'Vanuit de lucht' - De eerste generatie dichters van de 21e eeuw (redactie: Daniël Dee)

De pers over Vanuit de lucht!   Vanuit de lucht on Tour

vanuit_de_lucht.jpg (85027 bytes)

Er waait een jonge wind door de poëzie. Met name op podia, maar ook in verschillende tijdschriften en lokale bloemlezingen blijkt dat poëzie leeft onder de jonge generatie. In deze bloemlezing verzamelt Daniël Dee de spraakmakendste dichters geboren na 1970, zowel uit Nederland als uit Vlaanderen. De eerste generatie dichters van de 21e eeuw timmert al driftig aan de weg; in deze bundel staan ze voor het eerst tezamen. Een waardig vervolg op het veelbesproken Sprong naar de sterren. (bron: Uitgeverij Passage website)

Met gedichten van Joost Baars, Maria Barnas, Tsead Bruinja, Joris Buitendijk, Yorgos Dalman, Daniël Dee, albrecht b doemlicht, Diann van Faassen, Andy Fierens, Sieger M. Geertsma, Peter de Groot, Klaske Havik, Tjitse Hofman, Willem Groenewegen, Tjitske Jansen, Petra Else Jekel, Jannah Loontjens, Frederik Lucien De Laere, Thomas Möhlmann, Ayatollah Musa, Tjitske Mussche, Ramsey Nasr, Hagar Peeters, Kasper Peters, Alfred Schaffer, Benne van der Velde, Steven Verhelst en Jan Wijffels.

 
 Een aantal van de dichters   Het voorwoord van Daniël Dee

'
Er zijn misschien wel blijvende dichters bij, maar geen blijvende gedichten.' - Poëziekrant, juni 2002
'Onnodig moeilijk' - Nymph

'
een allegaartje van weinig originele stijlen, en dan nog op een laag niveau' - Biblion
'een heel belangrijk boek - zeer prettige kennismaking - een absolute must' - Knetterende Letteren
'Komrij was weinig onder de indruk' - Volkskrant
'In zekere zin is dit poëzie van luxeproblemen, welvaartspoëzie' - Awater
'een bundel met begrijpelijke gedichten, enkele ontoegankelijke verzen én geraaskal' - AD
'Al met al kan ik zeggen dat de Nederlandse poëzie de komende jaren niets te vrezen heeft' - Meander 
'veel lucht en weinig diepgang in de poëzie op komst' - Vrij Nederland
'bijzondere gedichten in deze bundel en sprankelende strofen' - NRC Handelsblad
'Aan waarachtig poëtisch talent is er inmiddels geen gebrek' - De Provinciale Zeeuwse Courant 
'Vanuit de lucht als satellietfoto een bont, rijk geschakeerd landschap' - Nieuwsblad van het Noorden
'Een bloemlezing moet het werk bevatten van kunstenaars die een zeker respect van verstandige mensen hebben gekregen. - Ieder hangt aan zijn gevallen toren (Nijgh & van Ditmar, 1988)

De samensteller, Daniël Dee (Empangeni, Zuid-Afrika, 1975), was samen met Petra Else Jekel de eerste huisdichter van de Groninger universiteit. Hij treedt veelvuldig op en is redacteur van het tijdschrift Krakatau. Hij publiceerde hiervoor werk in eigen beheer. 

De presentatie van deze bloemlezing vond plaats tijdens het Wintertuin-festival op zondag 18 november (2001) om 16.00 uur in Lux, Mariënburg 38-39 in Nijmegen. 


Contact
(ook voor promotiedoeleinden):
Daniël Dee
Medanstraat 10 B
9715 KD Groningen
tel: 050 - 577 51 89
mobiel: 06 - 13 19 61 30
e-mail: danieldee@hotmail.com

webmaster:
 
Tsead Bruinja
tseadbruinja@hotmail.com
http://www.tseadbruinja.nl/

© Auteursrecht berust bij de auteurs op basis van de Auteurswet 1912. Er mag niets uit deze Website worden overgenomen, opgeslagen op media ter verspreiding onder derden, op een website worden gezet, gepubliceerd of anderszins verveelvuldigd zonder uitdrukkelijke en voorafgaande toestemming van de auteurs. Overtreding van de Auteurswet is strafrechtelijk en internationaal vervolgbaar.

© No part of this website may be used or reproduced in any manner whatasoever without the written permission of the author, except in the case of brief quotations embodied in critical articles or reviews.


ISBN 90 5452 087 6 / NUGI 310
f 29,75 / € 13,50
Omslag: Janna Meeus

Click hier om te bestellen!

