is. Aan de andere kant is het een misverstand te denken dat het lezen van een gedicht in een stil hoekje van je kamer een volstrekt ongestoorde bezigheid is. Ook in een huiskamer kan van alles gebeuren, zowel binnen als buiten. Hier beneden mij woont een drugsdealer. Junks staan vaak op het raam te bonzen, al hangt er een stuk papier waarop staat `Onbevoegden mogen niet kloppen op het raam'. Die onrust dringt ook hier mijn werkkamer binnen', ook al lees ik in alle afgezonderde stilte de gedichten van mijn lievelingsdichters.''

Pink Floyd

Vooral Amerikaanse schrijvers als Jack Kerouac, Walt Whitman en Raymond Carver strekten hem in de begintijd tot voorbeeld. Daarnaast de popzangers Jim Morrison van The Doors en Roger Waters van Pink Floyd. Aan hen heeft hij de magie en de kracht van associaties te danken. De dichter en uiterst compact schrijvende auteur Carver heeft hem beïnvloed bij het schrijven van Batterij, waarin een romantische toonzetting als die van het debuut geen enkele kans krijgt. ,,Met Batterij wilde ik de schoonheid saboteren'', zegt hij. ,,In Dat het zo hoorde is er sprake van het verlangen van een ik-figuur naar de ander, een geliefde bijvoorbeeld. Maar telkens ervaart die ik de afstand tot de ander. Ik heb de afstand die er bestaat tussen mensen steeds meer als thema van mijn gedichten gekozen. Ik wil die afstand met taal overbruggen zonder dat ik in staat ben het probleem van de distantie op te lossen. Dat moet ook niet, want dan verlies ik mijn onderwerp. Mijn fascinatie schuilt erin met taal een ander te bereiken, een geliefd iemand. Taal geeft glans aan de inhoud, vormt het uiterlijk. Als je een auto verkoopt, verkoop je ook geen motorblok op vier wielen. De ontwerper doet zijn uiterste best op de vorm.''

Niet altijd zijn klank, het ritme of de muziek van een eerste, geïnspireerde regel de bron van een gedicht. Dat kan ook weleens een gebeurtenis zijn. Levendig herinnert Tsead Bruinja zich het bezoek dat hij bracht aan een vriendin van wie hij verwachtte dat het iets zou worden. Dat gebeurde niet. Hij had een bos rozen meegenomen, ze praatten wat, gebruikten lsd en door de invloed van dit roesmiddel zag hij opeens in de rozen het aanstaande verval. Hij schreef stiekem op een briefje dat hij voor haar verborg: `ik zie de roos als een wrak in aanbouw'.

Het werd niks met de liefde, maar het gedicht mag er zijn. Bruinja: ,,Mijn gedichten beginnen vaker met een verhaal. Dat houdt de associaties in toom. Toen, bij dat meisje op de bank, dacht ik: `Wat doe ik hier?' Als ik een gedicht schrijf, dan stel ik me die vraag niet. Ik ga op in het gedicht, zoals ik vroeger opging in de ruimte en de wolken boven me in Friesland.''

Info:  `Batterij', uitg. Contact. `Droom in blauwe regenjas', uitg. Contact en uitg. Bornmeer, Leeuwarden. Optredens: 12/11 Crossing Border, Koninklijke Schouwburg, Den Haag; 27/11 De Wintertuin, Nijmegen. Tournee met `Droom in blauwe regenjas' t/m 19/11. Inl.: www.tseadbruinja.nl; www.droominblauweregenjas.nl.

(Bron: NRC, 05-11-2004)

Ingezonden brief naar aanleiding van dit interview

Door Jan Wopereis, Borne

In het interview van Kester Freriks' met de Friese dichter Tsead Bruinja (Cultureel Supplement, 5 november 2004) komen op een bepaald moment Bruinja's voordrachtsactiviteiten (met muzikale ondersteuning) aan de orde. Met geen woord wordt daar gerept over de `godfather' en de icoon van de Friese voordrachtskunst Tsjebbe Hettinga. Twee bundels van hem (Frjemde kusten, Fan oer see en fierder, resp. uit 1995 en 2000) gaan vergezeld van een cd waarop de performer Tsjebbe Hettinga te beluisteren valt. Mijn idee is dat gezegd mag (en moet) worden dat eigenlijk iedere hedendaagse Friese dichter schatplichtig is aan deze markante voortrekker van de Friese voordrachtskunst.

(Bron: NRC, november 2004)

terug naar boven


Je moet niet je bek houden

Tsead Bruinja is 'Kunstenaar tegen de muur'

Door Emiel Hakkenes

GRONINGEN- Een grote groep Nederlandse kunstenaar protesteert tegen de veiligheidsmuur die Israël bouwt langs de Westelijke Jordaanoever. Het protest onder het motto "Kunstenaars tegen de muur" is een initiatief van de Haagse Vrije Academie, een werkplaats voor beeldend kunstenaars. Volgens de Vrije Academie moeten kunstenaars een actieve rol in de samenleving spelen.

Het protest tegen de veiligheidsmuur begon op 19 februari met een expositie van de Israëlische kunstenaar Michal Heiman en zijn Palestijnse collega Rashid Masharawi. Ook verscheen er een paginagrote advertentie in Vrij Nederland, waarin ruim honderd kunstenaars zich uitspreken tegen de bouw van de muur. Een van hen is dichter Tsead Bruinja.
"De beelden die ik op TV zie over de bouw van de muur, doen me heel wat", vertelt Bruinja. "De Israëli's proberen de Palestijnen buiten te houden, mensen kunnen niet meer naar hun werk. Het is werkelijk krankzinnig. Ik voel me betrokken bij de problemen in Israël en het Midden-Oosten. Ik heb samengewerkt met de Irakese dichter Mowaffk Al-Sawad. Van hem heb ik de andere kant van het verhaal gehoord, wat de VS allemaal doen in Israël. Amerika geeft gunstige leningen, die andere landen niet krijgen. En als je ook hoort hoe het er in Irak aan toegaat, word je wel gevoelig. Je krijgt begrip voor de acties van terroristen. Maar dat wil zeggen dat ik hun daden goedkeur."
Hoe zijn naam op de petitie terechtgekomen is, kan de 29-jarige dichter zich echter niet herinneren: "Ik steun wel meer goede doelen. Maar meestal gaan dit soort dingen via-via. Een kunstenaar is een mediapersoonlijkheid en kan in die zin iets uitdragen. Als mensen mij ergens voor vragen, reageer ik."
"Ja, kunstenaars moeten zich wel degelijk bemoeien met politiek. Je moet niet je bek houden. Ik zeg niet dat het je morele plicht is om je met de wereld te bemoeien. Dat houd je toch niet vol. Of het je iets kan schelen wat er gebeurt, hangt maar net af van met welk been je uit bed stapt. Voor mij geeft politieke betrokkenheid verdieping aan mijn leven, al is mijn invloed natuurlijk beperkt. De problematiek in Israël is een genuanceerde kwestie en kunstenaars houden van nuance. Wij geven in ons werk ook een nuancering aan de werkelijkheid."
"Op zich maakt het me niet uit wie er nog meer op de lijst staan. Als Adolf Hitler erop had gestaan, had ik natuurlijk niet getekend. Tussen namen als Anja Meulenbelt en Jan Wolkers staan is natuurlijk leuk, maar het is me niet te doen om de roem. Ik laat mijn steun ook niet afhangen van de medeondertekenaars. Ik zeg niet: ik steun de petitie wel, maar ik wil eerst zien of er ook idioten op de lijst staan van wie ik jeuk krijg."
"Nee, ik denk niet dat ze er in Israël wakker van liggen dat hier een groepje kunstenaars protesteert. Maar we kunnen de kwestie wel in Nederland onder de aandacht brengen. Als je uitsluitend kijkt of je actie nut zal hebben, kun je nooit iets zeggen. Kijk, er zijn waarschijnlijk nog wel duizend misstanden, maar van deze ben ik me bewust en hier ben ik tegen." (Element, 12-03-2004)

Voor meer Emiel Hakkenes: http://www.hakkenes.tk/

terug naar boven


Tsead Bruinja: 'Nu zijn we aan het werk!'

door Coen Peppelenbos

De Amsterdammer (nou ja, Diemenaar) Tsead Bruinja is deze zomer definitief doorgebroken in de poëtische wereld met zijn bundel Dat het zo hoorde. Al eerder verschenen drie Friestalige bundels van zijn hand, dus echt groen is hij niet meer.

Is er een verschil in ontvangst met je Friese bundels?

Er is inderdaad een groot verschil. In Friesland werden mijn bundels ook goed besproken, maar je merkt in de recensies dat er anders naar je poëzie wordt gekeken. In Friesland wordt het postmodernistische karakter van de gedichten niet zo opgepakt en dat is nu wel gebeurd.

Je kreeg echt lovende recensies van Piet Gerbrandy en Ilja Leonard Pfeijffer.

