Proza & Toneel

Op deze pagina kun je een aantal korte verhalen in het Fries en in het Nederlands alsmede een korte eenakter in het Nederlands lezen.

Congratulations! You are a poet from Holland - over bet voorlezen op het Struga festival in Macedonië - Eerder in Awater, 2007
We could be heroes - En toen viel ik van het podium, Bert Bakker / Prometheus 2007
Een echtpaar op leeftijd - Tram Zeven, Leidseplein theaters, 2006
De bosk yn - Leeuwarder Courant,11-11-2005
De doarpelingen - Leeuwarder Courant, 22-07-2005
'Wol net!' - Leeuwarder Courant, 01-04-2005
Friestalig dagboek geschreven voor, tijdens en kort na poetry international 2004
Achteruit Toulouse weer in - Tzum, 2002
Marlon brando - Het Noord Nederlands Toneel, Leeuwarden, 26-03-2002
Net no - 21 Nije Fryske Winterferhalen, De Friese Pers, 2001
Myn húsgenoat is gek oan it wurden - Hjir, vol. 31, 02-2002


Congratulations! You are a poet from Holland

Door Tsead Bruinja

Van drieëntwintig tot en met achtentwintig augustus vond in Struga (Macedonië) de zesenveertigste editie van de Struga Poetry Evenings plaats, een groot internationaal festival waar dichters als Seamus Heaney, Allen Ginsberg en Tomas Transströmer eerder voorlazen. Het festival werd voor het eerst gehouden in 1962 ter ere van de gebroeders Miladinov, die gedichten schreven en Macedonische volksverhalen verzamelden in de 19e eeuw terwijl het Ottomaanse rijk met harde hand over het land heerste. Zij stierven in de gevangenis en hun erfenis wordt nog elk jaar herdacht. In 2004 was er tijdens het festival speciaal aandacht voor de Nederlandse poëzie. Er waren maar liefst vijf Nederlandse dichters te gast, waaronder Albertina Soepboer, Mustafa Stitou en Hans van de Waarsenburg. Dit jaar was Tsead Bruinja uitgenodigd.

Woensdag

‘Rechtstreekse vluchten naar Skopje zijn er niet; men vliegt over Milaan, Boedapest of Praag, waarbij mij dit schema via Praag het meest comfortabel leek. Maatschappij is Czech Airlines (Heel betrouwbare derdehands Toepolev-kisten,’ dat waren de geruststellende woorden van Bas Pauw van het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds. Ondanks de zichtbare ouderdom van haar vloot bleek Czech Airlines redelijk betrouwbaar, maar nadat ik in Skopje een laatste rugzak tien rondjes op de verder lege bagageband had zien maken, stelde ik mijn mening over de vliegtuigmaatschappij bij.
            Het ontvangstcomité, dat bestond uit Natasha en Marija, twee jonge studentes, legde me uit dat mijn bagageverhaal niet uitzonderlijk was en dat mijn rugzak vast de volgende dag na zou worden gestuurd. Samen wachtten we op de Franse Laure Cambau en de Deense dichteres Pia Tafdrup, die gelukkig met hun bagage ankwamen, zodat we konden vertrekken naar Struga.
            Of het aan de voorbije oorlog had gelegen weet ik niet, maar het viel me op dat er veel werd gebouwd in dit land. Marija zei dat veel Macedoniërs tijdelijk naar het buitenland vertrekken om daar geld te verdienen, waarna ze in hun thuisland de meest potsierlijke huizen neer zetten. Vervolgens wees ze ons op een balkon met gigantische stenen zwanen.
            Rond een uur of negen kwamen we aan. Alles aan mijn kamer op de vijfde en hoogste verdieping was ouderwets en versleten, maar het bed lag prima en de badkamer was schoon. Ik had bovendien uitzicht op het meer van Ohrid, een meer dat op de grens ligt tussen Albanië en Macedonië en dat met tweehonderdzesennegentig meter het diepste van Europa is.
            Mijn bagage hoefde ik niet uit te pakken, dus ging ik meteen naar beneden om iets te eten. Met een half oor volgde ik het Engelstalige gesprek over Amerika aan de tafel tegenover me. Ik vermoedde dat mijn collega’s aan het woord waren, maar had geen trek om in de gebruikelijke politieke clichés verzeild te raken. Toen Laure en Pia bij mij wilden aanschuiven, stelde ik voor om ons toch maar bij het gezelschap te voegen, dat inderdaad uit dichters bestond. We bestelden een paar flessen wijn en binnen de kortste keren waren er tal van nieuwe vriendschappen gesloten en ging het gesprek niet alleen meer over politiek.

Donderdag

Op donderdagochtend werd er in een dichtbijgelegen park een boom geplant door de eregast van het festival, de Palestijnse dichter Mahmoud Darwish. Darwish werd bijgestaan door de burgemeester van Struga, een gezette man die in zijn vorige leven portier leek te zijn geweest en nu met zonnebril en strak pak doorgestoten leek tot in de hogere regionen van de maffia. Ik liet de groep voor wat ze was en maakte wat foto’s van de boom die door mijn jeugdheld Allen Ginsberg was geplant.
            Het echte programma zou pas `s avonds beginnen, waardoor de Oostenrijkse dichter Bernhard Widder en ik een kijkje konden nemen in Albanië, vijftien kilometer verderop. Widder was erg vriendelijk en niet alleen reis-, maar ook praatziek. Over elke plek had hij wel iets vertellen. In het Albanese stadje Pogradets, waar Widder gelukkig nog niet veel van wist, bezocht ik voor het eerst in mijn leven een Moskee. Ongetwijfeld heeft de Oostenrijker een heel verhaal tegen me gehouden over de architectuur, maar het enige dat me echt bijgebleven is, is een stapel studieboeken over marketing die op een kast lag. Op onze terugreis zagen we gezinnen in het meer zwemmen, een enkeling zijn auto in het ondiepe water wassen en jonge vissers die met pasgevangen forellen zwaaiden.
             ‘Congratulations, you’re a poet from Holland,’ zei de Macedonische grenswachter. Widder wees me er op dat ik een T-shirt van het festival aan had en de douanier begon, wellicht meer tegenover zijn vrouwelijke collega dan tegenover mij, over zijn voorliefde voor erotische poëzie.
            We waren net op tijd terug voor de openingsceremonie, waarbij er schitterend vuurwerk af werd gestoken, maar waarbij door allerlei hoogwaardigheidsbekleders vooraf ellenlange speeches werden gehouden, waarschijnlijk vanwege de aanwezigheid van de staatstelevisie. Voordat we aan onze voordrachten toe waren gekomen, had de helft van het duizendkoppige publiek een beter heenkomen gezocht.

Vrijdag
 
Zoals het een goed festival betaamt, was er een symposium, ditmaal over ‘Nomadisme in de literatuur’. Aangezien ik mijn bescheiden verhuizing vanuit Friesland naar Amsterdam via Groningen niet problematisch genoeg vond, besloot ik het symposium als toehoorder bij te wonen. De ene dichter prees zichzelf en noemde tien keer haar website, terwijl de andere maar niet genoeg kon krijgen van vondsten als ‘hoeveel vaderlanden heeft een dichter eigenlijk?’ Helaas voor de essayisten die het werk van Darwish als inspiratie hadden genomen, verliet de Palestijn na het eerste deel het symposium.
`s Middags viel ik in slaap bij het kijken naar de Macedonische tv. Het schoonheidsideaal van vrouwen in de media is verbazingwekkend: veel make-up in felle kleuren, wild geverfd haar vol haarlak en opgespoten lippen. Gelukkig zagen de assistentes van het festival er een stuk natuurlijker uit.
               Na mijn dutje bezocht ik de boekpresentatie van een Macedonische bloemlezing over de kindertijd en moest ik mijn lachen inhouden toen een straathond op het podium rustig zijn ballen begon te likken. Er volgden nog wat bundelpresentaties en een etentje, waarna het tijd was voor een open podium, waarbij de jonge dichters werden uitgenodigd om met traditionele muzikanten op te treden.
                Inmiddels was ik goed bevriend geraakt met Stanley Onjezani Kenani, een jonge dichter uit Malawi, die een daverend optreden gaf, waarbij hij zijn vuist ophief als een net vrijgelaten Nelson Mandela. Kenani en ik verbaasden ons over het lokale schoon dat voorlas, van wie er een graatmager was en de andere een blonde reus. De reus vroeg me een foto van haar te maken, wat me deed denken aan hoe ik vroeger ooit tijdens een randprogramma van Poetry International mocht voorlezen, waarna ik jarenlang trots in mijn bio vermeldde dat ik op Poetry International had gestaan. Deze meisjes waren na vannacht voor eeuwig te gast geweest bij de Struga Poetry Evenings.
               Buiten op het terras verzekerde het dunne meisje me dat Macedonische mannen flapdrollen waren, met name in bed. Toen ze me vroeg of ik alleen was, zei ik dat ik getrouwd ben, waardoor ze haar focus verplaatste naar een jonge Russische dichter verderop, overigens ook getrouwd. Toen men `s ochtends bij de receptie informeerde of Vladimir al wakker was, antwoordde het hotel personeel dat zij nog niet waren opgestaan.

Zaterdag

Tijdens onze voordracht bij een oud klooster dat half in een rots gebouwd was, zouden er geen vertalingen beschikbaar zijn. Het moest gaan om de klank van al die verschillende talen door elkaar heen. We lazen en genoten van de schittering van de zon in het meer en de verkoeling van een kastanjeboom.
               Die avond was er in een eeuwenoude Kathedraal in het monumentale stadje Ohrid een speciaal programma rondom eregast Mahmoud Darwish, die we inmiddels ‘Diva’ noemden. Ik probeerde nog een flesje wijn mee naar binnen te smokkelen, maar werd betrapt.
              
Zondag

Vast onderdeel van het festival vormt In Vino Veritas, een middag met een wedstrijd rondom het beste wijngedicht, gecombineerd met een rijk buffet, volksdans en in het midden bij een boom twee vaten wijn. Die wijn maakte een Duitse dichter, oorspronkelijk uit Montenegro, zo dronken, dat hij op de terugvaart opdringerig werd richting de vrouwelijke dichters. Toen hij ook de programmeur Zoran Anchevski een tik op zijn billen gaf en deze aangaf dat hij de actie niet kon waarderen, kreeg deze te horen dat hij dankbaar had moeten zijn. Er werd nadien weinig meer van Mr. Montenegro vernomen.
               Duizenden mensen zaten `s avonds op de oevers van de rivier te wachten op een gezamenlijk optreden op de brug. Desalniettemin excuseerde Anchevski zich voor de lage opkomst. Iedereen las één gedicht en moest net als tijdens de openingsavond gedurende het hele programma op een tribune op het podium zitten. Een groot aantal dichters schudde na hun voordracht Darwish de hand. Ik besloot de Friese diva uit te hangen en liep zonder de Palestijnse godheid aan te raken terug naar mijn stoel. Daar was verder weinig heldhaftigs aan, aangezien niemand mijn actie opmerkte of navolgde.

Maandag

Nadat we werden opgesplitst in vier groepjes, vertrok mijn gezelschap naar het stadje Prilep. Daar lazen we, na een bezoek aan het tabaksmuseum en een copieuze lunch, `s avonds voor bij de muur van een ruïne. De technicus, een jonge wat gezette jongen, verveelde zich zodanig bij onze voordrachten dat hij voortdurend aan het geluid zat te pielen, waardoor de installatie geregeld vervelend piepte. Verder werd de avond half schreeuwend gepresenteerd door een vrouw, die door haar mannelijke postuur, haar felrode lippen en een voorliefde voor haarlak, veel weg had van een travestiet.
               De vertalingen werden gelukkig niet voorgelezen door de presentatrice, maar door Elida, een studente psychologie, die ons samen met Marija en Natasha ook in Struga had begeleid. Ik had Elida niet verteld dat ik van mijn voordracht, vier liefdesgedichten, een duet wilde maken, maar ze deed goed mee. Ik stelde haar microfoon zo op dat we niet voorlazen aan het publiek maar aan elkaar. Bij het laatste gedicht dat het einde van de relatie inluidde, stonden we met de ruggen naar elkaar toe.

Dinsdag               

Van het oude treinstation in Skopje, waar alle dichters voorlazen, was een monument gemaakt ter nagedachtenis aan de honderden gestorven kinderen die tijdens de aardbeving in negentiendrieënzestig onder het puin bedolven waren geraakt. De klok aan de gevel stond nog altijd op het tijdstip van de ramp.
            Ik vroeg de jonge Macedonische dichter Nikola Madirov, met wie ik het veel over muziek had gehad, bij mijn voordracht in een vijfkwarts maat te klappen. Hij nam de uitdaging aan en ik las een gedicht over mijn opa, waarin ik me voorstel hoe hij als een Don Quichot uit zijn laatste droom komt galopperen en al vechtend met zijn eigen windmolens aan de horizon verdwijnt. Doordat ik het met nog meer vuur had gebracht dan normaal, duurde het even voordat ik weer mezelf was.
             Eenmaal terug in het hotel dronken en praten we tot zo diep mogelijk in de nacht om ons naderend afscheid uit te stellen. Ik zou ze gaan missen, zelfs Mr. Montenegro.  