 







inleiding
 
Volgens de telling van de christelijke traditie is het derde millennium aangebroken. We zijn het portaal doorgegaan dat de 20ste eeuw van de 21ste eeuw scheidde, en alles lijkt te veranderen. In de literaire scène hebben de ontwikkelingen ook niet stilgestaan. Inmiddels heeft zich een nieuwe generatie dichters aangediend.
Vanuit de lucht is een bloemlezing die een overzicht biedt van deze dichters. Vanuit de lucht is niet programmatisch van aard, maar tracht de stand van zaken op poëtisch gebied van dit moment bij de eerste generatie dichters van de 21ste eeuw weer te geven. Anekdotisch, hermetisch, verstaanbaar, werkelijkheidsgericht, autonoom; in deze bloemlezing zijn al deze stijlen aan te treffen. Er wordt in deze bloemlezing geen eensgezinde poëtica geformuleerd, er is hier uitsluitend sprake van het individuele werk van verschillende dichters.
Met het woord generatie wordt in deze bloemlezing dan ook één specifieke definitie uit de Van Dale Groot woordenboek der Nederlandse taal bedoel, namelijk een ‘groep van ongeveer gelijktijdig geboren wezens’. De enige overeenkomsten in dit geval zijn: dat de dichters na 1970 zijn geboren, Nederlandstalige poëzie schrijven, zojuist gedebuteerd zijn of dat zeer binnenkort gaan doen, publiceren in literaire tijdschriften, her en der te vinden zijn op verschillende literaire podia, hun werk serieus nemen en er actief mee bezig zijn.
Uiteraard wil ik de lezers die het een sport vinden om overeenkomsten te zoeken in de verschillende gedichten, niet het plezier ontnemen om te speuren naar een eventuele eensgezinde poëtica. Natuurlijk zijn die overeenkomsten ook te vinden, want ook deze generatie dichters leeft niet in een literair vacuüm. Veel dichters in deze bloemlezing zijn bekend met het werk van hun collega’s
Daarnaast biedt deze bloemlezing geen volledig perspectief. Ook al bevat deze bloemlezing, mijns inziens, wel de meeste dichters die aan bovengenoemde criteria voldoen, toch is deze bloemlezing niet geheel compleet. Enerzijds komt dit door het feit dat sommige dichters geen interesse hebben om te worden gebloemleesd. Anderzijds bestaat de kans dat ik een enkele dichters over het hoofd heb gezien en zodoende niet heb benaderd voor deelname aan deze bloemlezing. Deze kanttekening daargelaten geeft Vanuit de lucht toch een scherp en helder beeld van wat er momenteel gebeurt op poëtisch gebied en wat er allemaal verkrijgbaar is.
Voorts wil ik nog even duidelijkheid scheppen: Vanuit de lucht is gedeeltelijk wel en gedeeltelijk ook niet een opvolger van Sprong naar de sterren, de bloemlezing met de laatste generatie dichters van de 20ste eeuw, samengesteld en ingeleid door Ruben van Gogh. Wel is Vanuit de lucht een opvolger, omdat het ook hier weer gaat om jonge dichters. Geen opvolger is Vanuit de lucht omdat deze bloemlezing geen programmatische insteek heeft. Wat echter belangrijk is, is dat Ruben van Gogh de traditie van het bloemlezen van jonge dichters weer heeft opgepikt en nieuw leven heeft ingeblazen. Een traditie die in de jaren dertig gebruikelijk was, toen bloemlezingen met jonge dichters jaarlijks verschenen. Met Vanuit de lucht tracht ik die traditie voort te zetten. Ik hoop dat er na deze bundel nog meer op reguliere basis verschijnende bloemlezingen van jonge dichters zullen worden uitgegeven. Zoals mij wel is opgevallen tijdens het samenstellen van deze bloemlezing, is dat zeker de moeite waard.
Maar genoeg verantwoording en uitleg, het gaat tenslotte om de poëzie in deze bloemlezing. Het was, voor mij, zeer moeilijk om een keus te maken uit de overvloed aan gedichten. De dichters in deze bloemlezing leveren allen uniek werk af en dan is een keus van hooguit drie gedichten per dichter moeilijk te maken. Ik kon slechts uitgaan van mijn eigen smaak en voorkeuren, alsmede een beeld proberen te geven van de stijl van elke individuele dichter.
De algehele diversiteit maakt deze bloemlezing dan ook tot een bijzonder geheel. Vanuit de lucht geeft u het goede uitzicht alsmede een schitterend overzicht, als een satellietfoto boven ons taalgebied waarop je precies de in opmars zijnde dichters kunt spotten.
De gedichten staan te popelen om zich aan u voor te leggen.
 