Daar ben ik ook echt blij mee. Ik heb ook nu het idee: nu zijn we aan het werk.

Door wie ben jij nou geïnspireerd?

Dat is toch vooral de generatie voor mij: dichters als Tonnus Oosterhoff, Nachoem Wijnberg, Maria van Daalen, maar ook Rutger Kopland.

En mensen van je eigen generatie?

Ik lees veel van mij eigen generatie: Daniël Dee, Sieger M. Geertsma, Tjitske Mussche. Ik kan niet echt voorbeelden geven van hun invloed, maar ik merk dat ik bij bepaalde gedichten de toon of de constructie van een zin heb geabsorbeerd. Dat kan ik haast per zin aanwijzen. Je doet namelijk voortdurend inspiratie op. Ook van zo'n groep als Dichters uit Epibreren.

Net als de Epibreren-jongens trad jij op met een multimediale show. Maar die groep Gewassen met o.a. Sieger M. Geertsma is nu ter ziele hoorde ik.

We zijn pas onlangs uit elkaar gegaan. We hadden toch verschillende ideeën over hoe professioneel we de zaken moesten aanpakken. Het was ook niet altijd echt leuk voor en na een optreden en dan moet je toch gaan nadenken. Ik vind optreden het leukste om te doen en ik sluit ook niet uit dat ik binnenkort weer een nieuwe groep start. Of een band. Je wilt natuurlijk altijd zanger van een band zijn. Maar optreden met een literaire groep is echt heel leuk. We hebben tournees gemaakt langs scholen en festivals. Je moet wel oppassen dat het niet te grappig en leuk wordt: de poëzie moet wel centraal staan.

En nu ben je bezig met Kutgedichten.

Dat is een bundel die Daniël Dee en ik samenstellen voor uitgeverij Passage. We zaten te brainstormen over een bundel poëzie en er is al van alles: herfstgedichten, lentegedichten, vogelgedichten en kattengedichten. Maar gedichten over de kut kwamen we niet tegen. De titel is misschien wel grof, maar we zijn toch heel serieus op zoek naar goede gedichten over het vrouwelijk geslachtsdeel.

En daarna?

Komt een bundel Klotengedichten.

(uit Tzum, nr. 23 2003)

terug naar boven


 

Fraachpetear mei Tsead Bruinja (Yn it Crea-café op 8-10-03)

Troch Hedzer S. Oostra

Koarte biografy: Tsead kaam yn 1974 yn Rinsumageast te wrâld, mar wie frij faak yn Eastrum by syn pake en beppe nei't syn syn mem kaam te ferstjerren, doe't er trettjin wie. It earste gedicht yn syn bondel, De wizers yn it Read, oer syn pake, ferwiist nei dy tiid en dan blykt al dat er in sterke byldzjende taal wit te ferweven mei dichterlike tema's as leafde en dea.
De memmefiguer wurket neitiid as in soarte fan muze, in katalysator yn it proses, dêr't er him stadichoan bewust wurdt, dat er wat bysûnders mei teksten hat. Dat begjint as er as 13-jierige yn it bubbelbad by Center Parcs sit en benammen Ingelske muzykteksten troch syn holle spylje en skriuwt er songteksten yn dy taal. As er letter as studint Ingelsk fan Ingelân nei Hoek van Holland troch in Hollânsk lânskip komt mei rigen popelieren, wurdt de dichter berne en skriuwt er syn earste fers.
Dêrfoar wie Tsead op syn achtste mei it gesin ferfearn Rinsumageast nei Kollum, omdat syn heit dêr fêst wurk krije koe, dat yn dy tiid, begjin tachtich net maklik te krijen wie. Oant syn achtste fûn syn libben foar it grutste part plak oan de Heechfinne, in wei tusken Damwâld en Rinsumageast. Sadwaande hat er skoalle gongen yn Damwâld en letter yn Kollum, Ljouwert en Bûtenpost.
Syn stúdzjetiid yn Grins rekket er mear en mear beflein fan de literatuer en komt yn kontakt mei oaren, dy't in soartgelyk proses trochmeitsje en groeit er as dichter en as muzikant, want as Tsead even net fierder kin op de tekstferwurker pakt er ien fan de fiif, seis gitaren, dy't op syn keamer om him hinne hingje.
De earste publikaasje fan syn wurk yn in Frysk literêr tydskrift is fia Marijke de Boer (Stjoer mar wat yn... ) en by redaksje fan Hjir falt er dalik op troch syn eigen toan.
Tsead makket syn stúdzje Ingelsk krekt net hielendal ôf, want krijt syn nocht fan it essay skriuwen en is ûnrêstich yn it liif, mar wie tagelyk benaud om te falen.
Hy hat it ek fiersten te drok mei it sirkwy oan dichters dêr't er him njonkenlytsen as in fisk yn it wetter fielt. Hy rekket wat oer de bleuëns út syn jonge jierren hinne en groeit yn syn rol fan dichter/performer net alinne, mar blykt ek in organisator en promotor. Yn in fraachpetear mei Geart de Vries, by de lanlike sneinske útstjoering fan Omrop Fryslân in pear jier ferlyn, neamt er himsels sûnder te ferblikken in oeuvrebouwer en dat blykt gjin grutspraak, want nei syn debút De wizers yn it read (2000 ), ferskine efterinoar De man dy't rinne moat (2001) en Gegrommel fan satyn (2003) alle trije moai fersoarge by Utjouwerij Bornmeer troch foarmjouwer Gert Jan Slagter.
Koartlyn ferskynde syn Hollânsktalige debút Dat het zo hoorde by Uitgeverij Contact te Amsterdam, dat dalik lovend besprutsen waard yn de Volkskrant troch Piet Gerbrandy en yn de NRC troch Ilja Leonard Pfeijffer.

Tsead wie sa freonlik op ús fraach as begjinnend blêd in pear gedichten yn te stjoeren foar it dûbelnûmer 6/7 fan Mokumer Mjitte Nijs, dy't kreas oanjûn steane yn de ferantwurding fan Gegrommel fan satyn. Nei noch in jier Frysk oan de RUG wennet er nei jierren te Grins ynswilen yn Diemen, sadat ien fan de earste fragen wêze kin oft dêr in strategy efter sit?

Hy laket ris freonlik achter syn kofje, jout my noch de wize rie ek oantekens te meitsjen, mar ik fertrou dit kear mar op 'e technyk: Nei njoggen jier hie 'k it wol wat sjoen yn Grins. Dat kaam ek, omdat ik dêr in skiednis hie mei soms nochal wat heftige relaasjes en dan bin je net bliid, dy rûnom wer tsjin it liif te rinnen, net yn positive en net yn negative sin.
Ik fytste hjir yn Amsterdam, by in eks dy't foarhinne yn Leiden wenne achterop, in kear oer it Museumplein en doe tocht ik, dit hat ek wol wat, mar dat wie ek mar tafal. As de saken oars rûn wiene, hie 'k bygelyks ek yn Nijmegen sitte kind of ergens oars. Ik wachte in bytsje ôf, wat der foarbykaam en ik koe hjir frij flot in keamer krije.

Do skriuwst oars: 'man is útfiner fan it tsjil en froufrjemd/ froufrjemd libbet in man echt', is dat dan mei elkoar te rimen?
Syn laits wurdt noch breder; hy sjocht dat mear as in wize fan dichterlik ferwurdzjen, sûnder yn bysûnderheden te ferfallen.
Dyn lêste bondel is hjir yn Amsterdam presinteare?

De presintaasje fan Dat het zo hoorde wie koartlyn yn it sealtsje achter poëzijwinkel Perdu oan de Kloveniersburgwal hjir yn Amsterdam; dêr wie 'st trouwens by. Foar dat barren wiene ek oare Fryske dichters oerkommen as Cornelis van der Wal en Abe de Vries en dat sloech goed oan. Soks kin wolris faker. Op freed 28 novimber binne jimme wolkom dêr en jou dat mar troch oan oaren dy't ynteresse ha. Bûten Cor en Abe komme dan ek Eeltsje Hettinga en Elmar Kuiper. Dy lêste hat koartlyn in Relypriis wûn en him fyn iksels heel goed.

Do bist in goeie netwurker ha 'k al murken; ik ha juster al even as tarieding nei dyn side sjoen en dy is al wer sa'n stik profesjoneler as bygelyks in jier lyn, dêr stie in jier lyn ta myn ferrassing ús resinsje fan de man dy't rinne moat op, mar ûndertusken is de rige fiks groeid.
Dochst dat ek allegearre sels?