Eerder gepubliceerd in Awater


terug naar boven



We could be heroes

tijdens het voorlezen in de duinen wordt elly de waard

na afloop van haar voordracht door een opdringerige grijsaard

met een oranje rugzak waarop ravetechno gedrukt staat gevraagd
of zij elly de waard ook kent en of er ooit nog een jaarbrief
van het chr.j.van geel genootschap zal verschijnen

dat hij zo graag het huis eens zou willen zien

Dit fragment uit mijn laatste bundel Bang voor de bal illustreert wellicht het beste de wereld van roem en faam die de meeste dichters ten deel valt, zeker als ze niet in staat blijken om nieuws te maken en wekelijks aan te schuiven bij praatprogramma's en actualiteitenrubrieken, of mogen komen opdraven om een gelegenheidswerkje voor te dragen.

Omdat ik me niet al mijn optredens en de bijbehorende beschamende details kan herinneren - met name de meest gênante zal ik hebben weggedrukt - zoek ik hulp bij mijn website waarop ik gedurende de jaren een lijst met optredens heb bijgehouden. Het is bovendien een geluk voor u en voor mij dat ik hier niet al mijn onhandigheden in het intermenselijk verkeer hoef te vermelden, zoals die nacht na een optreden in een café in Groningen waarop ik me iets te gewillig liet meeslepen door een vrouw van zesenvijftig die op dat moment te dronken was om iets met me aan te vangen, maar me in de ochtend tantrische seks beloofde. Ik hoef er hier niet over te vertellen, ook niet over hoe ik weg probeerde te glippen en was vergeten dat ze op een hofje woonde dat `s nachts werd afgesloten.

Ondanks het feit dat het voorval in het hofje niet al te literair van karakter was, zult u zien dat in de volgende verzameling blunders van mijn kant en van de kant van literaire organisaties, de liefde en de lust een grote rol spelen. Men zou bijna denken dat dichters en schrijvers niet op pad gaan om hun boeken aan de man te brengen en met het publiek hunmeest intieme zieleroerselen te delen. Niets is echter minder waar. Ik had ook een lijstje kunnen maken van geslaagde optredens, waarbij niet alleen het diner, het ontvangstcomité en het hotel voortreffelijk waren, maar ook mijn voordracht op de juiste aandacht, lach of traan kon rekenen. Zo'n succes top tien is echter een stuk minder spannend. De dichter is een sjamaan en een clown ineen. Hij moet lijden en zo nu en dan een beetje op zijn bek durven gaan.

Het begin

Mijn bescheiden carrière als optredend dichter begon tien jaar geleden, op zeventien april van het jaar 1994. Ik had me als eerstejaars student met mijn Engelstalige gedichten en songteksten gemeld bij mijn leraar literatuur, die niet op mijn gedichten maar op mij verliefd werd. Na een wat moeilijk verlopen vriendschap (ik was niet van de herenliefde, en hij had bovendien een uit Indonesië geïmporteerde vriend), waarin het ook wel eens over onze schrijfsels ging (hij was in de vijftig en schreef aardige sonnetten die hij in eigen beheer uitgaf), werd het einde van deze stormachtige vriendschap bezegeld met de volgende reactie op mijn vraag of hij verdrietig was: 'Nee, ik krijg altijd waterige ogen als ik geil ben.' Toen ik aan deze alinea begon, dacht ik nog dat de liefde en de lust bijzaken van het optreden waren. Daar zat ik naast. Die geilheid werd namelijk veroorzaakt door het feit dat we na het voorleggen van mijn gedichten samen met andere dichters van de studie Engelse taal- en letterkunde, een Poetry Night organiseerden. Weinig geils aan een avondje poëzie, zult u denken. Dat is deels waar, hoewel ik u het clichébeeld van getrouwde dichters die er na een geslaagde voordracht met een ander vandoor gaan niet graag ontneem.

Zwaar beïnvloed door de rockzanger Jim Morrison van The Doors wilde ik op negentienjarige leeftijd - geen scheermesje werd bot van mijn gladde kaken en mijn spieren lagen nog verstopt onder een dun laagje babyvet - optreden met ontbloot bovenlijf. Ik had alleen geen geschikte broek voor onder mijn, yep, ook geen borsthaar, immense torso. Vandaar dat ik een pyjamabroek leende van een meisje waar ik ontzettend verkikkerd op was en die als vorm van hulpverlening of als machtsspel met mij naar bed ging, maar dat is weer een heel ander verhaal. Hoewel dat misschien nog gênanter was, want ik presteerde het om in dat eerste jaar van mijn studie met mijn dichterlijke ziel twee onbereikbare vrouwen tegelijk als muze te kiezen, wat ik in al mijn onschuld ook nog aan beiden opbiechtte, waarna ze op een dronken avond me samen besprongen, helaas volledig gekleed, midden op straat, tussen het politiebureau en het café de Lazy Frog te Groningen, waarna ik me binnen, met kapot horloge, vuile lange wollen zwarte dichtersjas en pijnlijke glimlach, aan de volgende pul bier zette.

Ik dwaal weer af! Wellicht zouden gênante voorvallen een geweldige vorm van therapie zijn voor demente patiënten. De ene ellende roept de andere met gemak op, merk ik nu al en ik ben nog maar bij het begin. Waar had ik het over? Oh ja, die geile leraar en mijn eerste optreden als dichter. Ik moest de door mij veroorzaakte geilheid nog toelichten, de waterige ogen van de literatuurdocent. Wel, die werden veroorzaakt door iets waar hij me later me nog eens uitvoerig mee complimenteerde, namelijk niet door mijn gladde kippenborst, maar door mijn heerlijke grote ronde bruine tepels!

(Eigenlijk speel ik vals met dat mooie ronde getal van tien jaar sinds mijn debuut. Mijn eigenlijke doop op het podium maakte ik als bassist van een schoolbandje tijdens het examenfeest. We traden op met een verschrikkelijk lelijke zangeres die met schelle stem 'I'm your Venus, I'm your fire, I'm your desire' zong en behaalden ons grootste succes met het Meneer Kaktus lied, dat terstond een polonaise van een paar honderd uitzinnige leerlingen opleverde. Het was een leerzame en vermakelijke eerste kennismaking met het fenomeen publiek. Was je handen, was je kladden!)

Als organisator

Helaas, of hier eigenlijk gelukkig, kan ik behalve uit een verleden als aanstormend en onbehaard dichttalent en gefrustreerde muzikant, ook nog putten uit mijn ervaringen als organisator van literaire festivals.

Nadat ik het licht had gezien in Londen wat betreft mijn kwaliteiten op het gebied van de Engelse taal, besloot ik in het Nederlands te gaan schrijven. Binnen een jaar had ik een aardig bundeltje af met veel wereldleed, suïcidale neigingen en mijmeringen over de liefde. Ik woonde met zes katten, tien kattenbakken en een oudere studente die me bij een vergadering van een literair tijdschrift had geschaakt en die het tijdens onze dating days niet kon laten om me in geuren en kleuren te vertellen dat ze er spijt van had dat ze met die ene ex toch nog een keer had gezoend en dat ze die andere ex terwijl we in het café zaten op de wc toch nog even had gepijpt. U begrijpt dat mijn bundel, na een paar jaar relatie, die overigens verder van beide kanten geheel monogaam verliep, de passende titel Vreemdgaan droeg, wat ik haar altijd uitlegde met het verhaal dat het ging over vreemdgaan in de taal, dat wil zeggen dat de bundel niet in de eerste taal waarin ik was opgevoed, namelijk het Fries, was geschreven, noch in de taal waarin ik mijn eerste gedichten en songteksten schreef, het Engels van de tv en van de popmuziek.

Enfin, met dat bundeltje liep ik vers van de copyshop naar mijn stagebegeleider Frans bij het Universiteitstheater, alwaar ik inmiddels zelf een Poetry Night had georganiseerd die ik presenteerde als een kruising tussen de ruige schrijver Charles Bukowski en de film noir detective Philip Marlowe. De hele avond bevond ik me als duistere verteller achter een typemachine, met een pakje sigaretten en een whiskyglas vol appelsap. Ik had iets meer aan dan een pyjamabroek, waarschijnlijk mijn toenmalige favoriete oranje spijkerbroek en een trui.

Bij die stagebegeleider, volgt u me nog, klopte ik aan met mijn bundeltje en het idee van een presentatie. Frans herinnerde zich een festival in de jaren zeventig in de ommuurde stadstuin de Prinsenhof. Hij stelde voor om een week lang in de zomer elke avond onder de vruchtenbomen en bij het ondergaan van de zon samen met een bevriende dichter voor te lezen. Nadat ik verschillende Groningse dichters bereid had gevonden om deel te nemen aan de avonden, kwam ik op het idee om de bundelpresentatie in een festival om te dopen. Vandaar dat presentaties van mijn bundels nog altijd ontaarden in volgeprogrammeerde literaire avonden, maar over die presentaties later meer.

Een van de meest bekende dichters op dat moment in Groningen was waarschijnlijk Maria van Daalen en omdat ik het had gepresteerd om haar optreden - ze kwam voor niks wat erg aardig was - niet te bevestigen, moest ik me vlak voor het begin van het festival van de draaischijftelefoon in het theehuisje bedienen om te smeken of ze toch alsjeblieft wilde komen. Maria en ik raakten later goed bevriend en organiseerden samen de laatste editie van het festival Winterschrift dat door onmacht van onze kant en onwil van de kant van een interim schouwburgdirecteur volledig op de klippen liep. In verband met Winterschrift had ik een tekst over een tirade rondom de literatuurkritiek wat dik aangezet, waardoor ik erin slaagde om de schrijver van die tirade zodanig in de problemen te brengen bij de pers dat hij zijn optreden moest afzeggen. Verder lukte het me in mijn nieuwe pak een optreden aan te kondigen van Jules Deelder, met mijn rits geheel open. Ik heb een kleine blaas en was van de zenuwen tig keer naar het toilet geweest. Op organisatorisch vlak zouden vele blunders volgen. Dit was alvast een goed begin!

Boekpresentaties en de liefde

Mijn eerste boekpresentatie was veranderd in een festival en ook de feestelijke avonden sinds mijn officiële Friestalige debuut waren verworden tot literaire showcases. Tijdens de presentatie van mijn derde bundel maakte ik het misschien het bontst. U heeft al iets mogen lezen over mijn hopeloze liefdesleven rond die tijd. Dat liefdesleven was rond 2002-2003 een nog even grote ramp. Ik was over mijn oren verliefd, op een jaargenote van mijn zes jaar jonge zusje, met wie ik na lang aandringen met rozen, wijn, bloemen en talloze gedichten eindelijk verkering kreeg. Zij zou echter na drie maanden voor een jaar vertrekken naar Barcelona en meldde me dat ze vond dat ze met andere mannen moest kunnen zoenen, verder niks, waarop ik haar - en daar ben ik niet trots op - bedroog met twee vrouwen. Op één van die vrouwen was ik al langer verkikkerd en de activiteiten met de andere, die bij de plaatselijke wekelijkse literaire avonden achter de bar stond, werden veroorzaakt door wederzijdse lust.

In december, een week voordat Easyjet ons weer bij elkaar zou brengen, belde ik naar Barcelona dat ik niet zou komen omdat ik de liefde van mijn leven in iemand anders dacht te hebben gevonden. De dag erna kreeg ik zoveel spijt dat ik totaal gebroken weer belde en haar vroeg me mijn zonden, waarvan ik maar de helft durfde op te biechten, te vergeven, wat uiteindelijk leidde tot niets dan met alledrie de vrouwen nog een of twee leuke nachten en jaren spijt.
Wilde ik het daar over hebben? Nee, ik wilde het hebben over de geliefde daarna, laten we haar B noemen, en de in destijds in Barcelona vertoevende ex A. Ik had het verbreken van de relatie met A nog niet verwerkt, maar besloot me desondanks in een relatie te storten met B, terwijl ik vrolijk verder MSN'de met A. Mijn onverwerkte liefdesverdriet over A resulteerde in een bundel die ik ook aan haar opdroeg, maar ik vroeg B, die haar relatie met mij een aantal maanden daarvoor had verbroken, om er toch nog even naar te kijken en ook om voor te komen lezen tijdens de presentatie. Alle zeventig man in de kleine theaterzaal wisten hoe de vork in de steel zat. B las wonder boven wonder en zonder mij te vermoorden, waar ze volledig het recht toe had, prachtig voor en nam de eerstvolgende trein terug naar Amsterdam. Ik had het goed verprutst en zou dat laten nog eens doen, toen we een poging ondernamen om onze liefde opnieuw leven in te blazen.

De boekpresentatie was een van de zeldzame avonden dat mijn ouders aanwezig waren. Zij moeten, met de verhalen die ze van mijn oudere zus hadden gehoord over mijn liefdesleven, vreemd hebben opgekeken van de vrouwen die ze de hand moesten schudden, waaronder A en B. Ik geloof dat ik toen zelfs al weer een nieuwe vrouw had met wie het ook niet lang heeft geduurd vanwege het feit dat ik nog steeds met muze A in mijn hoofd rondliep. Het spijt me allemaal vreselijk. Ik heb het ze allemaal duizendmaal gezegd. Jan Veldman zingt het het mooist in het Gronings: 'Wat ben ik toch een bokkenlul, wat ben ik toch een zak'. U begrijpt het, ik moest weg uit Groningen!