Daniël Dee, Groningen, najaar 2001

terug naar boven


vanuit de lucht on tour

22-12-2001 Schrijversschool
Oliemulderstraat 51
Groningen
20.30 uur
met o.a.  Tsead Bruinja, Daniël Dee, Sieger M. Geertsma, Peter de Groot, Tjitse Hofman, Willem Groenewegen, Petra Else Jekel 
29-12-2001 JOOT (Just Out Of Time)
Hartenstraat 15 (vlakbij de Dam)
Amsterdam
20.30 uur
met o.a. Tsead Bruinja, Daniël Dee, Sieger M. Geertsma, Willem Groenewegen, Peter de Groot, Klaske Havik, Frederik Lucien De Laere en Tjitske Mussche
20-01-2002
aanvang: 15:30 uur
kerk open: 12.00 uur
entree gratis
met o.a. Tsead Bruinja, Daniël Dee, Diann van Faassen, Sieger M. Geertsma, Peter de Groot en Klaske Havik.
07-02-2002
Openbare Bibliotheek
Spoorstraat 14, Winterswijk
20.30 uur
entree € 4,50
met o.a. Tsead Bruinja, Daniël Dee, Sieger M. Geertsma, Peter de Groot en Benne van der Velde.
17-02-2002 “Poëzie in de Plataan"
doelenplein 10
Delft
14.00 uur
met o.a. Joost Baars, Tsead Bruinja, Daniël Dee, Peter de Groot, Klaske Havik, Sieger M. Geertsma, Willem Groenewegen, Thomas Möhlmann, Tjitske Mussche, en Benne van der Velde.
27-2-2002 De Twijfelaar
Rotterdam
20.00 uur
met o.a. Joost Baars, Tsead Bruinja, Daniël Dee, Diann van Faassen, Sieger M. Geertsma, Peter de Groot, Thomas Möhlmann en Tjitske Mussche.
03-03-2002
Café Arina
Voorstraat 426
Dordrecht
tel. 078-6133788
aanvang 16.00 uur
toegang gratis
met o.a. Daniël Dee, Peter de Groot en Benne van der Velde.
14-04-2002 Cafe Brasserie De Consul
Westersingel 28
3014 GR Rotterdam
Telefoon : 010-4363323
aanvang: 14.00 uur
met uit Vanuit de lucht o.a. Joost Baars (onder voorbehoud), Daniël Dee, Sieger M. Geertsma (onder voorbehoud), Thomas Möhlmann (onder voorbehoud) en Tjitske Mussche.
En verder: Jan Baeke en Jantine Dijkstra
 

 

25-04-2002

 

Bordelaise Literair
Café Bordelaise
Huygenspark 20
Den Haag
Telefoon: 070-3803862
Aanvang: 22.00 uur
Entree: Gratis
Met Tsead Bruinja, Daniël Dee, Diann van Faassen, Peter de Groot, Klaske Havik, Thomas Möhlmann en Tjitske Mussche.
De optredens worden gevolgd door een kort open podium.
Presentatie: Harry Zevenbergen en Diann van Faassen.
08-06-2002 Boekhandel Donner
Lijnbaan 150
Rotterdam
Aanvang: 14.00 uur
Tel. 010 - 413 20 70
Fax. 010 - 433 26 88
E-mail: donner@donner.nl
Met o.a. Tsead Bruinja, Daniël Dee, Sieger M. Geertsma, Willem Groenewegen, Klaske Havik, Tjitse Hofman, Kasper Peters en Benne van der Velde. 
20-09-2002 Stichting Perdu
kloveniersburgwal 86
Amsterdam
tel: 020 - 6276295
email: perdu@perdu.nl
http://www.perdu.nl/
Met o.a. Tsead Bruinja, Daniël Dee, Thomas Möhlmann, Tjitske Mussche en Joost Baars. 

terug naar boven


PERS

Het heeft overigens niet alleen met kwaliteit te maken, Awater, 2004

'Klas van 1970' - Floor van Renssen, Poëziekrant, juni 2002
'Er zijn misschien wel blijvende dichters bij, maar geen blijvende gedichten.' - Ruben van Gogh, Poëziekrant, juni 2002
'mobieltjesgeneratie ontvoert Rob Schouten tijdens Poetry' - Epibode, 20-06-2002
'Dee verslikt zich niet' - Zanzibar, mei 2002
'
de gedichten van Alfred Schaffer, Kasper Peters, de reeds vernoemde Ramsey Nasr en Andy Fierens staan er als solide huizen' - Max Temmerman, Leesidee, 04-2002 
'Het resultaat is (...) ongelijk maar bijzonder boeiend', Roger Nupie, De Houten Gong, 03-2002

'jonge generatie is individualistisch' - Pier Boorsma, Friesch Dagblad, 17-04-2002