Jawis, soks groeit, krekt as alle oare dingen, al ha 'k wol ambysje om it goed te dwaan, bin faaks in bytsje in perfeksionist, mar net altyd. Oan 'e ein fan myn stúdzje Ingelsk wie 'k mei William Faulkner dwaande, dy't my hevich ynteressearre, mar net sasear it essayskriuwen oer him. Ik ha in grut probleem mei essay skriuwen; dêr bin 'k gjin held yn en dêr bin 'k eins wat yn stykjen bleaun. Ik wie ek mei in roman dwaande, mar dy is noch net klear, want ik hie al optredens en holp sa no en dan yn in CD-winkel en ha ek noch in skoft skjinmakkerswurk dien. Dat hie 'k meast gau klear en dan hie 'k noch tiid oer om te lêzen of gedichten te skriuwen. It lêste jier by Frysk, ik hie doe noch ien jier in stúdzjebeurs, wie moai; dat fûnen de dosinten ek neffens my, mar no sit ik mei in grutte stúdzjeskuld fansels.

Wêr libbest no dan fan?

Ik ha krekt wer in wurkbeurs krigen, dat kin wer sawat in jier foarút al ha 'k wol wat lêst fan hebberichheid mei boeken en CD 's en it goeie leven moat ek wat trochgean mei ris lekker iten of in glês wyn op syn tiid.

Dat herinnert my der oan, dat ik in Mokumer Mjitte Nijs foar him meinommen ha op it nije formaat fan A5, dêr't syn gedicht Sitaat I yn opnommen is. Hy is der mei ynnommen en besjocht it kritysk mar mei nocht. Undertusken beprate wy de segeningen fan Ynternet en benammen de sykmasine Google. It is mei de nije ûntwikkelingen tsjintwurdich sa, dat as der nije resinsjes binne oer jins wurk, dy gau te finen binne om't alles mei alles ferbûn is. Tsead nimt dy dan wer oer op syn side, sadat immen dy't Tsead Bruinja yntikt as fraach net allinne op syn side belânet mar ek trochlinke kin nei oaren en dan bygelyks wer by Mokumer Mjitte útkomt as dit fraachpetear ris in kear op ús side ferskynt yn de takomst.

Wy ha wat muoite om jonge studinten út Fryslân oan ús te binen, Tsead. De measten binne bliid, dat se even út Fryslân wei yn in grutte stêd as Amsterdam har eigen gong geane kinne en sitte net sa te springen om harren dalik wer by in studinteferiening as uzes oan te sluten, spitigernôch. Yn Grins by Bernlef sitte ek benammen âldere-jiers. Herkenst dat gefoel fan frij wêze te wollen?

Dat herken ik wol; ik bin net sa'n ferieningsman, ha ek net behoefte field om by in Fryske studinteferiening te gean. Ik hie it trouwens fiersten te drok yn Grins om soks der ek nochris by te dwaan mar ik kin my goed yntinke, dat al is Grins Frysker ast tinkst, dat in bytsje ôfstân wolris goed is. Yn myn middelbere skoalletiid hiene oaren meast ek net safolle op mei myn belangstelling foar literatuer en it Frysk, dat yn Grins koe 'k echt út 'e fuotten.

Lit ús noch even nei Fryslân en it Frysk linke, Tsead, do likest my mear te hawwen mei de Fryske taal as mei bygelyks Fryskbewegers.

Ik ha wol heel wat mei Fryslân om't it myn taal is.Ik sjoch graach nei de minsken en it Fryske lânskip is bysûnder foaral it part, dêr't ik weikom mei sa'n grutte keale flakte. Mar ik ha der ek wol in soad gedonder hân; it leit dochs wat yn de marzje en dat makket, dat er yn it lytse literêre wrâldsje wolris spul is. Mei Fryskbewegers ha 'k net sa'n soad; ik fyn it soms wol grappich.Fryslân is in moai plak mar ik hoech der net te wenjen.

Do bist destiids fan Hjir nei Kistwurk gien. Mar dat hat net lang duorre?

Nee, en dat is dan sa spitich, want Kistwurk wie wat nijs en hie faasje, mar der wie wolris gedonder. Uteinlik ek tusken Eeltsje en my oer it Skriuwersboun en doe gong ik mar wer út de redaksje. Ik fyn in Skriuwersboun wol wichtich, mar úteinlik giet dochs myn eigen wurk foar. It giet ek allegearre sa traach soms.

Eeltsje Hettinga stiet wol op dyn listke fan dichters op 28 novimber...

Jawis, Eeltsje is in goed dichter en ek wol in gongmakker; dat soarte persoanlike kwestjes moat eins ek net troch elkoar helle wurde, oars bliuwe je oan 'e gong.
Yn Fryslân wie der ek net folle kâns op in optreden, al binne se yn Ljouwert wol aktyf, mar hoe Frysk is Ljouwert?

Gedichten lizze letterlik yn de strjitte yn Ljouwert; ik bin foar de Beurs by it oerstekken mei dat nuvere ferkearsplan dêr alris op Ida Gerhardt terjochte kommen. Wiene der wat minsken yn de Prinsetún by jim manifestaasje fan it simmer?

Nee, dat foel wat tsjin nei alle publisiteit wiene der mar in pear minsken. Soks slacht yn in stêd as Grins, hat ek in Prinsentuin, dochs better oan, mar it hinget ek gear mei it waar. By moai waar wolle minsken it wetter op of fytse en sjochst hast gjin kop. Mar earder yn juny wiene der wol wer in soad minsken; doe wie der ek muzyk by.

Regelst sa'n dichtersjûn as yn Perdu sels? Ik wie ek dwaande, want woe probearje wat mear studinten fan Neerlandistiek te ynteressearjen foar it Frysk as byfak..

Sa'n Fryske dichtersjûn komt nei wat roppen en regeljen wol yn oarder. Der soe seker wat mear útwikseling komme moatte. It soe in goeie saak wêze as hjir yn Amsterdam mear Fryske dichters foar in optreden del kamen, foar jim as studinten mar ek foar oaren mei ynteresse.
Yn 2004 komt der in Blomlêzing fan jonge Fryske dichters troch in gearwurking fan de útjouwers Bornmeer en Contact.Der is mar in hiel lyts bytsje oerlap mei de Spiegel fan de Fryske Poëzij.

Dat is in ferrassing, dêr wist ik noch neat fan. Wol dat se dwaande wiene om De Spiegel van de Friese Poëzie, dêr't noch al wat krityk op wie, te hersjen en te werprintsjen.

Ja, bûten de krityk op de kar fan de dichters en it tal gedichten wie it ek net moai útjûn; mear as ien gedicht op in side soe ik gewoan net pikke; ien pagina gedicht en de oersetting op de oare dêrneist. It moat der gewoan goed útsjen, net fan dat goedkeape papier of sa.

Dizze, dyn nijste bondel, Dat het zo hoorde, by Contact, sjocht der ek moai út mar dat jildt ek foar dyn bondels by útjouwerij Bornmeer. Ik fûn twa gedichten echt top! Stapt ze in een plas en Door rood. Soest der ien fan foarlêze wolle? Ik ha dy al ris sjoen yn dyn rol as performer op dy dei fan de Fryske literatuer yn Felix Meritis.

Graach:

STAPT ZE IN EEN PLAS

dus dus zij daar heen
met haar zware lijf
puik wiebelend gewicht
nooit leunend op de as
kop als een rood bietje
bietje zweet onder de mouwen
van de bruine bloemetjesjurk
worstenvingertjes om het handtasje
met het geld knotje in
hoedje op
schoenen gepoetst
snor geschoren en
snotterend afscheid genomen
zij daar heen
met dat zware lijf
puik wiebelend

Do skriuwst tige byldzjend en mei in apart gefoel foar humor. Neffens my hast wat mei de kleur read en mei jassen.

Noho, dat read is al fan folle langer lyn, mar it giet om kleur en klank yn dat gedicht en ja, jassen, ast in jas útlûkst hast altyd noch wat oars oan...

Wat binne dyn foarbylden behalve de Grinzer dichter Tonnus Oosterhof?

Jim Morrison fan De Doors wie hiel belangryk foar my in skoft, doe kaam de literatuer en poëzij: William Blake, dy is hiel nijsgjirrich fyn ik mei syn fisionêre gedichten en dêrnei Walt Whitman en it proaza Jack Kerouac, dy hat foar my hiel belangryk west ek mei koarte gedichten. Dêrnei Alan Ginsberg (Howl), dy bruts allegear dingen iepen.
En yn Nederlân: Maria van Daalen is wol belangryk foar my, Nachoem M. Wijnberg, Arjen Duijker ek wol....En net te ferjitten: Anne Vegter, har boek 'Harries hoofdingang' hat tige wichtich foar my west.

En de Friezen?

No sjoch ik fyn in soad Friezen wol heel erch goed, mar of se no in soad ynfloed ha op myn wurk? Ja ien is Elmar Kuiper no wol. Dat rekket my. Syn eksperimint rekket my. Fierder kin ik in hiel soad goed Anne Feddema en Cornelis van der Wal, Abe de Vries en Eeltsje Hettinga. Tsjêbbe (Hettinga) hat ek wol wat ynfloed hân, tink en Albertina (Soepboer), mar dat docht my wol minder, yn dy sin, dêr moat ik wat mei of sa.
Mar dy pak ik net sa gau even út de kast, lykas Gerrit Kouwenaar, in pear tige moaie en wrâlddichters as Pessoa en Pablo Neruda. At ik witte wol, wêr't it weikomt pak ik Neruda.