Bedbanken en Turkse worst

Samen met de dichter Bart FM Droog las ik op een avond in Den Haag werk van enkele van onze favoriete dode dichters. Om kosten te sparen zouden Droog en ik bij de organisator logeren. Eenmaal aangekomen op ons slaapadres wilde zijn ex, die de avond mee had gepresenteerd, naar bed en ging pardoes halfdronken in het bed van haar voormalige partner liggen, waarop Droog in iets verder gevorderde staat van dronkenschap besloot zich bij haar te voegen.

Wanneer de organisator zwaar pissig de deur van zijn eigen huis dichttrok, na- of voordat ik me bij het dronken liefdespaar voegde, weet ik niet meer. Waar hij die nacht geweest is, heb ik ook geen enkel idee van. Wel herinner ik me de groene legeronderbroek van Droog, wat onschuldig gestoei en Droogs trotse mededeling dat hij kleine stukjes braaksel aan het doorslikken was, door een overdadige combinatie van wijn, Turkse worst en brood met feta uit blik. Droog ging vervolgens op in een zodanig gesnurk dat ik de vrij ongemakkelijke bedbank verkoos boven het zachtere en overvolle bed.

Na geklaag van mevrouw uit de andere kamer, nodigde ik haar uit om naast mij te komen liggen. Ik was inmiddels wat ontnuchterd en mocht na een fiks aantal uren aaien en een stevige massage, geleerd uit een boek van de ECI, met haar zoenen. Helaas was mijn mond door het drinken en blowen totaal uitgedroogd, waardoor de feestvreugde van korte duur was. Dat de organisator ons `s ochtends vroeg samen op zijn bedbank aantrof, zal ook niet hebben bijgedragen aan het prille liefdesgeluk.

Terwijl ik dit schrijf zingt David Bowie door de speakers van mijn laptop 'we could be heroes'. Inderdaad, denk ik, 'we could have been heroes'.

Onder stroom

Ik ben geen tegenstander van optreden onder invloed. Een beetje wiet of wijn kan de remmingen weghalen, van een beetje lurken aan mijn pijpje wordt mijn stem bovendien op een prettige manier wat lager. Eenmaal heb ik met de groep Gewassen onder invloed van cocaïne opgetreden. Gewassen bestond uit een toetsenist, een VJ, een human beatboxer, twee dichters en een hele hoop ruzie. De groep trad voor het eerst op als gelegenheidsformatie, minus de toetsenist, op het theaterfestival Noorderzon in Groningen. Aangezien Sieger M. Geertsma, de andere dichter, een rap- en graffiti-achtergrond had, waren we geboekt in een tent voor jongeren. Die hadden natuurlijk weinig trek in een optreden van saaie dichters, ook al waren we nog zo hip. Vandaar dat zij halverwege het optreden uit joligheid de stekker eruit trokken, waarop publiek en Gewassen zich in een donkere tent bevonden. In die duisternis pakte ik snel mijn gitaar en zette samen met de human beatboxer een jam in waarover Geertsma half rappend probeerde de aandacht van het publiek terug te winnen.

De vloek van de elektriciteit bleef op de groep rusten. Tijdens het tweede optreden wilden we beelden van het publiek mengen met onze eigen filmpjes. We hadden daarvoor een klein bewakingscameraatje van de Praxis op mijn microfoonstandaard gemonteerd. Het werkte perfect, maar door een open draadje kreeg ik een half uur lang om de milliseconde een klein schokje. Electrifying!

We schopten het zo ver dat we op het popfestival Lowlands op mochten treden, voor een klein gage, wat vrijkaarten en een plek op de camping tussen de festivalgangers. Nu ben ik totaal geen kampeerder, ik heb vroeger iets te veel met de vouwcaravan en de rest van het gezin op verregende dagen binnen moeten zitten, maar toch kocht ik een volledige uitrusting bij Bever Sport te Groningen, inclusief maaltijdrepen, een veel te duur zakmes en een tweepersoons luchtbed.

Weer presteerde ik het om rondom een optreden een relatie te torpederen en dan doel ik niet op de ruzietjes tussen Geertsma en zijn vriendin, die volgens mij meestal over eten gingen. Mijn toenmalige vriendinnetje zag zich geconfronteerd met een snipverkouden doodzenuwachtig vriendje, lees controlfreak, die bij elke beweging die zij `s nachts maakte, bang was dat ze met haar grote haardos het tentzeil zou raken, dat daarop volgens de medewerkers van de kampeerwinkel, niet langer waterdicht zou zijn. U begrijpt dat de sfeer er de volgende dag lekker inzat!

Het optreden verliep ondanks het slaapgebrek en het geknakte humeur goed, zelfs nadat de human beatboxer bij het opkomen naar het publiek wilde zwaaien en vergeten was dat hij het dopje niet terug op zijn spaflesje had gedraaid. Die euforie was echter van korte duur. Onze aanhang had namelijk geen backstagepasjes gekregen. Terwijl wij na een nacht van weinig slaap, regen en harde housedreunen onze overwinning wilden vieren met gratis warm eten, drank en wat gluren naar bekende popartiesten, liep de aanhang net wat minder vrolijk met droge broodjes hamburger over het modderige festivalterrein.

Gewassen hield niet lang stand. Na mijn verhuizing richting Amsterdam ontstond er onenigheid over de noodzakelijkheid van het oefenen, geld en meer. Er waren echter nog enkele verplichtingen die we na moesten komen, waaronder een optreden in Nijmegen bij het festival de Wintertuin. Het publiek had meer dan verveeld op het eerste deel van onze show gereageerd, lees gapend, en toen de toetsenist en ik voor het tweede blok met een oude bekende aan de praat raakten, bleek die oude bekende nog een envelopje met cocaïne in haar zak te hebben. De hoeveelheid mocht geen naam hebben, maar het was genoeg om de verbaasde blikken van de rest van Gewassen op te wekken toen de toetsenist en ik met een iets grotere geestdrift dan gewoonlijk van leer trokken tegen het publiek dat, of ik moet me vergist hebben, opeens veel minder tam was.

We traden daarna nog eens op in Ruigoord, waar het geluid door een hippie-travestiet die de techniek deed, volledig werd verknald en er `s nachts muizen over mijn hoofdkussen liepen. Er was ook nog een optreden bij het Arbeidsbureau onder het motto 'Kennis staat nooit stil', waar Geertsma en ik het met een cd en een gettoblaster moesten doen. Een van de laatste optredens op het festival Noorderzon ging vergezeld van zoveel drank en wiet dat ik, nog altijd geïnspireerd door Jim Morrison, door de groep werd teruggefloten van mijn laatste amateuristische poging om massahysterie te veroorzaken. Jongens, het wordt tijd voor een reünie!

Tankstations en witte fietsen

Samen met de dichters Bart FM Droog en Sieger M. Geertsma zou ik eind december 2000 naar Rotterdam afreizen om daar in een eetcafé op te treden. Er lag een dik pak sneeuw en er werd nog meer voorspeld, waardoor Geertsma afzegde en Droog en ik een auto huurden. Het was overal spekglad en de weinige auto's die zich op de weg waagden moesten als een treintje een strooiwagen volgen. Het optreden, als ik het goed heb was het onbetaald op een paar consumptiebonnen en de huur van de auto na, verliep redelijk slecht. Ik had het plan opgevat om Droog te begeleiden met een verzameling effectpedalen en een gitaar, maar de inspiratie en het talent hadden me verlaten. Op de terugweg was er gelukkig troost in de vorm van EO praatradio en magnetronfriet bij een tankstation.

Een betrouwbare auto en een nuchtere chauffeur zijn heel wat waard. Ik herinner me een tocht met een aantal Friese dichters vanuit Middelburg naar Amsterdam in een oude volvo stationwagon die al jaren niet meer gekeurd was en waarvan de schokbrekers totaal versleten waren, waardoor we regelmatig met de kont van de wagen over het asfalt schraapten, terwijl daarnaast luid geslurp aan blikjes bier en de harde muziek van Rammstein en reli-rockers Sixteen Horsepower te horen waren. De Heer moet gunstig gestemd zijn geweest, want we haalden wederom ongedeerd de eindstreep, onderweg nog genietend van het uitzicht op de sterk verlichte en walmende petrochemische industrie van Rotterdam.

Die eindstreep heeft wel eens verder weg geleken. Na afloop van een optreden van een minuut of twee in het Kröller Müller Museum reed ik op een gratis witte fiets, zonder licht, richting een bushalte. Daarvoor moest ik echter nog wel door een pikdonker bos heen, waarin ik af en toe voor mijn ijver werd beloond door luid claxonnerende automobilisten die me bijna van de weg reden. Niettemin stond ik drie uur daarna bezweet en al op een podium te Leeuwarden voor een handjevol kinderen, hun ouders en de burgemeester op te treden. Ik kon niet wachten tot de bar openging.

Microfoons en zitvlees

Klassiek tijdens optredens zijn auteurs die denken het wel zonder microfoon te kunnen doen. Uniek op dit vlak was een schrijfster die samen met haar collega tijdens het Rotterdamse festival Geen daden maar woorden niet alleen had besloten dat ze geen versterking nodig hadden, maar dat het voor het optreden, een langdradige dialoog met een aantal personages die op een filmdoek werden geprojecteerd, beter was om zo'n half uur lang met de rug naar het publiek te gaan zitten. Nu mag het publiek net als de auteur wel een beetje lijden, maar meestal hebben ze eerder de bar gevonden dan dat ze blaren op de billen van het zitten krijgen. Mijn uitentreuren geoefende optreden met VJ viel door het spetterende optreden van de twee dames dus louter in goede aarde bij twee meegekomen vrienden en vier geheelonthouders.

Sommige mensen zouden gedwongen een microfoon moeten krijgen en misschien ook nog een lesje techniek, maar anderen moet de microfoon afgenomen worden. Dan heb ik het met name over onbenullige presentatoren en dronken overmoedige dichters. Wat men aan aankondigingen en imbeciele vragen moet verduren is soms onverdraaglijk. Zo heb ik geleerd geen slok water te nemen op het moment dat ik word aangekondigd, omdat ik anders het risico loop me van verdriet of vrolijkheid te verslikken. En dan nu: 'Tsjaad, Tsjeeeeeeerrrrd, Tséaaat!' Tel bij die ergernis een paar glazen wijn, een te lichte maaltijd en de adrenaline van voor een optreden en het kan gebeuren dat deze dichter tijdens een vriendelijk studentenavondje, na het aanhoren en ondergaan van een aantal onbehoorlijke interviews en het zien van een slap experimenteel filmpje waarin het ineenzakken van de Twin Towers werd versneden met harde porno, de microfoon van de presentator afpakt om de rest van de avond niet meer van het podium te verdwijnen. Vrienden sneakten weg, maar de organisator bleef ook na afloop zich vriendelijk verontschuldigen. Hij heeft me inmiddels, en daar ben ik hem zeer dankbaar voor, zelfs verscheidene malen uitgenodigd om te komen optreden op een beter podium, waarbij de presentatoren altijd uitermate bekwaam zijn, oftewel alle door mij gepubliceerde titels kunnen opnoemen. Dat klinkt als scherts en dat is het ook.

Bring in the clowns

Ik bewaar goede herinneringen aan optredens in een clubhuis tijdens de Anarchistische Pinksterlanddagen in Appelscha, een bejaardenhuis in Amsterdam en een Herensociëteit in Utrecht, maar van optredens in het buitenland blijft me nog meer bij.

Samen met het kunstenaarscollectief De Zoete Haenen en drie Friese dichters toog ik naar Toulouse om daar op te treden tijdens een minderheidstalenfestival. Het zou om een vooruitstrevend kunstevenement gaan, maar het bleek eigenlijk een kunstnijverheidsfestival te zijn, waar te genieten viel van dansvoorstellingen in klederdracht en huisgebakken taartjes. De Zoete Haenen lieten zich niet uit het veld slaan en begonnen als halve wilden in te hakken op een pop gevuld met zakjes nepbloed. De volwassen inwoners van Toulouse keken verbaasd toe, terwijl hun kinderen graag een handje meehielpen bij deze rituele slachting.

Mijn laatste reis naar het buitenland voerde me naar Indonesië. Ondanks mijn zenuwen voor diarree, voedselvergiftiging en smerige hotels, verliepen zowel optredens als verblijf vlekkeloos. Daar waren echter nog wel enkele ingrepen voor nodig. Zo werden de vertalingen van onze gedichten niet direct via een laptop geprojecteerd, maar door middel van een camera die op een boek werd gericht. Met dat boek werd van alles uitgehaald. Zo werd er heel romantisch een kaars naast gehouden of liet men het wild heen en weer bewegen. Het was allemaal goed bedoeld, maar de tekst werd er niet leesbaarder van.