'ohlsen reageert op schouten of ook wel de mobieltjesgeneratie revisited' - Wouter de Vries, Literatief
'leve de debutanten' - Hans den Hartog Jager, NRC Handelsblad, 9-4-2002

'de moeite meer dan waard' - Joni Zwart, Nymph, 24-03-2002
'een allegaartje van weinig originele stijlen, en dan nog op een laag niveau' - Albert Hagenaars
'een heel belangrijk boek - zeer prettige kennismaking - een absolute must' - Kenneth van Zijl, Knetterende Letteren, 31-01-2002
'Dat Komrij toch weinig onder de indruk was' - Peter Swanborn, Volkskrant, 30-01-2002
'Tussen bommelding en waakvlam'  - Gerrit Komrij, Awater, 31-01-2002

'Ik had zelf niet het idee dat de tijd rijp was om weer een generatie te bloemlezen' - Ruben van Gogh, Krakatau, 20-01-2002
'Gebloemleesde dichters' - Herman Sandman, De Groninger Gezinsbode, 31-12-2001 
'De herfst was rijk aan poëzie' - Menno Schenke,
Algemeen Dagblad, 21 december 2001

'wat een momentopname moet zijn: spannend!'-  Het Boekblad, 12-2001
'Geen richting maar lichting'  - Daniël Dee, Meander op zondag, 16-12-2001
'De toekomst van de nieuwste poëzie' - Peter Jongsma, Meander op zondag, 16-12-2001
'Wat is er toch aan de hand met 'Vrij Nederland' - Bart FM Droog, Epi-bode, 13-12-2001

'Geen vuiltje aan de lucht' - Rob Schouten, Vrij Nederland, 15-12-2001
Interview met Daniël Dee - Petra Else Jekel, De Groninger Literatuurkrant, 10-12-2001
Interview met Rense Sinkgraven o.a. over 'Vanuit de lucht' - Petra Else Jekel in GLK, 10-12-2001
'Jong fladderen de dichters naar boven' - Fleur Speet, NRC Handelsblad, 7-12-2001 

'Dichters van morgen' - Hans Warren, De Provinciale Zeeuwse Courant, 29-11-2001

'De jonge dichters verlanger naar vroeger' - Reinier Spreen, Nieuwsblad van het Noorden, 30-11-2001

'Aanhoudend succes' - Epibode, november 2001

'Big business' - november, 2001
'Ten Slotte' - Interview met Daniël Dee, Passionate, 2001
'Dankbetuiging aan van Casteren'- Huisdichter.nl
'Arme jonge dichters van nu' - Joris van Casteren, De Groene Amsterdammer, 5-5-2001
'Een bloemlezing moet het werk bevatten van kunstenaars die een zeker respect van verstandige mensen hebben gekregen. De bloemlezer is geen ontdekker van nieuw talent.' - Rogi Wieg, Ieder hangt aan zijn gevallen toren, 1988

terug naar boven



'Het heeft overigens niet alleen met kwaliteit te maken' (over de opname van jonge dichters in deKomrij's Nederlandse Poëzie van de 19e t/m de 21ste eeuw in 2000 en enige gedichten)

door Rob Schouten

(...)Waarin zit `m die kolossale obesitas? In de aanwas van jongeren dat is zeker. De Nederlandse poëzie is de laatste zeven jaar met tientallen dichters aangegroeid. Het gaat nu eenmaal heel goed met de Nederlandse poëzie, recente bloemlezingen van aanstormende jongeren zoals 'Sprong naar de sterren' en 'Vanuit de lucht' suggereerden dat al. Ze staan te dringen. In de vorige edite was het tijd voor de grote doorbraak van de Maximalen en hun generatiegenoten. Die zijn inmiddels in deze bloemlezing tot rust gekomen: nu is het tijd voor hun opvolgers, de Mark Boogen en de Hagar Peetersen.
Ook in kringen als Bunker Hill, Rottend Staal en wat er allemaal nog meer in filialen van de Nederlandse poëzie beweegt, kan de vlag uit. Zo is een dichter als Daniël Dee, met no gslecht één bundel in de achterzak, hier al wel met twee gedichten tegenwoordig, en dat is er dan maar één minder dan bijvoorbeeld T. van Deel. En even kijken staat het allernieuwste zalmneusje er als in? Erik-Jan Harmens? Nee, die (nog) niet. Kun je nagaan.
De geweldige aanwas van jong talent, die vorige herzieningen ruimschoots overtreft, heeft overigens niet alleen met kwaliteit te maken. Dichters van nu verkopen zichzelf ook veel beter, ze weten hoe ze aandacht moeten trekken en gaan niet in een hoekje zitten wachten tot ze worden opgemerkt. Dit maakt het ook bijna tot een culturele plicht om hen op te nemen: ze horen erbij, goed of niet. Ik vermoed dat in een volgende editie de boel wel weer wat gesnoeid zal worden, als er alweer nieuwe scharen staan te wachten (Awater, 2004)