En de wat âldere Friezen?

Douwe Tamminga syn In Memoriam fyn ik echt geweldich. Ik ha der wat mei, it sprekt my oan. Douwe Kalma kin ik net goed genôch, mar Sjoerd Spanninga wie wol in eye-opener, mar dan om ien kear te lêzen. Ik leau net dat ik dêr no graach nei weromgripe soe om ynspiraasje op te dwaan, as by Neruda. Obe Postma ek in tal ferzen, mar dat ha 'k no wol hân, der moatte altyd in pear gedichten knalle, fyn ik. It is wol hiel goed, mar hy giet my net fier genôch. Dat hat Spanninga dan wer wol. In pear ferzen fan R.R. van der Leest! Dêr sitte in pear heel moaie dingen by. Mar Tamminga syn In Memoriam grypt echt oan.

Do hast op dyn side in hiel soad talen om oan te klikken en der wie doe yn Perdu ek in Arabyske dichter dy't syn ferzen foardroech en dat wie sa moai om te hearren yn syn eigen taal. Fynst do klank op himsels wichtich?

Foardracht en klank binne heel belangryk by in gedicht en dan hoecht it hielendal net útwrydsk, want monotoan kin ek hiel moai wêze, as in soarte fan beswarring of sa as by bidde of bibelteksten. Dat kin hiel moai wêze.

Yn dyn foardracht hast soms ek in bytsje fan dat twingende ritme fan Tsjêbbe Hettinga.

Tsjêbbe giet yn sommige klanken wol heel fier. Ik meitsje wer oare assosjaasjes op basis fan klank en dat is neffens my in like goeie menier om tichte by it geheim te kommen, want oars is it libben aardich sinleas fansels; ik bedoel, om by de yllúzje te kommen, ik hâld alles oerein of sa, dus foaral fia klank en ritme. Sawiesa hâld ik fan in frij monotoane foardracht op dy wize sawat, dat Jim Morrison syn songs brocht. It leit ek tichte by de blues, dêr moat ik ek wolris oan tinke, sa'n bytsje yn de sin dat Pink Floyd de blues spilet. En ik doch it graach!
Ik ha ek wolris socht nei de toan fan in dichter as Kouwenaar en in inkele kear slagget dat en kom ik der tichte by en dat jout in goed gefoel.

Is dat no stadich kommen, want neffens my wiest froeger in frij ferlegen jonge?

Ja seker, tige ferlegen en dy optredens ha my dêr wol oer hinne holpen; oan de iene kant wol ferlegen, mar oan de oare kant in grutte behoefte my út te sprekken en ik ha fan alles oanpakt dat dêr by holp, wat eksperimintearje mei dingen, ljocht, muzyk, yn in sfear fan rock and roll, begrypst wol? Mar ik stie der wol foar en dan fielst dat it oanslacht en kinst hieltyd mear...

Do hast poëzij wol fergelike mei de Gamma; elk kin dêr it selde ark en materiaal helje,
mar de iene bout der in kninehokje fan en de oar makket in keunstwurk.

Wêr wie dat? O ja, ik wit it al wer yn dy dokumintêre fan Omrop Fryslân. Der wie doe in boufakker oan it wurk by Tine Bethlehem dêr't Albertine Soepboer en ik te gast wienen om ús ta te rieden op in reis nei New Castle. En dy man fûn poëzij en gedichten, mar de-ver-van-mijn-bed-show en doe ha wy der sa oer praten. Ik probearre him út te lizzen, dat jo fan dichters net folle merke, mar se misse soene, at se der net mear wiene. In soarte fan mearwearde yn it gehiel.

Wy moatte it hjir by litte, Tsead. It soe it moaiste wêze ast foar dat optreden yn Perdu ein novimber noch in kear by ús kaamst op de fakulteit? Dan kinne wy der noch in oare dichter by freegje as bygelyks Hein Jaap Hilarides, dy 'tst goed kinst fan ûnder mear dyn tiid by Hjir.

Komt klear!

(Mokumer Mjitte Nijs, oktober 2003 Nr. 15)

terug naar boven


 


in libben fol literatuer en skriuwers

Tsead Bruinja en de oarloch mei de grutte resinsint

troch Sietse de Vries


Alles yn syn libben is literatuer, mei oaren as skriuwers giet er amper om. It benearet him gjin momint. Tsead Bruinja is net allinne dichter, op zyn 28'ste jier is er ek in sjuery- en bestjoerslid mei ûnderfining. Snein om 15.30 oere is er ien fan 'e gasten yn Theater Romein yn Ljouwer yn it earste Literatuerfabryk fan dit seizoen.
Op syn fjirtjinde wist Tsead Bruinja al dat er skriuwer, dichter of muzikant wurde soe. Fiif jier letter ferfear er fan Kollum nei Grins om earst Ingelsk en letter Frysk te studearjen. De echte reden foar syn ferbliuw oan 'e universiteit wie dat er tiid ha woe om te lêzen en te skriuwen. Gjin fan beide stúdzjes hat er ôfmakke, lêzen en skreaun hat er namste mear.
Syn earste gedichten skreau er yn it Ingelsk. Hiel serieus wie er, fol ambysje. Doe't er syn dosint Henk Dragstra yn Grins in oantal fan syn eigen gedichten lêze liet, rûn dat daliks út op in 'poetrynight' foar studinten. ,,Ik woe alles tagelyk. Ik lies, ik song, ik stie yn in pyamabroek en myn bleate bast op it toaniel om oan te toanen hoe iepen ik wie. En it nuvere is, as ik der no oan werom tink, skamje ik my der noch altyd net foar.''
It wie foar Tsead Bruinja it begjin fan in karriêre as organisator fan literêre manifestaasjes lykas Dichters in de Prinsentuin, Nachtspraak, Winterschrift en Noordschrift. Yn 1998 gie er fan it Ingelsk oer op it Nederlânk en joech er de bondel 'Vreemdgaan'  út yn eigen behear.
Oergean op it Frysk hie er noait yn him omgean litten, oant er trije jier lyn oan 'e praat rekke mei Hjir-redakteur Marijke de Boer. ,,Dy sei: as't ris wat yn it Frysk hast, stjoer it nei Hjir. In pear dagen letter ha'k yn boekwinkel Scholtens Wristers yn in bondel fan Albertina Soepboer stien te lêzen. Ik kaam der net troch. Dat leit net oan 'e poëzij, mar oan it Frysk. Ik begriep amper wat der stie. In moanne letter ha'k it op 'e nij besocht. Doe kaam ik fierder en ha'k de bondel kocht.''
It duorre net lang of syn earste Fryske fersen stiene yn Hjir, fuort dêrnei waard er frege foar de redaksje. Hy gie foar de gesellichheid mei nei de útrikking fan de Rely Jorritsmapriis, twa jier letter siet er yn 'e sjuery. En dan sit er ek noch yn it bestjoer fan it Skriuwersboun. It organisearjen en bestjoeren sit him yn it bloed, sa liket it.
Tsead Bruinja: ,,As't wurkest hast automatysk alderhanne sosjale kontakten,in skriuwer hat dy net. Mei it wurk foar al dy organisaasje forsear ik mysels om kontakt mei oare minsken te hâlden. It gefolch is wol dat myn hiele libben út literatuer bestiet, dat ik hast allinne mar mei skriuwers omgean. Der hat wolris in freondin west, dy't sei: do kenst allinne mar skriuwers, benearet dy dat net? Nee. De keunst is myn thús. It is in bepaalde mindset, hast oan in pear wurden genôch om elkoar te begripen.''
,,Dat sjuerywurk fyn ik prachtich, fan it bestjoerswurk wurd ik net daliks 'jippy jippy'. Mar ik fyn datst as skriuwer wol in bepaalde ferantwurklikheid hast foar it literêre klimaat en foar de posysje fan de skriuwers. It is wurk dat dien wurde moat.''
Bruinja is al jong ta it sirkuit fan sjuery's en bestjoeren takrongen, mar hy ambieart net in echte karriêre yn dat wrâldsje, seit er. ,,Mar witst net wêr'st oait noch foar frege wurdst. As se my benaderje foar wat prestigieus, sil it net tafalle om nee te sizzen.''
Behalve dichter en organisator is Tsead Bruinja ek performer. Hy giet der alle wiken wol in kear op út, soms wol in pear kear wyks. De iene kear allinne of mei in fideokeunstner, de oare kear mei Gewassen, in ploechje fan twa muzikanten en twa dichters. Hy draacht foar op literêre manifestaasjes, mar ek yn kafees en yn lytse teaters.
,,Moai wurk. Bist on the road, it rekket oan it muzikantebestean dêr't ik as puber fan dreamde. En komst nochris ergens. Fan mysels bin ik net sa'n reizger, as it net hoecht, kom ik Grins net út. In sterke nesteldrang, dat hie ús mem ek. Ik mei graach thús wêze. De hiele dei wat lêze en skriuwe en gitaar spylje. Sokke dagen sjoch ik jûns tefreden op werom.''
,,Ik bin gjin reizger, mar ik mei graach ûnderweis wêze. Underweis sjoch ik my de eagen altyd út, mar ik hoech net earst in ein te reizgjen om my op in fan te foaren útsocht plak de eagen út 'e holle te sjen.''
Tsead Bruinja hat in pear moanne lyn de redaksje fan Hjir ferruile foar dy fan Kistwurk, mar dat hat net lang duorre. It polemyske yn dat blêd lei him net. De redaksje fan Hjir hat him frege foar in twadde perioade. ,,It binne stik foar stik hiele aardige minsken, mar it liket my net ferstannich werom te kearen op it âlde nêst. Ik bin de lêste tiid safolle ûnder de minsken dat ik amper tiid oerhâld om allinne te wêzen en om te skriuwen.''
Op't heden hat Tsead Bruinja in wurkbeurs om in roman te skriuwen. In fjirdepart dêrfan hat er klear, rûst er. Oer it ûnderwerp wol er net prate, bang as er is dat er it ferhaal foar himsels deapraat. Alhoewol no ek romanskriuwer, fielt er him alderearst dichter.
,,Poëzij is konsintrearre, dielt hurdere klappen út, rekket my mear. En it is byldzjender.  Proaza duorret langer, moatst folle mear lêze om likefolle bylden tsjin te kommen as yn in gedicht. En ik bin hiel bot op byld ynsteld. In gedicht op in bledside, mei al dat wyt der omhinne, dat allinne al is moai om te sjen.''
,,Ik skriuw ek makliker poëzij. Begjinst mei in monologue interieur, mei lûdop yn dysels te praten en dan rôlet der fansels wat út. Moast it op in stuit wol iepenbrekke mei in fraach of in omkearing, mar dat learst fansels. Yn proaza komst net safier mei sa'n monologue interieur.''
Dichtsje is gauris skriuwe op 'e kante meter. Faak giet it om hoe't de dichter de wrâld heechst persoanlik belibbet, foar de wrâld fan de grutte polityk en de ellinde yn 'e maatskippij is komselden plak. Om't dy grutte wrâld him net ûnferskillich lit hat er earder dit jier it brieveboek 'Stemmen onder de zon' fan de Irakese skriuwer Mowaffk Al-Sawad yn it Nederlânsk oerset. ,,As dichter wolst dy wolris ôfslute foar de polityk. Troch de tekst van Mowaffk en myn gearwurking wit ik wer hoe't it yn 'e polityk giet. Dat troch it embargo fan Irak tûzenen bern om it libben komme om't der gjin medisinen binne.''
As alles meisit komme der takom jier fjouwer boeken fan Tsead Bruinja út. In Fryske roman en poëzijbondel, in Nederlânske poëzijbondel en in blomlêzing fan de nijste Fryske poëzij, dy't er gearstalt yn 'e mande mei Hein Jaap Hilarides.
,,Miskien dat de boarne oait droechfalt, al bin ik dêr net echt bang foar. Ik skriuw in soad oer it ferline, dat sil wol in kear ophâlde. Miskien dat it aanst abstrakter wurdt. Dat ik mear helje út wat ik allegear lês. Myn grutste bedriging is de grutte resinsint dy't altyd by my oer it skouder meilêst.  Dy't altyd krityk hat as ik bepaalde trúkjes te opsichtich tapas.Dy moat net in te grutte bek krije.''
Soe dy grutte resinsint Tsead Bruinja echt fan it skriuwen ôfhâlde kinne? ,,It wurdt oarloch as er in noch gruttere bek krijt. Mar dat kin de kwaliteit fan myn wurk allinne mar ten goede komme.'' (Leeuwarder Courant,  25-10-2002)