Ik vroeg me af of we nog iets over ons beruchte koloniale verleden zouden horen en hoefde daar niet lang op te wachten. Op een bootreis over de Mussi rivier in Palembang werd ons herhaaldelijk te kennen gegeven dat de Nederlanders er vroeger een flink zootje van hadden gemaakt. Ze hadden gelijk. Ik kon het ze niet kwalijk nemen. Wat ik ze wel kwalijk kon nemen was dat ze tegen ons bijzonder vriendelijk, maar in hun eigen taal over een gehandicapte medepassagier voortdurend spraken op een toon van 'hé red jij je even met die lamme'. Tijdens de reis kregen we verder een speech te horen over het prachtige vliegveld van Palembang, waarvoor iedereen luid applaudisseerde, werden we getrakteerd op Indonesische dichters die tijdens hun voordracht in minutenlang Arabisch gebed uitbarsten en zagen we de contouren van de schitterende oevers van de Mussi rivier, omdat men zo wijs was geweest om de tocht `s avonds, als heel Indonesië in volkomen duisternis gehuld is, plaats te laten vinden.

Maakt u zich geen zorgen! Inmiddels verloopt bijna elk optreden zonder ongemakken, slaap ik op betere bedden en geef ik na afloop geen reden tot liefdesverdriet. Ik ben hopelijk wat minder egoïstisch geworden, gelukkig getrouwd en keer na afloop van een voordracht met plezier terug naar huis. Er wordt nog wel eens een glas te veel gedronken, iemand lief aangekeken of genoten van een te dun hotelwandje, waardoorheen gebonk of gesnurk te horen is. Soms biedt een festivalorganisator zelfs aan om een verhaaltje voor te lezen voor het slapen gaan als ik dan in ieder geval maar stop met drinken en naar bed ga, maar verder 'loopt de zaak als een dolle' om Youp van 't Hek aan te halen. Wie weet zullen de bovenstaande ontboezemingen daar een verandering in aan brengen. Soit!

Een optreden kan alleen nog maar gênant worden als ik me begin af te vragen wat ik achter een of ander wankel spreekgestoelte sta te doen. Ik kan me nergens naakter voelen dan achter een microfoon met een paar gedichten in mijn hand of in mijn hoofd. Ik hoef dan alleen maar te denken aan hoe ik als jongen in het openluchtzwembad niet door had dat de pijpen van mijn kleine zwembroek net iets ruimer waren dan ik had ingeschat, waarop een knap meisje uit mijn klas in lachen uitbarstte en snel de rest van het zwembad van het kleine euvel verwittigde dat in gekrompen toestand langs mijn bovenbeen bengelde. Op zulke momenten wilde en wil ik alleen nog maar naar huis, naar mijn trouwe schrijfbureau en mijn lieve vrouw.

Bron: En toen viel ik van het podium, Uitgeverij Prometheus 2007

terug naar boven


 

Een echtpaar op leeftijd

Tram Zeven, een community art project van de Leidsepleintheaters te Amsterdam. Voorgelezen tijdens het Weerwoord festival op 29 januari 2006 en later gepubliceerd in boekvorm.

Tom stempelt af en trekt de microfoon naar zijn mond. Winters ochtendlicht prikt hinderlijk in zijn ogen.
- Hadden we hen niet weg moeten laten brengen?

- Hadden we kunnen doen.

- Wie doet er nu iets voor ze?

- Geen idee. Kom op, we gaan!

De tram komt in beweging. Conducteur en bestuurder stoppen hun gesprek. Bruggen, brommers komen langs. Tom ziet door een winkelraam een schoenmaker op een zool timmeren. Zijn blik blijft steken bij de vuile vingers om het handvat van de hamer. Plotseling schiet er een beeld door zijn gedachten dat hem onrustig maakt.
- Ik vind dat we terug moeten gaan.

- Dat kan niet.

- We kunnen toch uitstappen?

Er drijft een kerstboom in de gracht waarop een rat meevaart. Zijn staart sleept door het water. Tom lacht er om totdat hij een schreeuw hoort en hij zich omdraait. Een man met een aktetas rent achter de tram aan. Hij zwaait met zijn strippenkaart en met zijn tas.
- We moeten terug. We hadden ze daar niet zo achter mogen laten.

- Stel je niet aan. Er is vast wel iemand die hen kan helpen.

- Kom op we gaan?

- Ja, kom op.

De tram passeert een vrouw die Tom doet denken aan een vaste passagier. Hij herinnert zich haar lichtgroene sportschoenen, haar glanzend bruin geverfde haar dat eerder zwart was. Ze had hem na een rit of tien opeens de hand geschud en zich voorgesteld als Leila.
- We hadden die videoclip op zak, weet je!

De woorden van de bestuurder dringen niet tot Tom door. Hij mompelt wat voor zich uit.
- Ze had lichtgroene sportschoenen aan en van dat geverfde haar. Volgens mij had ze ook iets aan haar borsten laten doen.
Op zijn beurt bereikt ook Tom de ander niet.

- Die clip gaat er komen. Ik zeg het je! We laten ons niet tegenhouden en betalen het desnoods zelf. Houd jij je MTV maar in de gaten.

Net na de viskraam stapt er een man in met een sjoelbak. Als eerste kijkt Tom naar het middelste vak. Een houten schuif sluit het vak met de schijfjes af. Tom zucht.

- Ik zou weer met haar naar de Delistraat kunnen lopen. We zouden de hele avond Van Morrison kunnen luisteren en witte wijn drinken. We zouden een huis kunnen gaan zoeken in de Rivierenbuurt.

- Over wie heb je het? Onze vriend met zijn sjoelbak die nu in mijn nek zit te hijgen?
Voorin de tram stapt de man met de sjoelbak uit, terwijl er een echtpaar op leeftijd naar binnen komt. Nadat ze een kaartje hebben gekocht, ontvouwt de man een verfrommeld plattegrondje van de stad. Hij verheft zijn stem en maakt gebaren naar de kaart. Tom ziet hoe de bestuurder hen uitlegt waar ze moeten zijn. Het echtpaar bedaart en gaat zitten, voor even. Beiden wijzen nu verschillende plekken op de kaart aan en weten elkaar niet te overtuigen, waarop de man naar de bestuurderscabine loopt. Als terug is bij zijn vrouw kijkt hij vertwijfeld naar de kaart. Een medepassagier probeert te helpen en vraagt hem of hij de plattegrond mag zien, maar de man begrijpt hem niet. Hij prevelt zenuwachtig de namen van de haltes één voor één voor zich uit en schiet overeind als er een naam uit zijn mond komt die hem bekend voorkomt. Woest duwt hij een aantal mensen opzij en vraagt wederom de aandacht van de bestuurder.

- I am not talking to you anymore! You're holding your map upside down. You won't listen.

Tom pakt de microfoon om te vragen wat er aan de hand is.

- Hulp nodig?
De bestuurder herhaalt geïrriteerd zijn vraag.

- Hulp nodig?

In elke vrouw die de tijd neemt om Tom met meer dan twee woorden aan te spreken ziet hij een mogelijkheid, een nieuw leven.
Leila zong en dronk. Ze wist niet meer hoe ze thuisgekomen was die Nieuwjaarsnacht, maar om half acht stond ze op om het ontbijt voor haar kinderen te maken en om half negen `s avonds schitterde ze op het podium. Dat was het eerste dat Tom van haar te horen had gekregen.
Voordat hij er erg in heeft floepen de woorden er uit.

- Ik wil een andere tram. Ik wil met een ander rijden!
Het voelt als een verlossing, maar de oude man heeft zich ondertussen met kaart en al weer naar voren gewurmd.

- No, I won't talk to you! Please move to the back!
Tom probeert het nog eens, maar nu met meer vuur.

- Ik wil een andere tram. Ik wil met een ander rijden!

De vrouw haalt haar man op. Het echtpaar doet een paar stappen naar achteren en begint daar ruzie te maken. Tom ziet de vrouw haar hoofd schudden. Hij ziet de man zijn vuist ballen. De speaker in zijn cabine kraakt.

- Je kunt kiezen. Een vaste tram of zwerven van lijn naar lijn. Voor mij is één omleiding per jaar al avontuur genoeg.
Het blijft even stil. Leila en het echtpaar maken ruimte voor wat er die ochtend is gebeurd, vlak voor zijn ogen. Hij had er niets aan gedaan.

- We hadden terug gekund. Waarom hebben we ze daar laten liggen?

- Wat lul je! Kom op, we gaan!


Bron: Tram Zeven, 2006.

terug naar boven



De bosk yn


Acht Fryske skriuwers hawwe in middei yn 'e depots fan it Fries Museum omstrúnd en elk trije foarwerpen útsocht om dêr in ferhaal oer te skriuwen. Tsead Bruinja liet him ynspirearje troch in skilderij fan Boele Bregman.



Ik ha dyn heit en mem yn in plasse bloed achterlitten en bin dyn broers net fergetten. Mienden se no echt dat se my ferbiede koenen om dy te sjen? Dat se dy ferbiede koenen oait noch by my op bêd te krûpen? X, dy't by de slachter wurket en dy't it juster wer net litte koe om mei syn maten nei myn suske te fluitsjen en dy't oars neat docht as jûns wat omsukkelje yn it âld winkelsintrum fan it doarp, ha'k mei skamte de nacht ynstjoerd. Hy hinget yn it boskje by jim achter hûs oan 'e âld kastanje mei de hân om syn kul. Y dy't it sa aardich op skoalle die en dy't eins wol in goeie keardel wie, mar dy't foar boadskipper fan it minne nijs fan dy oare beiden spile, haw ik noch freonlik foar west. Hy leit by ús heit yn 'e kolk. Net janke! Hy hat earst netsjes fergif krige, mjukse troch in glês jenever mei sinas dêr't er sa sljocht op wie. Z de jongste ha ik efkes op 'e knibbels twongen mei in moaie rym fol springstof om 'e bealch. Ik woe fan him wolris hearre wat him besiele hie om dy sa by ús fan 'e iterstafel wei te skuorren en op ús mem har kleed te flybkjen. Ik woe dat er oer de grûn krûpte fan de spyt of yn 'e broek mige soe, mar nee, hy moedige my allinne mar oan om it tiidsmeganisme op skerp te setten. Him kinne se yn stikjes fan de muorre skraabje yn de âld skuorre dêr't wy lesten noch frijd ha. Ik woe it skjin hâlde en net it gerslân deromhinne fersmoargje, miende hast dat it dak him noch op 'e stikkene kop falle soe. Jim hûs hie ik noch yn 'e fik ha wollen, mar je kinne ek te fier gean en miskien koesto letter noch wol wat brûke by jim út 'e keet. Skjin as de brân wie it dêr trouwens. Atsto heal sa goed himmelje kinst as jim mem dan sille wy noait in smoarch hûs ha.

Ik kom wat tichter by dy.

Wat fynst? Mei in faam har feint opwachtsje by syn wurk, wittende dat hy in ôfspraak hat oer in heal oere, him fertelle dat se in oar op it each hat en dan him freegje wat er mei de ferkearing barre soe at sy op dy oar syn avânses yngean soe? Mei se him yn 'e kont knipe, no't it út is, hy boadskippen helje moat foar it iten en der in maat op him wachtet? Mei hy nei in moanne lang yn 'e fernieling, twa fankes ferliede, ien stikke litte en mei de oare oeren stean te klûmjen op 'e merke bang om har de earste tút te jaan? Mei hy har bergen belove, dronken mei har wurde en lige dat er net krekt de poppenamme fan syn eks yn 'e mûle hie? Mei sy nachts yn kroegen dêr't er net in kop ken in healoere lang flirte mei in jonge wylst de jaloerskens him troch it wurge liif giselet? Meie twa minsken inoar oanreitsje, beweare dat it allegear neat útmakket en inoar laitsjend derûnder smarre mei sûkelade-iis? Mei fan twa minsken op in fleanfjild ien net gûle wylst de oare grynt as in bern? Mei ien in grutte leafde foar in jier fuortgean litte en har frij litte kinne? Mei in feint him ferliede litte troch in faam dy't by har feint wei sil en seit neat te fielen at se mei him frijt? Mei hy dy nacht net sliepe, de oare deis mei syn maten grutsk en skuldich foar in pizzeria stean te gûlglunderjen? Mei in feint in nije faam in takomst biede, beweare dat er kieze kin en har sa gau't er de triennen rûkt fan syn foarige faam har wer ferlitte? Mei hy letter dronken by har komme, mei har frije, it bêd útstrûpe en as in dief yn 'e nacht ferdwine? Mei in feint grine en dêroer fertelle? Mei sa'n feint it op 'e nij besykje mei in faam dy't yn him wiere leafde tinkt te sjen?

Komst mei de bosk yn? Wat stiest dêr?

Boarne: Leeuwarder Courant,11-11-2005


werom nei boppe


De doarpelingen

Acht Fryske skriuwers hawwe in middei yn 'e depots fan it Fries Museum omstrúnd en elk trije foarwerpen útsocht om dêr in ferhaal oer te skriuwen. Tsead Bruinja liet him ynspirearje troch in skilderij fan Macadan.

Sa dogge we dat hjir!

Hoe dogge jim dat?