terug naar boven




de klas van 1970


door Floor van Renssen

In 1999 verscheen een bloemlezing van 'de laatste generatie dichters van de twintigste eeuw', 'Sprong naar de sterren' samengesteld door Ruben van Gogh. Deze bundel bevat poëzie van dichters die halverwege de jaren negentig debuteerden, zoals Ingmar Heytze, Hagar Peeters, Ilja Pfeijffer en Serge van Duijnhoven. Ze vormen geen groep, maar hebben veel gemeen. Ze schrijven 'gebeurende poëzie': 'heldere toegankelijke gedichten. Niks cryptisch, niks hermetisch', 'vol beweging'. Nieuw in hun werk was 'dat het zichtbaar beïnvloed wordt door de wereld van videoclips, MTV, computerkunst, films en technologie', zo zegt de achterflap. Die invloed is inmiddels allang niet meer nieuw, maar zelfs al een beetje afgezaagd. Wat is wel nieuw? Dat moet blijken uit de bloemlezing van 'de eerste generatie dichters van de eenentwintigste eeuw', 'Vanuit de lucht'samengesteld door Daniël Dee. Ruben van Gogh gaf al aan dat zijn 'generatie'geen groep vormde, Daniël Dee houdt zijn selectiecriteria nog ruimer. In de inleiding stelt hij dat met het woord generatie slechts één specifieke definitie uit de Van Dale wordt bedoeld, namelijk een 'groep van ongeveer gelijktijdig geboren wezens'. 'Vanuit de lucht' bevat dan ook gedichten van dichters die geboren zijn na 1970. Behalve dat hebben ze niets gemeen. De bloemlezing wil geen programma uitdrage, maar slechts de stand van zaken op poëtisch gebied op dit moment weergeven. 'Anekdotisch, hermetisch, verstaanbaar, werkelijkheidsgericht, autonoom, in deze bloemlezing zijn al deze stijlen aan te treffen,' zegt Dee in de inleiding. Het is jammer dat hij zich er zo gemakkelijk vanaf maakt. Natuurlijk is het moeilijk, zo niet onmogelijk, op dit moment een programmatische bloemlezing samen te stellen van jonge dichters, maar het was wel aardig geweest als Dee had geprobeerd wat dieper in te gaan op de verschillende poëtica's en stijlen die volgens hem allemaal in de bloemlezing te vinden zijn. Misschien is er weinig over te zeggen. Of misschien is de poëzie daarvoor nog te jong. Wat Dee wilde doen, was een overzicht geven van de poëzie die nu leeft, waar elke lezer kennis van kan nemen en zijn eigen beeld bij kan vormen. Dat is een mooi streven. Toch zit er ook hier een tegenstrijdigheid in de inleiding. De samensteller zegt dat hij geprobeerd te heeft alle dichters te benaderen, maar geeft toe dat hij er een paar 'over het hoofd' heeft gezien. Daarom biedt de bloemlezing geen volledig perspectief, maar toch geeft 'Vanuit de lucht'een scherp en helder beeld van wat er momenteel gebeurt op poëtisch gebied'. Een bloemlezing kan nooit volledig zijn, maar juist daarom lijkt het wat gedurfd om het jezelf bij het samenstellen van een bloemlezing te veroorloven om dichters over het hoofd te zien. Desalniettemin bevat 'Vanuit de lucht' een mooie selectie gedichten van talloze pas opgedoken namen, onder ander de Nymph-ontdekkingen Thomas Möhlmann en Jannah Loontjens, podiumdichter Andy Fierens, en Epibreren-dichter Tjitse Hofman. Ook meer gevestigde dichters als Hagar Peeters en Ramsey Nasr zijn vertegenwoordigd. Het is echter de vraag of er wel sprake is van zoveel verschillende stijlen. Erg veel hermetische en autonome poëzie ben ik niet tegengekomen, het merendeel van de gedichten is toegankelijk en leest gemakkelijk weg. Veel gedichten zijn speels en vrolijk, zoals de kinderlijke gedichten 'Koektaal' en 'Toverfietsje' van Diann van Faassen, of de gedichten van Joris Buitendijk. Andere zijn mooi melancholisch, zoals die van Maria Barnas. Van de invloed van de multimedia, die Ruben van Gogh drie jaar geleden zo vernieuwend noemde, is gelukkig weinig te merken. Er wordt althans niet meer zo expliciet aan gerefereerd als Serge van Duijnhoven ooit deed (bijvoorbeeld in 'De crash'). Kwaliteit bevat de bundel dus zeker, maar deze is niet altijd constant. Sommige jonge dichters hebben de neiging om erg veel woorden aaneen te schakelen, waardoor te lange en onoverzichtelijke gedichten ontstaan. Daniël Dee heeft hier helaas zelf een handje van. Ondanks de zwakke opzet is deze bloemlezing de moeite van het lezen waard, omdat ze haar doel bereik: de nieuwste dichters zijn voor het eerst bij elkaar gezet, en zullen daardoor veel meer lezers bereiken. Dee pleit ervoor de traditie van het bloemlezen van jonge dichters weer op te pakken, zoals dat in de jaren dertig gebeurde. Hij heeft een goede stap gezet. (Poëziekrant, juni 2002) 