 

over wie deze dichter is en hoe hij de dingen ziet

 
 
De vlakte is waar ie zich thuis voelt. Tsead Bruinja (Rinsumageest, 1974) is van het platteland. Wanneer hij schrijft moet het bureau schoon. Leegtes met niks geven ruimte om te denken en te leven. Over wie deze Friese dichter is en hoe hij de dingen ziet, vervolgt zijn tweede bundel: 'de man dy't rinne moat'.
 
En evenals in het debuut van vorig jaar 'De wizers yn it read/De wijzers in het rood' (Uitgeverij Bornmeer, Leeuwarden) gaat het over dood, liefde en familie. Verpakt in prozaïsche poëzie. "Het is mijn vorm van nu. Ik hou van bloemrijk, barok taalgebruik. Kale gedichten schrijven is niet leuk. Wel leuk is om ze te lezen.
Hoewel Bruinja zijn jeugd niet gelukkig wil noemen, is zijn nieuwste geen afrekening: "Dat zou bitter zijn en dat is het niet. Wel ben ik door bijvoorbeeld 'brêgeman' (brugman bruidegom) beter gaan snappen wat mijn vader voor mij heeft betekend. Poëzie helpt om duidelijkheid te krijgen in wie ik ben. Schrijven is onderzoeken. Ik kom er achter waarom ik dingen doe en zeg."

hy is de man
dy't rinne moat
dy't rinne rinne
rinne moat

(Uit: cold turkey fan in reade dream)

"Het brengt me ook dichterbij mensen, bij mijn ouders. Het eigen leven is het materiaal waarin je je verdiept. In de verhalen wordt het vastgelegd en juist door die verhalen kun je de liefde vasthouden."
Hoewel melancholisch van aard, is de Fries in Groningen niet ontheemd. Graag had hij hier Omrop Fryslân op de kabel, maar: "Ik ben niet alleen Fries, ook noorderling. De stad biedt rust wanneer het gemoed daarom vraagt en anderzijds sta je binnen twee stappen in een gekkenhuis. Winkelen, winkelen, zuipen, zuipen, sex, sex. Je lost op in die vlakte van mensen."
Naast het studeren van Fries en Engels, bemoeit Tsead zich met evenementen als 'Dichters in de Prinsentuin', 'Winterschrift', 'Poëziemarathon', is hij redactielid van het Friese literaire tijdschrift Hjir en organiseert hij projecten die Groningen en Friesland verenigen in de schone kunst.
Hij is ook één van 'De eerste generatie dichters van de eenentwintigste eeuw', zoals verzameld in de bundel 'Vanuit de lucht'. De kritieken daarop zijn op zijn zachtst gezegd verschillend en spreken van 'veel lucht en weinig diepgang' tot waarachtig poëtisch talent'.
"Het is niet vernieuwend, wordt gezegd. Wat is nou vernieuwend? Jezelf ontwikkelen, dat is ook vernieuwend. Maar men wil schijnbaar dat het iets groots is. Wat ik zie zijn dichters die qua leeftijd bij elkaar passen en die werk maken van poëzie.
Serieus werk." Serieus is ook 'beloof me' in de man dy't rinne moat. Over incest. "Het is mijzelf niet overkomen, wel een meisje uit mijn omgeving. Door haar stiefbroer. Heel bizar. Ongewenste intimidatie houdt mij bezig. Wat mannen zich veroorloven, daar wordt je niet goed van. Ook in dichterskringen, ja. Wanneer je als dichteres ergens in den lande optreedt, is het beter 's nachts de deur van je hotelkamer op slot doen.

de man
dy't rinne moat
dy't rinne moat

mei syn dream
dêr't gjin stek
omhinne kin

(De Groninger Gezinsbode, 4-1-2002)

terug naar boven


om vier uur borrelen de zinnen omhoog

door Eva Vriend

Wrakseljend sinneljocht en eachlidden dy’t knipperje. Soms kruipt het duister in de gedichten van Tsead Bruinja (27). Hij groeide op in Damwoude en Kollum, woont in Groningen en draagt een bril met een hoornen montuur. Gisteren kwam zijn tweede bundel uit: ‘De man dy’t rinne moat’. De ingevingen voor zijn gedichten krijgt hij meestal ’s nachts.