De minsken dy't harren yn dit doarp te wenjen sette, moatte foardat se der in nacht sliept ha, harren hûsrie bûten sette.

Binne jo wol goed by de holle? Ha jo sjoen hoefolle guod wy ha?

Mei in soad nocht. Sanitêr graach by sanitêr en klean by klean. Rûn in oere of seis komme de gegadigden del.

Wa?

De doarpelingen. Se bringe wat te iten mei dan ha jo gjin gedoente mei it sieden.

Dat is freonlik. Moat ik drank helje?

Wurdt foar soarge. Om seis oere moatte jo it guod bûten ha, fierders hoege jo je nearne drok om te meitsjen. By de elektryske apparaten graach al efkes de hânlieding dellizze.

Wêrom dat?

Wat tinke jo! Wy binne wol fan dizze tiid, mar net eltsenien kin mei al dy nije masines omgean. At jo de boekjes der net by ha, wurdt der fan jo ferwachte dat jo it útlizze kinne.

At it mar droech bliuwt dan liket my dat allegear net sa'n grut gjin probleem.

Dat útlizzen bart gewoan by de minsken thús. dat hoecht allinnich mar bûten at it om túnark giet.

Hin?

Ha jo sa'n moaie gersmeander? Sa'n trekkerke?

Ja.

Dy fan my is stikken en it heart eins net sa, mar at jo it stilhâlde kinne, dan sil ik út it guod fan de nijeling dy't nei jo komt ek wat sykje dat jo nedich ha. Dat, soenen jo dat trekkerke op myn namme sette wolle?

Bedoele jo dat at ik jo namme dêroan ferbyn dat ding fan jo wurdt?

Sa giet it hjir en sa is it al jierren gien. Jo sette it guod by de dyk en wy rinne der by del om út te sykjen wat we brûke kinne.

Mar.

It hûs wurdt trochsocht, dat it hat gjin doel om saken besykje te ferbergjen. Neat ûntgiet de kommisje.

Dit wie ús net meidield.

It is earst behelpen, mar at der wer ien bykomt yn it doarp, ha jo de earste kar. Jo ha it hûs sa wer fol.

Seis oere. In earste gast.

Ik hie eins wol sin oan dat doaske medisinen. De frou hat wat lêst fan de rêch. Dat moat helpe.

It is tsjin astma.

Jout neat. Wy wolle alles in kear besykje.

Wat at ik in oanfal krij?

Efkes mei wachtsje, soe ik sizze. Woenen jo oars dat ik de kommisje der by rôp?

De jûn falt. Der wurdt dronken en iten. Om tsien oere wurdt it measte guod yn pûden troppe en meinaam. Der wurdt in karre foar it hûs delset.

Ik kaam foar it trekkerke. Hjir ha jo in panne stampot. We wolle de panne al graach werom ha at jo útiten binne.

Boarne: Leeuwarder Courant, 22-07-2005


werom nei boppe



'Wol net!'

Acht Fryske skriuwers hawwe in middei yn de depots fan it Fries Museum omstrúnd en elk trije foarwerpen útsocht om dêr in ferhaal oer te skriuwen. Tsead Bruinja liet him ynspirearje troch in ingel.



Hy wiist nei syn earen.

,,Wol net! Kuzyk hûd!''

Ik kom oerein en wylst ik oer him hinne bûch en oan it triedsje fan de koptelefoan frimelje, leit er syn hannen op myn kont. Op in bankje neist ús lit in man syn krante sakje. Hy laket freonlik nei my en sjocht Klaas net oan.

,,Docht it wer!''

Ik lit my weromfalle en draai my om nei it rút. We ride Swol út. Ik sjoch hoe't in frou yn klean fan in ieu lyn in kroade mei túch nei achteren bringt.

Klaas besjocht itselde taferiel. Hy docht de eagen ticht en lit syn kin op syn boarst sakje. Noch gjin fyftich en al griis as in tsjerkûle.

Ik hear de bern oer it gongpaad stowen.

,,Mem, meie we in broadsje en in pakje drinken?''

De man neist ús hat de krante opteard en dellein. Hy docht as hat er syn nocht fan it nijs en wol er nei bûten sjen, mar binnen de koartste kearen, draait er him myn kant op. Hy is net ûnkreas.

,,Mem!''

Jan hat de rits fan de tas al iepen. Ik rûk it broadsje ham dat er mei de lytse hannen benei fynknypt en krij him it pakje drinken út hannen om it rytsjeút it plestik te heljen.

,,Nimst ek wat foar Lysbeth mei?''

Gau stekt er syn hân wer yn 'e tas en fljocht mei it broadsje foarútstutsen troch it gongpaad nei syn suske. Se stiet him laitsjend op te wachtsjen en lit him tsjin har opbotse.

Klaas snoarket no licht en leit langút, syn skonken tusken mines.

Ik lis it boek del. Wit dat ik it net útkrije sil dizze reis.

,,Oare! Oare!''

Diskear wiist er nei de discman.

Ik moat yn 'e soes rekke wêze. Sykje earst om de bern. Dy sitte op harren knibbels by in hûntsje en strike it bist hast it hier fan it liif.

Klaas dy't de hiele reis fanôf Maastricht de koptelefoan noch net fan de holle hân hat, siket eachkontakt. Ik ha gjin nocht him oan te sjen en besykje yn 'e tas it mapke mei cd's te finen.

,,Wat wolst hearre?''

No moat ik him wol oansjen.

Hy fronselet en tutet de lippen.

,,Kløf! Oven!''

,,Lûder?''

,,Jahaaaa!''

Hy wriuwt my oer de knibbel en docht de eagen ticht.

Lysbeth en Jan ploffe neist him del en lizze tsjin him oan. Hy beweecht him
net.

De man neist ús jout oer de telefoan troch hoe let er thús wêze sil en dat er graach opbakte jerappels ite wol. Ik krij sin oan iten en sin oan de man, oan in sûne man dy't allinnich reizgje kin.

Ha jo de krante út?

Alle sneonen sykje ik yn 'e krante nei artikels oer harsensûndersyk.

'Kombinaasje fan operaasje en medikaasje fûn om harsensskea te herstellen.'

Yn 'e koken, juster, fielde ik it mes yn 'e hannen.

Klaas lei te sliepen ûnder in krante dy't er net mear lêze koe.


Boarne: Leeuwarder Courant, 01-04-2005


werom nei boppe



'De Waan van de dag'

Het Noord Nederlands Toneel speelde na afloop van de voorstelling 'Lenny Bruce' in theater de Bres stukken die drie schrijvers naar aanleiding van de actualiteit in één dag hebben geschreven. De reading vond plaats in theater De Bres te Leeuwarden op 26 maart 2002. Auteurs: Tsead Bruinja, Jan Veldman en Jan-Jaap van der Wal. Acteurs: Kristen Denkers, Cees Geel, Rogier in 't Hout, Ludo Hoogmartens, Frank Lammers, Wolter Muller, Lotje van Lunteren e.a.

marlon brando leert zijn tekst niet meer uit z'n hoofd

Personages:

Politicus
Vragensteller
Moeder van Politicus
Blokkendoos

drie personen op het toneel: de politicus, de vragensteller en blokkendoos. blokkendoos staat tot hij wordt gevonden achter de vragensteller

Vragensteller: zit het strak?

Politicus: het zit strak en op maat

een beetje als boterhammen

klam in een broodbak die niet

dicht wil zonder elastiek

Vragensteller: moeten je beelden nu altijd

betrekking hebben op je gedachten?

Politicus: mijn gedachten zijn strak en op maat

lijnrecht als een programma

met een vleugje afwijkende stappen

maar dat is

zeggen ze

te verhelpen

Vragensteller: was jij er niet om te helpen?

Politicus: wat is hulp?

een doosje met een rood kruis erop

kan helpen als men zich in de vingers snijdt

een kalashnikov kan hulp zijn

als er een gewapende amerikaan tegenover

je staat

Vragensteller: wat weet jij van het wonen in bergen?

Politicus: we gingen vroeger op vakantie naar het eiland

de lucht in de duinen was zoet

m'n moeders benen zacht geschoren

stonden tot de enkels toe in het zeewater

ik bouwde kastelen

Vragensteller: is er iets van je bewaard gebleven, van je vroege idealen?

Politicus: het is een mooi begin van een boek

maar ook iets waar ik flink over ben uitgegleden

die boterhammen

daar krijg ik nu toch wel erg trek in

kunnen we?

Vragensteller: nee, dit is niet een gesprek

waar je iets in kunt lassen

maar misschien kan ik je iets vertellen

Politicus: doe maar niet jij bent de vragensteller

jouw verhaal is dat je geen verhaal hebt

dat is mooi genoeg

ik zal je nog wat proberen te boeien

Vragensteller: we kunnen verder? Grandioos.

Laten we het eens hebben

over….

Politicus: over vrijheid!

Vragensteller: nee!

Politicus: ik heb haar goed gekend

best fijn maar wie wil het

Vragensteller: nee!

Politicus: ik heb haar laatst nog ergens

tweedehands zien liggen

er lag een oude man naast

ik geef je het adres als je wilt

Vragensteller: nee!

ik mis de noodzaak

in dit gesprek

laten we er familie bij roepen

Moeder: zoon

Politicus: moeder

Moeder: liefste

Politicus: moeder

Politicus: vader

Moeder: liefste

Politicus: moeder deze persoon

zegt dat mijn betoog

noodzaak mist

Moeder: onmogelijk!

waar hadden jullie het over?

Politicus: over brood

Moeder ( tegen vragensteller ) : mijn zoon houdt van brood

hij houdt van duinen

en hij houdt van mijn enkels

hoe kan hij zich ooit vergissen?

Vragensteller: jullie zouden eens kunnen beginnen met wat langere zinnen

het ritme is misleidend beginnen met wat langere zinnen

Politicus: mam ik vermoed een plan achter

wat deze man zegt

wil je even kijken?

Moeder: wat zegt hij nou net!

langere zinnen!

Politicus: Moeder zou je achter deze man willen kijken. Er zou wel eens iets achter al dat praten kunnen steken. Ik vertrouw hem niet. Het stinkt.

Moeder: Hij ruikt naar je vader.

Je vader hield van aardappelen `s avonds.

Politicus: Ik houd van brood

Vader hield niet van je blote enkels

in de zee in de duinen

Zou het pappa zijn?

Moeder kijkt achter vragensteller – daar staat blokkendoos die zich daar de hele tijd schuilhield

Moeder: Het is blokkendoos

Politicus: Blokkendoos?

Blokkendoos ( luid ) : Ze moeten er uit

Koekhappen, snoepduiken

Lego, Barby's

Vragensteller: Barby's?

Blokkendoos: Barby's, tekenfims

Ze moeten eruit!

Zoon ( met een zucht van herkenning ) : Oh blokkendoos

Blokkendoos: Oh liefste

Politicus: Oh broodkruimel

Blokkendoos: Hoho Blokkendoos

Politicus: Oh blokkendoos

Zoon en blokkendoos verplaatsen zich naar zijkant toneel waar ze met elkaar spelen

Moeder: Jij had het gezien, hè, die blokvonkel in z'n ogen?

Vragensteller: Hij zei dat hij strak was als klamme boterhammen

in een broodbak

Ik zag daar wel een verhaal in, ja

maar vertelt u nu over uw man

en zijn aardappelen

Moeder: Uw analyse van mijn zoons beleid….

Vragensteller: Kom op ouwe tang

aardappelen!

Moeder: Zacht of hard gekookt, liefste?

Vragensteller: Weet je dat niet meer?

In een groot bord!

Moeder: Ik vlieg al!

Vragensteller zit alleen aan tafel

Vragensteller ( spreekt in zichzelf ) : er is weinig concurrentie hier. misschien zit ik op het verkeerde spoor. m'n collega's hadden al in drommen voor de deur moeten staan. zo zonder weerwoord raak ik door m'n vragen heen.

Moeder ( schuift aan en wijst naar spelende zoon ) : hij kan zo goed luisteren

Vragensteller: ze kunnen allemaal goed luisteren

maar niet één van hen vertelt hetzelfde verhaal

Moeder: hoe was het op je werk?

Vragensteller: er werd veel gevraagd

wacht eens ik kom hier niet om te vertellen.

Moeder: eet je bord leeg

maak je riem los

Vragensteller: waarom maak je het me gemakkelijk?

Moeder: jouw bevelen zijn nog lichter dan je vragen

je bent zo lekker koud en afstandelijk

zoon zou heel goed het verkeerde vak

kunnen hebben gekozen

Vragensteller: je aardappelen smaken goed

Moeder: hou toch op!

Politicus (loopt op knieën naar tafel leunt met kin op het tafelblad) : Blokkendoos heeft slaap

mag ik zo mama's enkels zien en een stuk brood?

Vragensteller: wij waren nog niet klaar

Blokkendoos verdwijnt van het toneel

Politicus ( gaat staan – schudt zijn hoofd alsof net wakker uit een droom en begint machinaal ) : ik zal u leiden

wij worden de grootste partij van Nederland

wij zullen grapjes maken

en uw zakken vullen

wij gaan de zaken regelen

( in zichzelf )

fucking hell wat mis ik m'n blokken

Vragensteller: op welke vraag was dat een antwoord?