terug naar boven
 


misschien wel blijvende dichters geen blijvende gedichten

Ruben van Gogh geïnterviewd door Remco Ekkers

(...) Bij de nieuwe bundel van Daniël Dee, 'Vanuit de lucht'. De eerste generatie dichters van de eenentwintigste eeuw (Passage, 2000) heb ik dat niet. Er zijn misschien wel blijvende dichters bij, maar geen blijvende gedichten. (De Poëziekrant, juni 2002) 

terug naar boven

ontvoering rob schouten

door Bart FM Droog

(...)In de tuin van Schouwburgcafé Floor vond direct na de middagslam het 'oude dichters spreken' plaats, met de zeventigers Remco Campert (1929), Taiwanees Shang Ch'in (1930) en Fransoos Jacques Roubaud (1932). Omdat Shang Ch'ins voordracht me als Chinees in de oren klonk, informeerde ik bij een aantal jonge dichters naar hun ervaringen tijdens deze editie van Poetry. De nodige roddels vlogen over de tafel: "Gisternacht hebben we Rob Schouten ontvoerd!", zeiden Peter de Groot, Tjitske Mussche en Tsead Bruinja. "En, hebben jullie hem in de Maas gedumpt?", wilde ik weten, wetende dat Schouten hun bijdragen in de bloemlezing 'Vanuit de lucht' in Vrij Nederland had afgekraakt.
"Nee", zeiden de jonge dichters, maar het is wel een rare kanarie. Hij zette ons spottend neer als 'de mobieltjesgeneratie', maar hij heeft zelf een mobiel." (Epibode, 20-6-2002)

terug naar boven


dee verslikt zich niet

Samensteller Dee verslikt zich niet in een inleidende poging om de dichters in deze bloemlezing onder één poeticale of programmatische noemer te wringen. Dat is prettig en terecht: veel van de jonge dichters hebben weinig méér met elkaar gemeen dan dat zij geboren zijn na 1970. De bloemlezing levert daardoor een redelijk representatief en (ook kwalitatief) zeer gevarieerd beeld op van dichtende Nederlandse twintigers aan het begin van de 21e eeuw. (Zanzibar nr. 3, jaargang 1, mei 2002)

terug naar boven



de gedichten van Alfred Schaffer, Kasper Peters, de reeds vernoemde Ramsey Nasr en Andy Fierens staan er als solide huizen

door Max Temmerman

De mij onbekende jonge Nederlandse dichter Daniël Dee heeft in opdracht van uitgeverij Passage 28 jonge dichters geselecteerd, die nog officieel en professioneel moeten debuteren, maar wel al van zich hebben laten horen in tijdschriften, op podia en in schrijverswedstrijden allerhande. Een fijne want vage afbakening lijkt me dat. Gewoon iedereen die nog niet echt bekend is de kans geven om zijn kunnen in het licht te zetten. De kwaliteit van zo’n bloemlezing hangt dan af van de kwaliteit van de verschillende geselecteerden, en hoe die verschillende gedichten, stijlen en pennen zich naast elkaar gedragen, zich tot elkaar verhouden.
Een paar opmerkingen hierbij: ten eerste debuteerde Ramsey Nasr al in 2000 in de poëzie, met de fel gewaardeerde bundel 27 gedichten & Geen lied. Ik versta niet goed waarom zijn werk nog in deze bundel werd opgenomen. Niet dat het niet sterk zou zijn, verre van, maar ofwel hanteer je geen criteria, ofwel houd je je eraan. Daarnaast vind ik de opgenomen doelstelling in het voorwoord, nl. dat “Vanuit de lucht toch een scherp en helder beeld (geeft) van wat er momenteel gebeurt op poëtisch gebied en wat er allemaal verkrijgbaar is”, nietszeggend. Uiteraard kan een dergelijke selectie nooit een relevant en alomvattend beeld geven, laat staan dat je te weten komt wat er verkrijgbaar is als het gaat om werk dat nog niet gepubliceerd werd.
Ik wil hier geen commentaar leveren bij de hele selectie gedichten, maar enkele bijdragen doen mij wel degelijk hoopvol naar een nabije poëtische toekomst kijken: de gedichten van Alfred Schaffer, Kasper Peters, de reeds vernoemde Ramsey Nasr en Andy Fierens staan er als solide huizen. Onthoud die namen - van de overige 24 zou ik dat nog niet zo kunnen zeggen.(Leesidee, april 2002)