Tsead Bruinja ligt onder zijn dekbed. De lakens zijn friswit en lichtblauw. De rest van zijn studentenkamer draagt de kleurloze zweem van tweedehands meubels en rijen boeken. Een plant staat dood te gaan. De dichter slaapt. Hij hecht aan zijn nachtrust. Goed slapen en hard werken.
Tot hij langzaam ontwaakt. De zinnen borrelen omhoog. Altijd rond een uur of vier. Wazig prevelt hij de woorden die in hem opkomen. Toch maar even het licht aan om de spinsels te noteren. En nu slapen. Maar daar dringt zich nog een regel op. Het lampje floept weer aan. Het kan net zo goed blijven branden. Hij kent zichzelf. Nu moet dat gedicht eerst af.
Is er ooit rond vier uur iets voorgevallen, dat het altijd dan gebeurt? Tsead weet het zelf ook niet. De laatste tijd is het rustig en slaapt hij hele nachten. Af en toe haalt hij door. Hij opent een fles wijn, schenkt zichzelf een glas whisky in of rookt een pijpje hasj. Dan gaat om twaalf uur de computer aan en begint voor de dichter een werknacht.
Een paar jaar geleden hielp Tsead bij de organisatie van Nachtspraak, literaire nachten in Café Koekkoek in Groningen. De sfeer was heel speciaal. Wild en ingetogen tegelijkertijd. De organisatie bedacht op een gegeven moment dat het wel aardig was om eerder te beginnen. Maar tien uur werkte voor geen meter. Dichters die ’s nachts willen voordragen, kennen toch een ander soort discipline. Ze zijn iets losser.
Nu vreet de voltijds studie Fries aan de Rijksuniversiteit Groningen zijn tijd op. Hij vertaalt Engelse en Afrikaanse gedichten en zit in de redactie van het tijdschrift Hjir. Ook organiseert hij mede festivals als de 'Poëziemarathon' en 'No(o)rdschrift'.
Zelf beklimt hij eveneens regelmatig het podium tijdens poëzieavonden. Zijn gedichten zijn vet en barok. Liever een woord te veel dan een te weinig. De eerste bundel is een tocht langs mensen die dood zijn. Z’n moeder overleed aan kanker toen hij dertien was. In de nieuwe bundel spelen heit en beppe een belangrijke rol. Naast de goede oude liefde natuurlijk. De man dy’t rinne moat, loopt zijn hoofd leeg. Afstanden afleggen, verschaft helderheid. Een liefde die voorbijging, had er een warwinkel van gemaakt.
Kroegavonden willen hem ook wel eens inspireren tot een gedicht. Tsead krabbelt op wat hij om zich heen ziet. Als iemand iets mompelt, wat hij niet begrijpt, lijdt het misverstand tot een nieuwe zin. Of hij fantaseert over hoe het gesprek gelopen zou zijn als wel was gezegd wat eerst werd gedacht.
Met collega?dichters beleeft hij wel eens van die cliché kunstenaarsnachten. Met Albertina Soepboer en Bart FM Droog na een optreden in Den Haag een duik nemen in de zee bij Scheveningen. Terug in de trein een tweeliterfles rode wijn legen. Met een toevallige reisgenoot bazelen over het Fries. Dikke lol, maar zo’n nacht levert geen poëzie op.
Een toffe avond en weinig slaap kan ’s ochtends wel vruchtbaar zijn. De kater neemt de rem van de ochtend weg. Dan knalt er zo een gedicht het papier op. (De Leeuwarder Courant, 22-12-2001)

terug naar boven


Krakatau, tijdschrift tegen alles omdat niets beter is

Interview
  
Je schrijft, zoals je dat noemt, vette poëzie. Wat houdt dat in en waarom schrijf je zo?


Mijn poëzie is niet mager van taal zoals bij bijvoorbeeld Jan Arends. Ik laat er ook overbodige woorden in staan. Dit levert mooie taal op. Op deze manier kan je gekke beelden scheppen als droeve resten blikkenaureolen. Je vervreemd zo de spreektaal op een verwrongen wijze, zodat je daardoor meer over die taal nadenkt. Tegelijkertijd lijkt het ook weer op spreektaal, want dat zit ook vol overbodige woorden en zinnen.
 
Waarom heb je voor een schrijversnaam gekozen, in plaats van je echte naam Tjeerd?


De keus is gekomen toen ik in het Fries begon te schrijven. Ik voel me er prettig bij. Het doet me denken aan vroeger, thuis werd ik altijd aangesproken met Tsead. Ik ben in het algemeen meer Tsead dan Tjeerd.
 
Wie bewonder je en waarom?

Als organisator heb ik respect voor Frank Tazelaar van het Wintertuin festival. Bart FM Droog respecteer voor wat hij gedaan heeft aan de site van de PoëzieMarathon, tijdens de nationale dag van de poëzie in Groningen, en de site www.poeziemarathon.nl . Tevens heb ik respect voor Jürgen Dierking, medewerker van Noordschrift, vertaler van het Engels naar Duits en medewerker van Literaturkontor in Bremen, hij bezit een enorme liefde voor de literatuur. Op scheppend vlak bewonder ik: H.H. ter Balkt, Herman de Coninck, Anne Vegter, Raymond Carver, William Faulkner en Cornac McCarthy. In de muziek inspireren mij: Marillion, Fish, en the Doors. Al is dit meer iets van vroeger, het is toch belangrijk voor mij geweest, nu is het evenwel een stuk relatiever.
 
Je schrijft in twee talen (Nederlands en Fries). Is de thematiek die je dan gebruikt ook volkomen anders of is de keuze van taal volkomen arbitrair?

De keus is niet arbitrair. Mijn Nederlandse gedichten zijn afstandelijker en minder persoonlijk. Het abstracte denken en het uitdenken daarvan creëert meer afstand tussen persoon en taal dan in het Fries. Gevoelens vertalen naar het Fries gaat voor mij makkelijker. Het abstracte denken gaat voor mij makkelijker in het Nederlands.
 
Naast je schrijversschap organiseer je ook vele literaire evenementen. Waarom doe je dat? Wordt zo het schrijversschap niet teveel overstemt?

Het is een liefde voor de literatuur, die ook nog eens steeds groter wordt. Het is ook omdat ik het collega’s gun om op te treden. Je geeft hun werk en dat is positief. Ik wil de literatuur laten leven en dat met meer mensen delen. Het inspireert ook naar andere dichters te luisteren. Daarnaast is het voor mij een bewustwording van het eigen vakgebied en de literaire omgeving, waarin ik me als schrijver begeef. Je geest wordt evenwel vertroebeld door de activiteiten die je moet regelen. Het is dus tweeledig. Ik zie het overigens wel als een plicht om dat te doen. Niet dat iedereen dat zou moeten doen, maar ik voor mezelf moet het doen als dankbetuiging naar de muze toe.
 
Wat zou je uiteindelijk willen bereiken?

Op meerdere vlakken verschillende dingen. Ik wil dat de schrijvers uit het Noorden serieus genomen worden, in welk dialect of taal ze dan ook schrijven. Voor mezelf wil ik meer goede boeken schrijven, mezelf verbeteren, meer leren, beter gaan schrijven, de taal beter beheersen. En ik wil natuurlijk optreden, voorlezen, etc.
 
Wat heb je nu op stapel staan?

Ik heb veel Nederlandse en Friese poëzie geschreven. In beide talen wil ik dus weer in de toekomst een bundel laten verschijnen.
 
Wie is volgens jou Marek van der Jagt? Kan jij ook iets vertellen over jouw persoonlijke geschiedenis van jouw kaalheid?

Volgens mij is het Arnon Grunberg. En wat mijn kaalheid betreft: ik was jarig en kocht een tondeuse.
 
Wat moet er na je dood gebeuren?

Ik zou graag willen dat men literatuur blijft lezen, niet eens noodzakelijk mijn eigen werk.
 
Daniël Dee

terug naar boven


 
troch Eeltsje Hettinga
 
"Jimme begripe der neat fan wat hjir allegearre wol net yn Grins bart," rôp in noch al ferûntweardige Albertina Soepboer nei oanlieding fan de negative krityk op de earstling "De wizers yn it read" fan dichter Tsead Bruinja. Wy moasten, sa ornearre Soepboer op in wize as hiene wy nea net de grinzen oer west, de saken te Grins mar ris troch it gat gnuve.
Wat de ynhâldlike kant fan Bruinja syn fersen oangiet, wie en is der fansels gjin inkelde reden om nei Grins ôf te reizgjen. Fersen foarmje in autonoom gehiel en moatte dêrneffens ek hifke. Foar in Russysk fers drave je ommers ek net Wladiwostok om de dichter dêre te freegjen hoe't dat ynterpretearre wurde moat.
Nee, it binne de lêsoptredens fan de Grinzers en it neiwurd yn Bruinja's bondel dy't oanlieding joegen de dichter te tantsjen oer it op himsels net ûnwichtige tema fan taal en meartaligens, in gegeven dat men û.m. ek by Soepboer tsjinkomt. Fan datoangeande lykje hja bern en adapt te wêzen fan de ynfloedrike en altiten like hurd oan de dyk spikerjende Grinzer
skriuwster/dichteresse en organisator fan No(o)rdschrift, Maria van Daalen, yn waans wurk it tema de taal, en dan benammen de taal fan it lichem, op alderhande wizen sintraal stiet.
Dat twaliddige elemint komme wy ek tsjin by Bruinja, Meindert Talma, Soepboer en oare Grinzers. Neist harren skriuwerij binne hja drok besteld mei of 'performances' en/of de organisaasje derfan. "Goed netwurkje is goede public relation is in soad op it poadium stean. Ast it goed dochst, hast de kâns op lanlike erkenning," formulearret Bruinja ien fan de motiven foar syn lêsoptredens.
Op syn himpene keamer yn in âld, fertutearze studintehûs te Grins tsjinnet Tsead Bruinja (26) it jûnmiel op. Op 'e oerloop in affysje mei de oankundiging fan No(o)rdschrift. Oan 'e doar fan it húske op 'e gong in fers fan Vasalis: 'Ouderdom'. Bruinja, dy't Ingelsk studearre mar dy stúdzje net ôfmakke, wurket 2,5 dagen wyks yn in CD-saak.
Oft der werklik sprake is fan in Grinzer Skriuwersgroep leaut er net sa. "Wy kenne inoar en der wurdt in soad mei-inoar praat. Wy binne fansels stik foar stik min ofte mear jonge minsken dy't bûten Fryslân wenje "
Mar binne der dan ynhâldlik gjin mienskiplike skaaimerken? Bruinja: "Ik hâld my in soad dwaande mei it ferline, de famylje, it doarp en de taal, en dat binne dingen dyst ek by Talma en Soepboer sjochst. Dernjonken binne it de erotyk en dea, al of net yn in miks, dy’t yn myn wurk in wichtige rol spylje.”
 