Politicus: op bommetjes maken in kelders

op in bussen stappen met een strippenkaart

twintig gebeden

en thuis een afscheidsvideoband

op voor een verkiezingsfilmpje

als family man je hangbuik

over je kleine grasmaaier

te laten vlijen

en samen met tractor en idealen

rondjes in het gazon te draaien

Vragensteller: hoe spelt u jeruzalem

Politicus: doordeweeks achterstevoren

op zondag hangt het ervan af wie er kijkt

op maandag begint alles van voren af aan

deze week laat ik alles rechts van het midden

Moeder: hij heeft z'n verstand verloren

het verkeerde vak

het verkeerde vak

Vragensteller: nee we beginnen ergens te komen

Meer aardappelen! ( slaat met bestek op tafel om z'n eis kracht bij te zetten )

Politicus: Niet zo naar doen tegen m'n moeder

anders roep ik de vader

Vragensteller: Marlon Brando leert zijn tekst niet meer uit z'n hoofd

hij krijgt van de regie zijn signalen

Moeder ( stapt radeloos tussen beiden met in uitgestrekte hand een pakje boter ) : CROMA!

Blokkendoos ( stormt uit de coulissen ) : BLOKKEN!

Vragensteller: echt Hema

Marlon Brando leert zijn tekst niet meer uit z'n hoofd

hij krijgt van de regie zijn signalen

Politicus: laatst was er een storing in het apparaat

Vragensteller: las hij in plaats van een dialoog zomaar

Vragensteller en Zoon (samen): een politiebericht

 

werom nei boppe


Achteruit Toulouse weer in

Sinds kort maak ik deel uit van een groep kunstenaars die de naam FRyXOS draagt. FRyXOS is uitgenodigd om in Toulouse deel te nemen aan het festival 'Forom des langues du monde'. Via een persbericht heb ik over FRyXOS beweerd dat we een groep zijn die 'activiteiten wil ondernemen, waarbij een uitwisseling met geestverwante kunstenaars in Occitanië, het deel van Frankrijk waar Toulouse in ligt, een centrale plaats inneemt. FRyXOS noemt zichzelf ‘een Friese schijnbeweging'. Zij zoekt de ironische provocatie en schuwt het absurdisme niet. De groep haakt in op een internationale tendens van groeiend regionaal zelfbewustzijn in tijden van globalisering en mondialisering. Hierbij wordt ook aansluiting gezocht met kunstuitingen van allochtonen en kunstenaars elders in de wereld.' Wat wil FRyXOS vraag ik me af? Beweging en vitaliteit in de kunst. Waarom? Wat mij betreft als een zinnig antwoord op de zinloosheid van het bestaan.

Donderdag 23 mei - Om twaalf over zeven rol ik half slapend in een overvolle sneltrein naar Leeuwarden. Elmar Kuiper, een van de mensen met wie ik zal optreden, zit naast een rugzak vol cassetterecorders, maskers, ballonnen, onderbroeken en brood. Elmar maakt deel uit van kunstenaarsgezelschap 'De Zoete Hanen', een groep die aangesloten is bij FRyXOS. Op station Buitenpost stapt tot mijn verassing een oud klasgenoot in. Jeannette zat naast me bij Frans. De jaren negentig waren aangebroken maar in het lange haar van Jeannette zat nog een pot gel uit de jaren tachtig. Het haar om haar gezicht vormde een stralenkrans die ook wel deed denken aan de spoiler op een Opel Ascona. Ik vond Jeannette leuk, maar kwam niet verder dan mijn ellebogen en knieën voorzichtig tegen de hare te houden. Iets wat me vaak aan het einde van het lesuur op kramp kwam te staan. Het haar is dunner geworden. Er zit minder gel in, maar ze is nog steeds oogverblindend. Ze heeft me op tv gezien en ze is nog steeds met die brede bouwvakker, type 'elke jongen die naar mijn meisje kijkt, krijgt een ram'. Elmar kijkt belangstellend naar haar mooie ogen. Ik vind eigenlijk dat zijn knieën zouden moeten wiebelen. Niet vanwege de bouwvakker. Die is niet in de buurt.

De zon schijnt terwijl we naar het Fryslânhûs lopen en nog wat over Jeannette praten. Voor het pand staat Huub Mous, een grijze vijftiger en initiator van FRyXOS. Hij wrijft over zijn slordig geschoren kin en begint een shagje te rollen. De huid van zijn handen is bezaaid met lichtbruine ouderdomvlekjes. Zijn buik bolt even vrolijk als die van Anne Feddema. Feddema is dichter en beeldend kunstenaar met in beide een gezonde dosis humor. Joris Collier staat op een afstandje van de twee mannen. Joris is een tengere Welshman, in het zwartgekleed en minder goedlachs. Zijn roodblonde haar staat vlammend overeind en doet denken aan dat van Japanse striphelden. Voor het grootste deel van de reis zit hij stil te lezen.

We wachten op de bus. Elmar gaat zitten op een hakenkruis, iets wat hij onmiddellijk wil opschrijven voor het verslag dat in het tijdschrift Kistwurk zal verschijnen. Elmar is lang, heeft een wilde bos haar op z'n hoofd en draagt een bril met dik bruin montuur. Zijn collega Zoete Haan, Keu, die om de hoek verschijnt is, nog langer, twee meter nog wat, een wonderlijk mager figuur met een komisch gezicht, die gedurende reis zo nu en dan onverstoorbaar vals zingt en verder onbegrijpelijke grappen maakt. Er wordt meer gelachen om zijn onhandigheid dan om zijn grappen.

De bus wordt bestuurd door Mark Bunder. Mark is een brede besnorde Australiër, beeldend kunstenaar, niet erg gek op het feminisme. Tijdens de laatste bijeenkomst van FRyXOS voerde ik met hem een heftige discussie waarbij hij me steeds onderbrak.

Eenmaal in de auto begint Anne Feddema te vertellen over Mao. Mao had een afkeer van mondhygiëne. Zijn gebit werd getekend door een dikke groene laag. Opmerkelijker nog vind ik het dat de groengebekte dictator alleen maar poepen wilde op een potje. Ik bedenk me dat mijn opa ook nergens anders wilde poepen dan op zijn 'húske'. Het 'húske' was een grote emmer verwerkt in een oranje houten bak. Nadat mijn vader een nieuw modern toilet had geïnstalleerd voor mijn oma en het bezoek, werd het húske verplaatst. Mijn opa bleef op zijn emmer zitten. Mao had een pot. Een medewerker mocht met het ding achter hem aan sjouwen. Ik begin over de flatulentie van Hitler en hoe zijn officieren moeite moesten doen om hun lachen in te houden als de vegetarische tiran er een had gelaten. Mao had een pot en Mao zwom in een pot: als onderdeel van de partijpropaganda maakte Mao namelijk een lange zwemtocht door een rivier die tevens werd gebruikt als riool. Ik zie Bush voor me, poedelend in een rivier van drollen.

Het deel van Fryslân dat we zien is weg, weiland, weiland, ronde hooibalen in zwart plastic, koeien en water. Mao wordt verdreven door Pim Fortuyn. De eerste complottheorieën ratelen als vermakelijke roddels door de bus. De geheime diensten van Amerika willen bijvoorbeeld Herben naar voren hebben omdat hij voorstander is van de Joint Strike Force of het leger wilder Fortuyn weg hebben omdat hij het halve leger wilde afschaffen. Ik kan echt genieten van dit soort verhalen, te meer nu uit kranten blijkt dat CIA en FBI rond de aanslag van 11 september nogal wat blunders hebben gemaakt.

We schieten door Nederland heen terwijl Feddema bijna elke eetgelegenheid opnoemt, beweert dat hij niet meer drinkt en vervolgens elk merk bier dat in de vorm van uithangbord of vrachtwagen voorbij komt, zodanig opnoemt en dat hij met een glas van desbetreffend merk in de hand lijkt te zitten. Ik maak een aantekening: de mooiste verhalen gaan over drank gaan of over darmperikelen van wereldleiders. Dit hangt vast samen met mijn eigen aangeleerde spastische gedrag op het gebied van de stoelgang. Hiervoor berust de schuld geheel bij mijn vader. Hij ging meestal een minuut of twintig zitten stinken met een Bigglesboekje. Tot mijn zesde kon ik nog een potje krijgen als ik erg nodig moest en later mocht ik het gewoon ophouden. Mijn vader wilde, nadat we van het platteland naar een dorp verhuisden, liever in de tuin plassen dan binnen. Iets wat mijn opa ook deed, maar dan vooral om brandnetels te bestrijden. Wij zogen wel eens zoete nectar uit de bloemen van brandnetels.

De lichte glooiing en de gekleurde lappen grond in België en Frankrijk doen denken aan Henkie, een vriendje van me op de lagere school in Damwoude. Henkie was niet helemaal honderd procent en ook niet helemaal honderd procent mijn vriendje, ik was in vriendschap namelijk nogal een rasopportunist. Als de ene niet met me wilde spelen belde ik de ander en zo belde ik regelmatig Henkie als niemand anders kon. Op het laatste schoolfeest voordat ons gezin verhuisde naar Kollum, ik zat in de derde klas, won Henkie doodleuk de hoofdprijs in een stoepkrijtwedstrijd. Hij tekende een landschap van bovenaf gezien, terwijl ik worstelde met een politiewagen uit de Dukes of Hazard. De verbeelding won en Henkie ook. Mijn Roscoe P. Coltrane verdween naamloos in de geschiedenis van krijttekeningen. Henkie had laten zien dat hij kon kijken.

Dit is mijn eerste reis naar Frankrijk. Het is moeilijk is om onder mijn vrienden, mensen te vinden die niet op zijn minst hier een keer zijn geweest. Voor het beschrijven van dit nieuwe landschap word ik tegengezeten door het feit dat iedereen dit al eerder heeft gezien. Zou mijn verbazing gedateerd overkomen? Bij de uitgang van een tolpoort lopen de wegen niet meteen in banen. De auto's rijden richting snelweg als kinderen die na de les het schoolplein op komen stormen, op een mooie zomerdag.

We zijn van plan om Parijs heen te rijden en nemen een verkeerde afslag. Huub ziet Auvers op het bord staan, het dorp waar Vincent van Gogh stierf. Het prachtige landschap rond Auvers verschilt totaal van het vlakke land waar de snelweg doorheen snijdt. Eigenlijk wilde ik eerst liever doorrijden, maar nu wil ik hier wel wonen.

Het graf maakt indruk. Het hele kerkhof trouwens. De graven lijken beter verzorgd en kleurrijker dan de graven die ik ken. Vanuit de auto zag ik kleine kerkhoven die iets buiten het dorp liggen, tussen dorp en snelweg. Het leek alsof het kerkhof eerder was aangelegd dan het dorp. Over zo'n kerkhof waakt een gekruisigde Jezus, een beetje een vogelverschrikker. Hetzelfde beeld hangt ook hier.

Het graf van Vincent en Theo is minder flamboyant dan de rest. De broers rusten samen onder een deken van klimop met aan het hoofdeinde twee degelijke saaie stenen. Ik kijk Elmar en Keu aan. We zetten onze Zoete Hanenmaskers op. Een mooie plek voor een performance. Elmar filmt ons bij het graf en later, wanneer we met de maskers op de achterkant van het hoofd een groen korenveld inlopen. Na de maskers willen we ook gewoon op de foto.

Ik zit op een heuvel tegen een boom in Auvers. We hebben een hotel gevonden voor vier personen. Terwijl de andere drie FRyXOzen zoeken naar een ander hotel, zie ik een tor met een vreemde tekening. Zijn schild is rood met zwart. Een soort ogen tussen haakjes. De kat gaat zitten naast een grote kleien pot, een klassiek beeld, bijna Egyptisch.

Elmar zit aan de andere kant van de binnenplaats. Hij schrijft ook. In de auto merkten we dat het moeilijk is om naast elkaar te schrijven. Het idee dat we waarschijnlijk hetzelfde opmerken maakt de bezigheid een stuk minder uniek. Opeens heb ik twee lezers in gedachten die van zijn stuk en die van het mijne, een lezer die over twee schouders meekijkt. Het wordt er doellozer van dan het is, en beklemmend. Misschien zoek ik een uitweg om niet te hoeven schrijven. Elmar aan de andere kant van de binnenplaats. Hij kan onmogelijk zien wat ik zie.

