Gedichten uit Dat het zo hoorde (Contact, 2003)


appels kopen

kruimelig rijp verdriet spiegelt haar
in de bakken van de marktkoopman

delicaat is zij die van appels houdt
hij ziet dat hij ziet haar weerbarstig

lachend om zijn zoetzure grappen
`t liefst trekt hij een knipmes nu

en toont haar de helften ruwe pit
ze twijfelt voor wat lijkt een vruchtloos uur

krap aan haalt ze de laatste bus

als zij naar het danshuis gaat
draagt ze een mand vol rode wangen

daar aan haar zongekleurde armen
bedelen kindmannen hangend
om watervrucht mee naar dakhuis dak

maar zij komt voor het dansen
als zij komt
               komt ze voor het dansen

als zij komt gaat alles dansen
mag een gospelgilletje over komen varen
uit het zuiden van tabak ver amerika

mijn slotheupen willen wiegen
zich in haar leegte wagen
tot dageraad me komt breken
en zij weer naast me slaapt


© Tsead Bruinja


terug naar boven





golfplaten daken mosdaken met blekende was lakens en natte knijpers die dansen in wind een mensenhand of hoofd nergens te bespeuren maar wel roestvrij stalen schoorsteenpijpen oranjerode pannen met van boven naar beneden iets zwarts achtergelaten regen open deuren dichte gordijnen de schone was hangt buiten en takken groeien graaiend naar waar ze kunnen ontwrichten stenen muren daarbinnen hij denkend aan zwembaden badpakken gluren en na de koffie drinken zwembaden spieken over de randen van aankleedhokjes gettoblasters klonken als betonnen vierbaanswegen onderdoor reden jongensstemmen hij kan het horen maar zij trekt aan wat hij bewaart achter zijn tralietanden en laat zijn lamme tong weer lopen terug naar het dorp waar hij woel- nachtenlang dorstig wakker ligt mes in de buik van een hongerige god


© Tsead Bruinja


terug naar boven


 

nacht was wapen dat ons bij elkaar bracht
grommende bruinen brommende witten
heilig grijs brandend in woestijnblikken
we grepen naar hard besmet gereedschap

de maan was klok achter wiegende bomen
de maan was testbeeld dat we konden dromen
ze duwt zee voor zich uit zeggen ze
ze roert broei door storm zeggen ze

we namen posities in ik hoorde
ademgeschiedenis ruisen door instrumenten
onzichtbare marconisten stuurden onderhuidse berichten

het bleven prille antwoorden op schreeuwerige behoeftes
we gingen dieper
dieper

als je lang genoeg naar sneeuw kijkt gaat je huis vliegen
als je lang genoeg naar ruis luistert ga je geloven
dat er iets is dat daar leeft daar dieper
dieper

we namen posities in
als witte parels schoten onze lichamen door het water


© Tsead Bruinja


terug naar boven



de zoon die de muren breekt van het huis
is de zoon van het huis
zijn vader wijst de zoon wijst
geen van hen durft te vergeten
de zoon die de muren breekt is de zoon
van het huis is de muur
de moeder is de vloer van het huis
de vader is niet het huis maar soms
is de deur de vader is de vader
de groet bij de deur de deur
is nooit de zoon de zoon is zo snel
is de zoon de hoeder van de droom
de zoon is de zoon en zo snel
of is de droom de kroon op het huis
de lach op het gezicht van de zoon
is niet de enige droom van de moeder
maar ze koestert de muur de zoon
is de muur hij koestert het huis
zijn lach is de kroon


© Tsead Bruinja


terug naar boven


 

ik zei ik zie de roos
als een wrak
in aanbouw

ze zwierde aan de kroonluchters
boven de romige hapjes

met een vorkje porde ik van alle kanten
in het gebakje

vat vol ongenoegen dat ik ben
inclusief slenterhart dat al twee dagen
zijn plek niet meer kent

en ik maar denken
ik liet haar gaan maar niet zonder
slag of stoot geen letter hortte uit mijn mond
ik stotterde alleen rook

toen ze zei dag ik hou van je
riep ik heel hard tegen het plastic ivoor
dag telefoon
dahaaaaaag

 

© Tsead Bruinja


terug naar boven

 




tong

wat ik wens
een helder hart
voor een donkere nacht
oren die stoppen met huilen
luisteren naar het dommelende schip
lied dat weer aan lippen
toekomt

er zingt een trein
door dit modderige landschap
door deze grijze lucht
er zingt een trein
aan weerszijden
van het doorkruiste
groeit gestaag
de stapel
witte veren

tong wat is je beroep
riet in de saxofoonmond
twijfelhart in rode torsowond
tango die in bloedhoofd woont

tong wat is je beroep
tong zeg dat afstand vorm is
tong hef op



© Tsead Bruinja


terug naar boven



nooit wordt iets zo ver vergeten
dat het niet meer kan worden bedacht
als de herinnering kwijnt verdwijnt komt
de verbeelding en schildert haar lach

ik weet niet wat ze zei toen ze me
voor het laatst kuste zoals ze sprak
maar slaap zij die de broeder
van de dood is verhief mijn
grafstemming tot een jubelzang
op het eerste

waarna ik sliep brak en vergat

het draait om bomen en rotsen
het draait om welk gewaad ze draagt
als ze danst

bij die laatste kus
een vlucht van tongen

was haar gewaad nacht

waarna ik sliep brak en vergat

 

© Tsead Bruinja


terug naar boven