“Der sitte meardere talen yn myn holle.”

Wat mei de reden wêze fan de meartaligens, dat is te sizzen: it
trochinoar brûken fan Frysk en Hollânsk binnen ien tekst - Hermans Huis van Soepboer en Ome Hajo fan Talma binne der foarbylden fan - sa't dy him (ek) manifestearret by jimme lêsoptredens?
"Ik skriuw hurder en makliker yn it Nederlânsk. Op 'e wykeinen yn 'e Sweach, dêr't wy fan 't simmer yn it projekt “Woudklanken” eksperimintearre hawwe mei muzyk en literatuer, woene wy ek mei it publyk rekkenje hâlde. Neist it Hollânsk waard it Frysk brûkt as in soartemint mitsellaach. As de skriuwer op dat iene spesifike momint fan betinken wie dat er it Frysk brûke koe, dan waard dat dien. De muzyk tsjinne dêrby fierdersoan de tekst."
"Der sittte," foeget Bruinja ta, "no ien kear mear talen yn myn holle. Wy binne  fan datoangeande frij skizofreen grutbrocht." Earnstich: "Multy-personality, wy haw 'as it ware' twa identiteiten en ik, yn myn gefal, trije fanwegen myn stúdzje Ingelsk."
Wat de neesaak ta it gebrûk fan meardere talen binnen ien tekst oangiet, makket Bruinja ûnderskied tusken "teksten foar op papier en de teksten dy't ornearre binne foar de performance.  "Op it poadium jout de miks in dramatysker effekt." By wize fan ferfrjemdzjen? "Ja, benammen by de dialogen. Yn Fryslân hast spitigernôch in bytsje mooglikheden ta dat soartemint fan performanses sa't wy dy dogge. Der is überhaupt gjin poadium yn Fryslân. En ast al ris in kear foarlêze meist, dan moat it foar in kwartsje.” En yn Grins net? “...Uh, ja, dat is wier, yn Grins is it wat de fertsjinste oangiet al net oars."
Nettsjinsteande it op himsels nijsgjirrige eksperimint komt de meartalige, op papier sette tekst  bytiden as would-be, om  mar net te sizzen, as forsearre oer of.... Bruinja: "Op papier fyn ik it in ek in minne saak. It is in kompromis. Ien as Leon de Winter dy't yn Los Angeles sit, docht syn dialogen ek net yn it Ingelsk. Ik bin dwaande mei in Fryske roman. De petearen bygelyks, sa’t ik dy eartiids op skoalle hie, binne yn it Hollânsk. De rest fan de dialogen dy’t ik yn earste ynstânsje yn it Nederlânsk hie, haw ik ûnderwilens yn it Frysk feroare. Ek omreden fan it feit datst wolris nei de takomst fan it Frysk sjochst. Ik wol der net oan meihelpe om dy ôf te brekken."
 
‘Vermoeiende verrassing’

As de Groep Grins, om it sa mar efkes te neamen, timmerje jimme noch al oan ‘e dyk. Der is by wize fan sprekken gjin poëzijefestival of jimme steane al wer op 'e planken. Wêr komt dy manifestaasje-driuw wei? Bruinja: "It is iets fan ús tiid. Der is gjin jongere skriuwer mear dy ‘t net foarlêst. De televyzje - Rockstar b.g. - spilet dêrby fansels ek in rol. It foarlêzen sels jout meastentiids in enoarme kik.Wy besykje dochs ek wol de poëzij nei it folk te bringen."
Is dat net in slim idealistysk stânpunt. Soks wie dochs allang efterhelle of is dat in fersin? Kan het volk nog steeds opgevoed?  “Nee, ik leau fan net, mear minsken as ea harkje hjoed-de-dei nei poëzij,” stelt Bruinja. “Ast foarlest, berikst in oar publyk. De kâns bestiet datst mear boeken ferkeapest. Ik wol dat de minsken myn boeken lêze en keapje. Doe 't ik lêstendeis yn boekhannel Atheneum foarlies, ferkocht ik nei ôfrin samar fiif boeken. En as begjinnend skriuwer komst boppedat mei in protte skriuwers yn kontakt. En soks is dochs ek moai."
Der wurdt kofje set yn ‘e keuken. Bruinja fertelt wilens oer it brief dat er fan Rutger Kopland krige neidat er de man fan 'Onder het Vee' om kommentaar frege hie op syn earstling 'De wizers yn it read". Dea serieus: "Kopland neamde it “een vermoeiende verrassing”. Ek Michael Zeeman, dy't ik wol ken, haw ik in briefke dien." Bruinja beskôget dit soartemint fan p.r., mei alle netwurkjen dy’t derby heart, as needsaaklik ûnderdiel fan syn skriuwerskip. "Goed netwurkje is goede p.r. is in soad op it poadium stean. Jin profilearje, oars komme je der net. Poadiumfoardrachten binne fan datoangeande hiel effektyf."
De performances mei literatuer en muzyk binne op harsels nijsgjirrich, mar soe de taal fan it lichem dêrby ek net wat mear sprekke moatte? Koartby joegen jimme - Soepboer, Talma, Cornelis van der Wal, dosels en noch in tal
oare Grinzer skriuwers - in oersjoch fan jimme optredens sa't jimme dy't fan 't simmer op 'e Sweach hân hawwe. Guon stiene dêrby bytiden as heale ruterstokken op 'e planken, stiif en noch al ûnbeholpen. Wurdt it net tiid om ris wat aktearlessen te nimmen?
Bruinja: "Ik bin it der mei iens dat it better kin. It kin allegearre folle ekspressiver. De teksten moatte út 'e bleate kop dien wurde, op sa'n wize dat se kombinearje mei de muzyk." Tefredene eachopslach: "Mar wist, alle kearen as ik in optreden dien haw, haw ik it gefoel dat ik mear nei bûten kom. As jonkje wie ik noch al skruten."
 
It ferhaal yn de poëzij

Opmerklik is dat de gedichten yn it alderearste skift yn 'e bondel 'De wizers yn it Read' de anekdoatyske kant neist binne. Mei it each op dy oerfertsjintwurdige foarm fan poëzije yn 'e Fryske literatuer setst as jonge, debutearjende dichter net mei wat nijs útein. "Nee, yn dy sin net. Dat is wier. Ik moat sizze dat de fragen: wa bin ik, hoe bin ik ensafuorthinne my minder lizze. Net dat se my net ynteressearje, mar ik ûndersykje se leaver yn de foarm fan it ferhaal."
Lykas by de Grinzer dichteresse Maria van Daalen spilet - op papier teminste - it tema fan de taal, en dan benammen dy fan it lichem, net swak by yn jimme poëzije. Bruinja: "Ik kin net foar de oaren sprekke, mar ik bin fan betinken dat bywannear’tst dy mei taal dwaande hâldst, dat dy taal dy yn it hiele liif sitte moat. Yn de poëzij moat in ferhaal sitte. Dêryn skûlet foar my de idee."
Hoe ferhâldt dy Idee him yn dizzen ta it ambacht fan it dichterskip, dyn dichterskip? "Taal is ek in learproses," stelt Bruinja, dy't witte lit dat er ûnderwilens oan in kursus Frysk begûn is. "Ik behearskje it Frysk noch net hielendal. Folgje my mar, sis ik, iets wat ik ek yn it Neiwurd fan de bondel nei foaren brocht haw. It skriuwen fan de bondel sels hat ferrotte dreech west, mar tagelyk haw ik it ek as moai ûndergien om yn it Frysk te skriuwen."
Hast it mei it each op dyn Frysk en yn it besef fan dyn tekoart dêryn ea yn dy omgean litten om dyn debút noch wat op tok te hâlden c.q. út te stellen? "Goaitsen van der Vliet hat my der wol foar warskôge, Mar, ik bin in ûngeduldich jonkje. Der binne lykwols gedichten yn 'e bondel dêr't ik wiis mei bin; se hawwe dy kwaliteit yn har dy't it legitimearje om se oer it fuotljocht te bringen."
 