Ik begin aan een gedicht te werken.

har ljochte lichem beskermet my
har roas is in soele treast
de spoekebeammen

(haar lichte lichaam beschermt me / haar roos is een zwoele troost / de spookbomen)

Waardeloos! Maar het beeld van de bomen blijft me vasthouden.

sy hat my har bosk útwâlde
har bosk fan spoekebeammen
dêr't in wylde hûn my opjage
elke kear at ik myn dream
delplantsje woe syn azem
syn azem har bosk is sâlt

sâlt ûnderwetterbosk
har stal is fier fuort
as in jûn dy't krekt oer

is tsjuster ûnderwetterbosk
har lea leit oer de wrâld
en om myn dream

it is yn har tearen
dat ik my strutsen deljou

(Ze heeft me haar bos uitgetrapt / haar bos van spookbomen / waarin een wilde hond me opjoeg / elke keer dat ik mijn droom / neer wilde planten wilde zijn adem / zijn adem haar bos is zout / zout onderwaterbos / haar gestalte is ver weg / als een avond die net voorbij / is donker onderwaterbos / haar lichaam ligt over de wereld en om mijn droom / het is in haar vouwen / dat ik gestreken me neerleg )

Het doet me denken aan het werk van Sjoerd Spanninga. Veel beelden en weinig verhaal. Het gaat verder en stokt:

jou ik my del yn dizze lea

har heupen laitsje ûndogensk
har mokkende minstreel
har koperen swartkop

(leg ik me neer in dit lichaam / haar heupen lachen ondeugend / haar mokkende minstreel / haar koperen zwartkop)

Ik onderstreep koperen.

Vrijdag 24 mei - Ze verkopen geen Red Bull op het benzine station. Mark is vermoeid van het rijden. Ik ruil met Huub en ga naast hem zitten. Marks vader was Nederlands. In de jaren dertig vertrok hij naar Indonesië als officier. Tot aan WO II leefde hij daar als een 'koning'. Zowel Marks moeder als vader hebben pijnlijke herinneringen aan de oorlog. Mark vertelt hoe hij met zijn broertje oorlog speelde om het huis en dat hij zich nu beseft dat dat niet makkelijk was voor zijn ouders.

In Toulouse blijkt ons hotel, een kruising tussen een studentenflat en een international student house. We kunnen nog mee-eten uit de gaarkeuken en houden ons van de domme als de kok vraagt om een eetbon. Als vegetariër trek ik aan het kortste eind. Voor mij geen half rauwe hamburger en later ook geen maagkramp zoals Elmar later krijgt als we onze kamer opzoeken.

Anne Feddema voelt zich niet helemaal lekker. Sinds het begin van de reis heeft hij last van een puist in zijn nek. Hij kan er niet vanaf blijven en rapporteert gedurende de hele reis over de groeiende bult. Elmar geeft hem een pleister voordat we de stad ingaan, op zoek naar de plek waar we moeten optreden. Samen met Mark, Keu en Joris vinden we een avondwinkel, waar we later wijn gaan kopen. We lopen via een ontzettende omweg, doordat we de borden voor wegverkeer hebben gevolgd. Ik zoek naar posters van het festival. Op de terugweg zien we er één. Het is vrijdag. Het festival vindt plaats op zondag.

Maandag 26 mei - De terugweg. In dit landschap zou je zo Remi kunnen zien lopen. Onderweg naar de woonboot van zijn moeder. Net voor het aapje zal sterven in een sneeuwlandschap. Zo nu en dan staat er een boom verdwaald in een weiland, of er staan er vier naast elkaar. Verderop tegen de helling aan ligt bos. Het bos lijkt een familie die haar kinderen roept of heeft verstoten. Ik zou dit emotioneler willen beschrijven, maar ben bang voor Toon Hermansachtige taferelen. Je zou de beste man alsnog willen opknopen, niks persoonlijks.

Nadat we een poster van Bruce Willis voorbij rijden, knijpt Anne Feddema zijn ogen een beetje dicht en trekt een zuinig Willissmoeltje: 'Goedemiddag mevrouw. Ik ben Bruce Willis en ik heb van u gedroomd. ' Keu maakt het af met: 'Heeft u mijn films gezien? Het zijn goeie films.' Deze improvisaties komen niet uit de lucht vallen. Voor het optreden van de Zoete Hanen gebruikte Elmar een bandje met een cursus Fries uit 1972. Een krakende snerpende hoge oude mannenstem zei: 'De bern (met overdreven harde noordelijke 'r') krije in presintsje en in tút. De bern binne blij mei it presintsje. De bern hawwe de cola op. ' (De kinderen krijgen een presentje en een zoen. De kinderen zijn blij met het presentje. De kinderen hebben de cola op.) Wat in de bus al snel veranderde in talloze varianten: 'Pake hat in gewear. Hy sjit op de bern. De bern binne blij mei pake.' (Opa heeft een geweer. Hij schiet op de kinderen. De kinderen zijn blij met Opa).

Een bord geeft een hellingspercentage aan. Ik stel me voor in hoe verre ik mijn schrijven laat afhangen van omstandigheden. Of ik wel een goed humeur heb. Of het wel goed gaat met mijn stoelgang.

Ik schrijf weinig in Toulouse. Een groot deel van de dag kijk ik om me heen en hang rond met Elmar, Keu en Mark. Pas op de terugweg, na een dag in de bus met gemiste afslagen, truckercafés en een nacht in een goed hotel, heb ik zin om te schrijven. Ik schrijf het op in het Fries. Het lijkt zo sneller te gaan. Weer even de twijfel of ik überhaupt nog wel in Nederlands zou moeten schrijven.

Gisteravond keken we naar Arte. Er werden een aantal korte filmpjes vertoond. In één ervan werd een man herhaaldelijk door meerdere vrouwen, één voor één, uitgekafferd, waarna ze hem zijn trouwring gaven die hij vervolgens om een van zijn vingers schoof, totdat aan elke vinger een ring zat en hij zichzelf door zijn hoofd schoot. Een slap einde van een mooi idee.

Ik droomde vannacht van een vrouw met zwart haar, aan wie ik een huwelijksaanzoek deed. Ze was me onbekend. Ik projecteerde het gezicht van een ex-vriendin op haar, maakte mezelf blij met dit nieuwe beeld en met het beeld van haar blije ouders. Het was dichtbij Dokkum, waar ook het huis van mijn grootouders staat.

In het volgende filmpje stuurt een meisje vanuit Los Angeles foto's naar haar ouders in Polen. Ze staat op de foto met Baywatchmannen en vrouwen in badpak. Met glimlach en al lijken ze haar vrienden. Dat denken haar ouders ook die samen met het hele dorp de plaatjes bekijken, maar de foto's zijn genomen met een gestolen fototoestel op de dag dat ze uit haar kamer wordt getrapt omdat ze de huur niet meer kan betalen. De 'vrienden' zijn volslagen vreemden. De schakeling tussen het fleurige LA en het grijze Polen is abrupt en prachtig.

Ik heb er niet over gedroomd.

Zaterdag 24 mei - Na het ontbijt wil Anne Feddema een aantal musea bezoeken. Het plan was om samen te gaan, maar Feddema te doen, die inmiddels de bijnaam 'puistman' heeft gekregen, is om half tien vertrokken. Samen met Mark, Elmar en Keu stappen we een museum binnen waar traditionele kunst hangt. Binnen vijf minuten staan we weer op de stoep. Niemand heeft genoeg geld bij zich of zin om geld te halen. Er is meer interesse in de straatjes van Toulouse. We drinken een kop koffie in een goedkoop cafeetje waar de barvrouw, een roodharige vrouw van begin zestig, ons vraagt waar we vandaan komen. Mijn Frans is niet geweldig. Het ontbreekt me aan grammatica om achter elkaar door volzinnen te maken. Ondanks acht jaar Frans, waaronder een jaar naast Jeannette, heb ik het nooit echt hoeven spreken. Niettemin is het Frans van mijn collega's nog minder goed. Ik de barvrouw dat we hier zijn voor het festival 'Forom des langues du Monde' en omdat ik niet echt een gesprek met haar beginnen kan, maar wel met haar wil praten, lees ik een vertaling voor van een aantal van mijn gedichten. Het zijn voornamelijk liefdesgedichten. Ze bloost en vraagt ons of we nog een kop koffie willen. Mark vraagt haar om een stuk papier en mij naar het Franse woord voor portret. Met een rode balpen tekent hij vliegensvlug de contouren van haar gezicht. Ik vind het te gek om hem aan het werk te zien. De leden van FRyXOS heb ik tot nu toe voornamelijk horen praten. Ik ken hun werk niet. De dochter van de eigenaresse komt uit de keuken om het portret te bekijken en lacht. Het portret wordt opgehangen en zo nu en dan loopt Mark ernaar toe om er met een in de koffie gedoopte vinger wat kleur aan te geven. De eigenaresse lijkt dit niet helemaal te begrijpen, maar moet er om lachen. Ik heb het idee dat mijn reis nuttig is. Ik heb met mijn werk een onbekende bereikt.

Er is een macrobiotische markt op het Capitool. Tussen meergranenbrood en olijven treffen we Koos Dalstra en leden van de organisatie. Onderweg naar het festivalkantoor is er een rommelmarkt die op zijn einde loopt. Elmar graait een paar amateuristische schilderijtjes mee die hij wil gebruiken voor de performance. Ik weet bij god nog niet wat dat gaat worden morgen en draai er omheen. Ik wil liever genieten van de zon en Toulouse. De andere twee Zoete Hanen, Ingrid en Wouter, zijn inmiddels wakker en aanwezig. Na panne vlak voor Nice, zijn ze met de taxi naar het hotel gekomen. Ingrid heb ik weleens eerder gezien bij kunstacademie Minerva. Ze draagt blonde dreads en ik projecteer op haar mijn vooroordeel over studenten met dreads: vaak 'passive agressive' figuren die overal een mening over hebben en tegelijkertijd een onverschilligheid tentoonspreiden waar ik jeuk van krijg. De communicatie tussen de Hanen is niet optimaal. Het is lastiger om contact met 'de twee nieuwelingen' te maken, omdat ze niet meereden in de bus en dus niet hebben deelgenomen aan ons geouwehoer. We vertrekken zonder Ingrid en Wouter, lopen verder door de stad, tevreden met elkaars gezelschap. Mijn vooroordelen verdwijnen 's avond bij een glas wijn.

Keu besluit op zoek te gaan naar een overhemd. Door zijn dunne nek is het voor hem vaak lastig om een geschikte maat te vinden. We spreken af dat Mark, Elmar en ik op hem zullen wachten in een parkje. De vrouwen van Toulouse worden van een licht en zonnig commentaar voorzien. Dan komen de mensen van Omrop Fryslân langs gelopen. Ze willen ons graag filmen, maar moeten eerst nog de apparatuur uit hun hotel halen. We zijn in een pesterige stemming en zetten her en der wat van de rommelmarktschilderijtjes neer. Als ze terugkomen, worden we van opzij gefilmd. De bezoekers van het park kijken geïnteresseerd. Er loopt een ontzettend zwarte neger langs en we komen op het idee hem te vragen erbij te komen zitten. Mark vliegt hem achterna en even later zit hij tussen ons in op het bankje. "Zo," zegt Mark, "nu heb ik als beeldend kunstenaar mijn werk weer gedaan." De neger is een journalist uit Senegal. Ik leg hem uit waarvoor we hier zijn, lees hem een vertaling van mijn gedicht voor in het Engels en een deel van hetzelfde gedicht in het Fries. Hij stelt voor om de Franse vertaling te laten horen. Stom, natuurlijk, ze spreken Frans in Senegal, dat had ik kunnen weten. Zijn voordracht klinkt geweldig. Omrop Fryslân lijkt tevreden, hoewel ze ook doorhebben dat we ze in de maling hebben genomen.

Dat pesten hoort bij ons gezeur over de tocht en accommodatie. Zo van: 'De mensen van de televisie zitten in een duur hotel na een korte vliegreis en eten in dure restaurants, terwijl wij in het park zitten met brood.' Kortom gezeur. Mijn leraar Latijn opperde na een van mijn zeurpartijen over een proefwerk dat ik vakbondsleider moest worden. Zijn woorden waren profetisch. Een paar maand geleden trad ik toe tot het bestuur van de Friese schrijversbond. Als we 's avonds in het park zitten komt de Omrop weer langs. Ditmaal met een geblesseerde regisseuse. Ze heeft haar voet verstuikt toen ze een misstap maakte bij het oversteken. De cameramannen, type besnorde bouwvakker, blijken veel beter Frans te spreken dan wij. Onze arrogantie is heerlijk misplaatst.

Het is een grijze katerige morgen als we met ons witte busje het plein waar het festival plaats zal vinden, op komen gereden. Her en der staan wat trieste partytenten. Wij krijgen een tent tot onze beschikking die nog in de doos zit. Onder toeziend oog van Omrop Fryslân beginnen we met het opzetten. We doen met opzet onhandig en brengen imitaties van weerman Piet Paulusma ten gehore. Paulusma staat inmiddels symbool voor de banalisering van de Friese identiteit. Ik verwachte dan ook geen grote Friese vlag in deze groep kunstenaars. Toch hangt Huub een vlag over de TV waarop Mark Bunder met gesloten ogen te zien is, in trance waarschijnlijk. Hij ziet eruit als een slapend kind. Op de Friese vlag zijn de rode leliebladen geen leliebladen maar silhouetten van Mickey Mouse hoofden. Op het achterdoek van de tent hangt Pierre Mansire een tekening van een Friese koe. Het stelt een lemma voor uit een encyclopedie. Onder het plaatje wordt vermeld dat het om een ras uit Frankrijk gaat. Koos Dalstra's Friese waterhonden liggen er in zwart wit onder.