terug naar boven


vanuit de lucht

door Roger Nupie

Achtentwintig dichters geboren na 1970: een bloemlezing van de jonge wind die doorheen het poëzielandschap raast. Deze generatie heeft begrepen dat poëzie ook wel eens directe communicatie kan zijn. Veel van hun kunnen speelt zich in de eerste plaats dan ook af op het podium. Deze rechtstreekse confrontatie van het publiek met hun werk resulteert in zowat het tegengestelde van de klassieke poëzieavonden: geen lezingen waar geen eind aan schijnt te komen omdat verlegen, saai voorlezende dichters eens dat ze een microfoon onder de neus krijgen niet meer te stoppen zijn, iets wat allemaal geslikt wordt door een publiek van intimi en collega's. Nee: sprankelende acts die een stevige live reputatie hebben opgebouwd, niet in literaire cafés waar het muffe luchtje van de wollen sokken uit de jaren zestig de deur niet uit te krijgen is, maar op festivals en in theaterzalen. Veel indrukwekkend gedoe op de scène waar, toegegeven, misschien niet altijd even overblijft als je de teksten leest.
Vraag is of die louter literaire ambitie wel het streven van dit jong geweld is. Op enkele uitzonderingen na (zo schrijft samensteller Daniël Dee in zijn inleiding 'dat sommige dichters geen interesse hebben om te worden gebloemleesd') blijkt toch ook bij deze generatie de nood aan publicatie en erkenning. Getuige hiervan publiceren ze niet alleen in jongen tijdschriften met verkwikkende namen als Krakatau, Nymph, Zoetermeer, Mosselvocht, Tzum, Zanzibar en Renaissance, maar evenzeer in Deus ex Machina, Kruispunt, de Poëziekrant en Schoonschip.
De meeste dichters genieten lokale bekendheid, als is het werk van Ayatollah Musa en Hagar Peeters ons niet onbekend en werden de debuutbundels van Ramsey Nasr en Alfred Schaffer zelfs genomineerd voor de C. Buddingh'-prijs. Ook van Diann van Faassen, de in het Fries schrijvende Tsead Bruinja, Tjitse Hofman (samen met Bart FM Droog en Jan Klug lid van het zeer te smaken gezelschap De Dichters uit Epibreren), en Jannah Loontjens verschenen reeds bundels.
'Er wordt in deze bloemlezing geen eensgezinde poëtica geformuleerd,' lezen we in de inleiding, 'er is hier uitsluitend sprake van het individuele werk van verschillende dichters.' Het resultaat is dan uiteraard ook ongelijk maar bijzonder boeiend. Elke poëzielezer die zichzelf au sérieux neemt, mag niet ontkomen aan wat hier 'Vanuit de lucht' op ons wordt losgelaten.
Dat het aandeel van de Vlamingen beperkt is hoeft ons niet paranoïde te stemmen. De kwaliteit van het werk van albrecht b doemlicht en Frederik Lucien de Laere (beide leden van Het Venijnig Gebroed), Jan Wijffels en Andy Fierens laat ons dat al vlug vergeten.
Deze laatste, Andy Fierens heeft een stevige reputatie als podiumdichter opgebouwd, o.a. van de eerste slam in Vlaanderen, een wedstrijd waarbij dichters live om de appreciatie van het publiek kampen. Vorig jaar was hij ook writer in residence van De Wintertuin, het grootste literaire festival in Nederland. In deze bloemlezing bewijst hij dat hij behalve met stevig om zich heen schoppen op podia veel meer in zijn mars heeft. 'Kooktips voor kannibalen' doet zijn reputatie eer aan, maar het lange gedicht 'ik ben de Bachus die drinkbare liefde giet' bewijst dat de publicatie van een volwaardige bundel van deze dichter pur sang zich opdringt, iets wat we al voorgevoeld hadden naar aanleiding van de dertig gedichten die hij in 1994, op zeventienjarige leeftijd, onder de titel 'Affectueuze affectiviteiten' in de debutantenreeks Edith liet verschijnen.
Meelezende uitgevers met gevoel voor opstormend talent zullen al wel begrepen hebben dat deze uitgave ook voor hen een must is: kwestie van er als eerste bij te zijn en wat verse lucht in hun fonds binnen te laten. (De Houten Gong, maart 2002)