Religieus

Bruinja neamt syn dichterskip essinsjeel foar syn bestean. Hy sjocht it as wurk. "Ik bin der allegeduerigen mei dwaande. Altiten heare, altiten it each iepen, om te sjen oft ik dingen brûke kin." En sa't in dichter foeget dy't in soad oandacht jout oan syn p.r. jout, komt er nei wat hottefylderij oangeande it wurk fan Willem Jan Otten lang om let mei dit sizzen op 'e lappen dat er him eins wol in religieus persoan fielt. “Ja, ik leau wol dat dat sa is. Ik hâld wol fan it gruttere, net altiten taastbere ferhaal efter de sichtbere werklikheid. Oft dat ferhaal no wier is of net, dat makket net út." (Kistwurk, oktober 2000)

terug naar boven


 

studenten met literaire aspiraties

Kwijlen bij de brievenbus

door Merijn Henfling

Ook op de RUG lopen aankomende Mulischjes en nieuwe Grunbergen rond. In deze boekenweek spot de UK drie literaire talenten aan de Groningse universiteit. De een zit nog in de ideeënfase, de ander stuurt zijn manuscript rond en de derde heeft al een uitgever.
 
………Tsead Bruinja is net als Schudde opgehouden met studeren. Tot voor kort was hij student Engels, maar ook hij kon de studie niet meer combineren met zijn literaire activiteiten. “Ik probeerde op het laatst op drie fietsen te fietsen, maar dat lukte niet meer.” Om rond te kunnen komen, werkt hij 's middags in een cd-winkel. Hij hoopt in de toekomst ook geld te ontvangen van het Fonds voor de Letteren, een organisatie die schrijvers subsidieert. Zijn verwachting is niet geheel ongegrond, want Bruinja heeft in tegenstelling tot Schudde een uitgeverij gevonden.
In juni komt zijn eerste dichtbundel uit bij de Friese uitgeverij Bornmeer. Volgens Bruinja is het “een droom die waarheid wordt”. “Nu vragen mensen wel eens: vind je het niet spannend? Natuurlijk is het heel speciaal, maar je moet het ook niet overdrijven. Een schrijver is niet meer of minder dan een loodgieter of een universitair onderzoeker.” Inmiddels werkt hij aan een roman die naar zijn verwachting ook op de markt zal komen. “Als mijn uitgever tevreden is over mijn roman, komt hij uit. En ik denk dat ik een goed boek aan het schrijven ben. Volgens mij is het geloof in de kwaliteit van je boek essentieel voor een schrijver.”
Bruinja noemt zichzelf schrijver nu zijn dichtbundel wordt uitgegeven. Hij merkt dat de buitenwereld hem meer serieus neemt sinds hij een uitgever heeft gevonden. Naast schrijven is hij erg actief in het organiseren van literaire activiteiten. Hij helpt mee bij de organisatie van festivals in het noorden, is medeverantwoordelijk voor de programmering in Café Koekoek en is onlangs gevraagd voor de redactie van een Fries literair tijdschrift. Vorig jaar stond hij tijdens de Vasalis-dag in Groningen geprogrammeerd tussen grootheden als Jean-Pierre Rawie en Rutger Kopland en dit jaar trad hij op voor de bbc-radio.
Hoewel Bruinja steeds meer succes heeft, verwacht hij niet rijk te worden van zijn boeken. “Ik zie ook wel in dat ik als schrijver geen rooie cent ga verdienen. Ik schrijf in het Fries en bovendien niet in een gemakkelijke stijl. Natuurlijk wil ik graag dat veel mensen mijn boeken lezen, maar daarvoor ga ik geen concessies doen aan het grote publiek.” Schrijven is voor de Fries een noodzakelijke voorwaarde om gelukkig te worden. En een basisinkomen heeft hij toch wel: zijn bijbaan en het organiseren van literaire activiteiten. Bovendien weet hij dat verdiensten uit voorleessessies een mooie aanvulling kunnen worden.

 
It ljocht fan in fierstente fiere koplampe raamt in paad troch it lofterrút. Smyt sawat de sigaret út Harms hân. Hy draait him om nei it ljocht.
De auto leit yn 'e sleat. De rjochterkant is troch it tinne laachje iis sakke. It silhûet fan de kadet wurdt fertekene troch de hoekige ôfbrutsen stikken iis. Harm syn fuotten wurde wiet. De holle fan syn frou hinget libbenleas op syn skoat. De stive dy't sy him besoarge mei har ferhaal oer bern sakket stadichoan ôf. Út har mûle rint bloed op syn spikerbroek.

(Het licht van een veel te verre koplamp baant zich een weg door de linkerruit. Gooit bijna de sigaret uit Harms hand. Hij draait zich om naar het licht. De auto ligt in een sloot. De rechterkant is door het dunne laagje ijs gezakt. Het silhouet van de Kadet wordt vertekend door de hoekige afgebroken stukken ijs. Harms voeten worden nat. Het hoofd van zijn vrouw hangt levenloos op zijn schoot. De stijve die ze hem bezorgde met haar verhaal over kinderen zakt langzaam af. Uit haar mond loopt bloed op zijn spijkerbroek. Vertaling UK)

(uit/út Martens eilân, Tsead Bruinja)  

terug naar boven



terug naar boven


door Lilian Japing

terug naar boven


Een buik vol boeken

Voor student Engels Tjeerd Bruinja is de uitgave van een dichtbundel met werk van studiegenoten nog maar het begin. Hoe een stage met een poëzieavond kan leiden tot een eigen uitgeverij.

door Jaap Zuierveld

 
In het eerste boek dat student Engels Tjeerd Bruinja samenstelde en uitgaf, is ook een gedicht van hemzelf terug te vinden. De poëziebundel, waarin verder werk staat van acht studiegenoten, is voor de vierdejaars student de bekroning van een stageproject waarvoor hij een poëzieavond organiseerde. “Ik wilde via een officiële bundel een serieus podium creëren voor beginnende dichters.” Bruinja vindt dan ook dat dichters niet alleen op papier horen te staan, maar ook op het podium, waar “de geboorte van de poëzie” van dichterbij beleefd kan worden.
Wat de bundel opmerkelijk maakt, is dat het de eerste uitgave is van Bruinja's eenmansuitgeverij '2+2=5 Publicaties'. De titel 'A Belly Full of Babies' houdt meteen de belofte in dat er nog vele boeken geboren zullen worden. De excentrieke naam van de uitgeverij verwijst naar het vijfjarenplan van de Sovjetperiode en verraadt tevens de voorliefde van de jonge uitgever voor Russische dichters. “Het betekent dat iets waarvoor vijf jaar gepland is ook in vier jaar gedaan kan worden. Maar dat geldt niet voor mij, ik neem overal de tijd voor”, verklaart Bruinja met de nodige zelfironie.
De uitgeverij bevindt zich nu nog in een embryonaal stadium, maar Bruinja streeft naar geleidelijke uitbreiding en kwaliteitsverbetering. “Deze eerste bundel is vooral gericht op vrienden en bekenden, maar ik wil meer op kwaliteit selecteren in een bredere kring. Bovendien moet de vormgeving meer aandacht krijgen.” Bruinja's ideaal is om literatuur te publiceren met een flinke dosis “creatieve fantasie”, zoals bij Kafka of Brecht. Door zijn uitgeverij aan literaire activiteiten te koppelen, hoopt hij potentiële schrijvers aan te trekken. Hij doelt met name op de poëzienachten in café Koekkoek van organisator Bart F.M. Droog, die een belangrijke rol heeft gespeeld bij de oprichting van '2+2=5 Publicaties'.
Het ligt voor de hand een uitgeverij te beginnen om zelf te kunnen publiceren, maar Bruinja wijst deze mogelijkheid diplomatiek af als “belangenverstrengeling”. In werkelijkheid heeft hij te veel respect voor schrijvers als Brodsky en Kerouac om zelf als dichter op de voorgrond te treden. De paradox van een uitgever met een literair hart lijkt dan ook groot: hoe kan hij uren wegdromen bij de poëzie van Yevtushenko en tegelijk een nieuwe productie tot stand brengen? Bruinja streeft ernaar quitte te spelen met zijn uitgeverij en benadert het financieringsprobleem heel toepasselijk met de houding van een klassieke romanheld: “Er is niets mooiers dan vechten tegen windmolens. Het doel van het vechten hoeft niet het winnen te zijn, maar kan ook het vechten zelf zijn.” 

terug naar boven