Een onderdeel van de performance van de Zoete Hanen bestaat uit de slachting van de taal, in de vorm van een pop bestaande uit een wit papieren chirurgenpak gevuld met ballonnen en ketchup. Omdat dit onderdeel meerdere malen moet worden uitgevoerd en we de pop maar een keer kunnen vernielen, moeten eerst de schilderijtjes eraan geloven. Later zie ik dat kinderen ons voorzichtig nadoen met de overgebleven plankjes. Niet om het vernielen. Ze lijken wel degelijk door te hebben dat het om een performance gaat. Het volgende onderdeel is het touwtrekken. Ik roep in pak (T-shirt met stropdas en stoffig tweed jasje) mijn gedichten door de lucht terwijl om me heen van verschillende kanten aan een touw wordt getrokken door Elmar, Keu en Wouter. Ingrid filmt. Het maakt me niet uit dat mensen de gedichten niet begrijpen. Het voelt goed om ze zo uit te schreeuwen. Gek genoeg kom ik er door dit voorlezen zonder doel, achter waarom ik na het samenstellen van mijn tweede bundel verder wilde met een derde. Het samenstellen was een automatisme geworden net zoals voordragen een automatisme kan worden.

Als er twee geïnteresseerde vrouwen bij de stand staan, stelt Huub me aan hen voor. Ik lees ze een aantal gedichten voor en daarna de vertaling. Een van de vertalingen is beter dan het origineel: het gedicht gaat over het laten proeven van je taal aan een geliefde die de taal niet spreekt. 'Langue' betekent naast taal ook tong in het Frans. Een van de vrouwen wil weten hoe ze mijn naam moeten uitspreken, maar het lukt niet. Een schrale troost: dat blijkt ook voor veel Nederlandstaligen ondoenlijk.

Huub weet niet waar het reguliere voorleesprogramma plaats moet vinden. We lopen rond als kippen zonder kop. De veronderstelling dat het om een fatsoenlijk podium gaat is inmiddels gesneuveld. We lopen onder de poort van het stadshuis door, het parkje in, en weer terug. De lucht wordt grijzer. Het podium moet wel op het plein te zijn. Onze tijd is ingekort. De Colombianen hebben meer tijd nodig. Er staat een man op leeftijd voor te lezen over eeuwige stilte en Borges. Ik ben net begonnen met het lezen van Borges en heb het idee hier met een imitator te maken te hebben. Doodleuk draagt de dichter zijn halve oeuvre voor en knaagt daarmee aan onze tijd. Iets wat ik hem ook weer niet kwalijk neem als hij hiervoor helemaal uit Colombia komt gevlogen.

We besluiten om en om voor te lezen. Koos Dalstra begint. Op zwarte klompen en in een soort van Urker visserspak bralt hij een gedicht in het Frans over het plein. Een zonnebank bruine Nederlandse toeriste heeft net nog over zijn tenue opgemerkt dat het geen Nederlandse kostuum is. "Nee," zegt Dalstra met opzet fout, "ik ben Fries." Terwijl hij voorleest verander ik de volgorde waarin ik zal lezen en begin ook met een gedreven toon voor te lezen. Het kleine publiek reageert enthousiast. Iemand gaat met een camera vlak onder mijn neus door de knieën. Anne Feddema leest vervolgens 'Mozart op weg naar Praag' in het Fries terwijl het begint te regenen. Mozarts gemaal moet nodig en hangt haar billen uit het raam van de koets. De Friezen lachen. Het publiek dunt uit. Het regent me eigenlijk niet hard genoeg. Een jongen van een jaar of vijftien met staartje blijft staan, terwijl het miezert, en luistert. Ik loop later naar hem toe en geef hem een blaadje met vertalingen. Hij zegt dat hij moeite had met het plaatsen van de taal, omdat we zo nu en dan vertalingen voorlazen. Het Fries deed hem denken aan Duits maar ook aan Engels.

Zondag 2 juni - Terug in Nederland moet ik samen met mijn twee zussen en mijn oom en tante de inboedel in het huis van mijn oma verdelen. Zij is verkast naar het bejaardentehuis waar ze het erg naar haar zin heeft. Mijn zwager brengt me naar Leeuwarden voor een vergadering van Kistwurk. We stoppen even in Oudkerk, waar mijn moeder begraven ligt. Ik ben hier jaren niet geweest. Er staat een lelijke plant voor de rode steen. Met wortel en al trek ik hem eruit. Het is een lange wortel.

Tijdens de vergadering beweer ik dat ik alles relativeer, maar niet totaal, dat er ergens een kern van geloof is. Een mederedactielid wil weten wat dat geloof dan is. Ik denk dat ik in vooruitgang geloof, een soort hoop op totale verbetering.

Donderdag 6 juni - Na wat gepruts aan dit stuk, slenter ik de stad in op boekenjacht. Ik vind een autobiografie van Ray Manzarek, de toetsenist van de Doors. Ik vond dit boek nieuw veel te duur en vertrouwde Manzareks visie op mijn jeugdheld Jim Morrison niet. Hij hield lang vol dat Morrison misschien wel niet dood was, misschien uit commerciële belangen. Aan het eind van het hoofdstuk een zegt hij iets dat me raakt en dat me terugbrengt bij de vitaliteit van FRyXOS, complottheorieën en mijn geloof in vooruitgang:

'We must progress from one point to another. We must be going toward a goal. If the Judeo-Christian-Islamic man is not progressing, he will go mad. If life is circular, he will go mad.'

Manzarek, Ray. Light my fire - My life with the doors . London: Century, 1998

Bron: Tzum, 2002

terug naar boven


Net no

In koart ferhaal skreaun op útnoeging foar it boek 21 Nije Fryske Winterferhalen fan de Friese Pers.



Troch in tin hin en wer waaiend blêdetek baarnt wyt fel blinkjend sinneljocht op it hûs. Oer de greide rint in man mei kastanjes yn `e jasbûse. Der baarnt wat yn him. It is fiif oere middeis en al heal tsjuster. Yn de lytse keuken mei it lege plafond dy't ferwaarme wurdt troch it stel dêr't it iten op stiet te sieden, rûkt it nei sipels en bret fleis. Sy, achter de plestik blommeskelk, stekt in sigaret op en jit him de kofje yn. Flechtich werpt se in blik fan it rút nei achteren dêr't hy sit te krantelêzen. Ien hân om de kop ien hân yn `e jasbûse om de kastanjes hinne.

Nei't se him fûn hie achter it hûs oan it houtkapjen, hie hy har sa djip yn `e eagen sjoen dat se net mear wist oft hy syn namme ek joen hie. Syn mouwen wienen opstrûpt west. Swit stie yn drippen op `e foarholle. No ron oan de oare kant fan it keukenrút in hert troch it lân, se ferdwûn yn de râne fan it bosk. Se murk der neat fan. It befoel har wol sa, mar doe't har wrâld har yn't sin kaam, de bakker tongersdeis om fiif oere yn syn renault fjouwer, en alles dat se útlizze moast, kriich se har twifels. Moast se him fuortstjoere? Komplikaasjes koe se no net brûke. Hy hie har neat dien, wie net ûnkreas. In jier as tweintich skatte se him in. In man mei in takomst miskien mar wat at hy nea begjinne soe mei fertellen oer in ferline. Soe se dêr tefreden mei wêze kinne? Hy koe ek út himsels fuortgean fansels.

Nei it iten syn brot by inoar pakke. De hoed opsette wer ôfnimme en mei in knikje fan syn holle út har libben stappe. Dat woe se net. Se krige in stik koeke út de kast en smarde der dik boere bûter op. It stik foel út har hannen op it djip reade tafelkleed. Se woe it der ôf krije en it fuortsmite, mar hy hie har hân al beet en helle de oare hân út `e bûse, draaide dêrmei it stik koeke om en fiske de pluskes út de bûter. Soe der op 'e flecht wêze?

It burd dat yn syn donker sânkleurige gesicht ferankere lei wie in pear dagen âld. Hy moast fan it simmer bûten wurke ha.

Dit kin net, tocht se. Dit liket te folle op in streekroman. Dit is net wat ik wol, in hurde wurker fan in bytsje wurden dy't him betsjinje lit en op bêd... Nee, net no. Se suchte. No net. Doe ron it bloed oer har fingers en de prei. Se flokte. Hy hie har hân al beet en hold him ûnder de kraan. Oer syn skouder seach se dat syn jas op 'e stoel hong. De kastanjes dy't op de tafel leinen seachen har oan doe't hy der út gie om hout te heljen.


Boarne: 21 Nije Fryske Winterferhalen, De Friese Pers, 2001


werom nei boppe


Myn húsgenoat is gek oan it wurden

Oait opnaam yn it tydskrift Hjir.

Myn húsgenoat is gek oan it wurden. Nachts krast er in gesicht yn it glês dat him oansjocht mei krúskes as eagen. Der hingje gjin gerdinen foar it keamersrút dêr't de hiele dei treinen foar del ride.

Fan `e moarne seach ik hoe't hy mei reade fingers oan `e noas siet. Hy peutert krekt sa lang oant er de saken iepenlein hat en dan kin er der net ôfbliuwe, om't er it net útstean kin dat er koarsten bloed yn `e noas hat.

Hy sei dat it de lêste pear dagen is oft syn gedachten fleane en dat er se amper byhâlde kin. In film dêr't it lûd twa kear hurder fan giet as it byld. Ik libje net mear yn realtime, seit er, ik libje yn fastforward time fan in ûneinige bân. Dan sjit er mei de wiisfinger in stik snotbloed fan `e tûme.

Oan de bûtenkant en yn `e wrâld haw ik it oant no ta oprêd, foeget er ta, mar it wurdt alle dagen dreger om my yn te hâlden. Altyd wer bin ik it ûniens mei wat der sein en dien wurdt. Juster wie ik by in lêzing en de gedachten brutsen my sawat troch de plasse hinne, om't ik se gjin lucht, gjin lûd joech.

Hy hat tajûn dat er benaud is en dat er help noadich hat, dat medisinen in ein oan dy hypergefoelichheid meitsje kinne, dat dat no krekt syn benzine is, dy ekstremen dêr't er as in botsautootsje tusken hinne en wer stuitert. Foarmen en kleuren betsjutte foar him ek lûd en emoasje. In âld kezyn lit er troch him hinnegean as in gedachte of in gesprek mei in bekende. Hy lit de dingen mei him prate lykas stimmen en motoryk fan oaren. Ik bin de grutte spûnspapegaai, doch se nei en dat fielt goed. Dat fielt as thús foar in tel. Mar it groeit, alles hat is no sa tsjûk fan betsjutting dat it liket lykas is de wrâld om my hinne fan hurddroegjend semint makke. Ik kom der net mear troch hinne. It is in moeras. De dingen litte my net mear los. Se hawwe allegear boadskip oan my en ik bin te benaud om it boadskip te kearen.

Neffens my litsto de dingen net los, besykje ik, neffens my bisto allinne en besikest dysels al jierrenlang te fermeitsjen mei nei bûten stoarjen. Alles datst sjochst krijt in plak yn dyn ûnthâld. Do bist bang datst it kwytrekkest. Dat, dat is wat dy unyk makket, dy wyldgroei oan gedachten en observaasjes. Do bist in âld man mei in sloop.

Hy rint nei it rút en begjint fierder te krassen. It piipjende lûd jeit my fuort mar ik wol hjir bliuwe. Ik moat him fertelle dat er altyd allinne wêze sil ,dat er minsken en foarmen net ûntfiere kin út de wurklikheid. At we dat no ris ôfprate koenen. Minsken en dingen komme net mei nei binnen.

Hy set de kachel oan en set de tillefoan derneist. It lûd fan it krassen hat my dronken makke. Ik sit ferlegen om wurden te sjen hoe't er nei de tillefoan wiist dy't neist de fûl baarnende kachel ynelkoar sakket as in pudding. Minsken en dingen komme net mei nei binnen, seit er. Hy knikt en sjocht nei it rút.

Nei in skoftsje komt de holle oerein. Hy rint troch de gong nei de keuken dêr't hy út komt mei in klauhammer. Foarsichtich jout er in tik op it skerm fan de tillevyzje, dêrnei folget de genadeklap. Minsken en foarmen komme net nei binnen, sjongt er en ik sjong no mei him mei

Minsken en dingen
komme net nei binnen

Ik haw in idee. Wachtsje ris, sis ik. Ik kom werom mei in mjitlint, in poatlead en in amer farve yn `e kleur fan `e doar. Hy moat my helpe de doar op te mjitten. Dy tekenje we nei: op alle muorren ien kear. Krekt echt, seit er. At we fan de doar gjin muorre meitsje kinne, dan meitsje we fan de muorre wol in doar, sis ik. Ja, seit er, no begrypst my. Do witst hoe't it mei my fierder moat. Hy iepent in doar yn `e muorre en raast wylst er tichtfalt:

Minsken en dingen
komme hjir nea mear nei binnen
Kranten en leagens
Sille hjir nea mear ferskine

It giet troch, oan ien tried troch. Noch in hiel skoft. Ik hâld it ear tsjin `e muorre oant it weiwurdt, rin nei it rút en begjin te krassen.

Boarne: Hjir, vol. 31, 02-2002

werom nei boppe