terug naar boven


jonge generatie is individualistisch

Variëteit in stijl en wisselend in niveau in bloemlezing van jonge dichters

door Pier Boorsma

Bij uitgeverij Passage in Groningen is een bloemlezing Vanuit de lucht verschenen, die samengesteld is door de Groninger dichter Daniël Dee. De bloemlezing bevat gedachten van dichters, die na 1970 geboren zijn. De laatste bloemlezing van jongeren onder de dertig jaar verscheen eind jaar vijftig van de vorige eeuw. Het waren toen de vijftigers Remco Campert, Gerrit Kouwenaar, Lucebert en anderen, die zich gezamenlijk presenteerden aan het publiek. Maar de tegenstelling tussen de beide bloemlezingen is levensgroot. De Vijftigers hadden een gemeenschappelijke poëzieopvatting, vormden een hechte groep en hun poëzie had meteen een hoog niveau. De nieuwe bloemlezing bevat het individuele werk van verschillende dichters, in een variëteit van stijlen en onderwerpen en van wisselend niveau.
De meeste dichters hebben niet in belangrijke literaire tijdschriften gepubliceerd en alleen Ramsey Nasr en Hagar Peeters genieten landelijke bekendheid. Dat Ramsey Nasr, ondanks enkele zwakke regels, iets in zijn mars heeft, blijkt uit het gedicht Maak mijn moeder:

Maak mijn moeder

Maak van mijn moeder een sneeuwende tuin om te planten.
Witte jasmijn en de theeroos wordt wit.
Voller geluid komt vanuit binnenkanten,
Zoals de vrucht in de pit.

Maak van mijn moeder twee kameleons zonder ogen:
Groen gokte hij en hij streelde haar buik,
Die zij dieprood naar hem toe had gebogen,
Waarna iets mooiers ontluikt.

Maak van mijn moeder een lichtkathedraal in een kistje.
Open het elleke ochtend en hoor
Hoe ze zich daarbinnen een meerstemmig misje
Opent om wat het verloor.

Maak van mijn moeder hetzelfde maar ijzeren meisje.
Breng haar met krachtige vuistslagen groot;
Breng haar wat troost of een slim toverwijsje,
Want in dit lijf gaat zij dood.

© Ramsey Nasr

De romanschrijfster Maria Barnas manifesteert zich hier ook als dichteres en haar gedicht De Amstel is interessant vanwege de intrigerende slotregels:

De Amstel

Het water van de Amstel draag zilver
weerkaatst ruimte op de ruiten
van de tram maar alles wat ik zeg bestaat

Heeft al voor ik het kan verwoorden vorm
gevat en de duiven spreiden de vleugels
schudden luidruchtig de luchtige rokken

Mijn nachten bestaan uit niets dan dagen
die niet komen en ik kan niet slapen
uit angst aan het leven voorbij te gaan

© Maria Barnas

Hagar Peeters heeft al een langdurige routine als dichteres opgedaan en laat dat zien in een mooi vers De idee vrouw:

De idee vrouw

Om aan De Idee Vrouw te kunnen beatwoorden,
is heel simpel.
Kijk alleen maar naar travestieten, en imiteer hen.
de hakken kunnen niet hoog genoeg zijn,
de lippen moeten zo rood zijn dat de kleur
zichzelf niet meer verdraagt.
En draag jurken. Vooral jurken.
Elke stof is geoorloofd
zolang het maar een jurk is
maar dan toch liever een korte
dan een lange en beter een strakke
dan een van wijde snit.

Loop in één lijn, alsof de voeten zich
voor elkaar schamen en vergeet ondertussen
niet uitbundig de heupen te wiegen,
die hun aanwezigheid juist breeduit vieren.
Draag geen contactlenzen want lange nagels
kunnen ogen het licht ontprikken
maar ook geen bril want die staat te geleerd.

Ontdoe het lichaam vervolgens van alle haren;
alleen die op het hoofd en rond
de schaamstreek mogen behouden blijven.
Verlies daarnaast zoveel gewicht
dat menstruatie niet langer mogelijk is
maar breng op de plaats van de borsten
juist extra zwaarte aan,
zodat het lichaam in stilstand
naar voren kantelt en neervalt,
de positie waarin het eigenlijk
hoort te verkeren.

© Hagar Peeters

De gedichten uit deze bundel zijn van een middelmatige kwaliteit, maar deze bloemlezing is vooral interessant, omdat ze laat zien wat er onder de jongste generatie dichters leeft. (Friesch Dagblad, 17-04-2002)

terug naar boven


LEVE DE DEBUTANTEN (een bespreking van het literaire tijdschrift Nymph)

door Hans den Hartog Jager

(...) Alles aan Nymph ademt debutantencultuur. Gezien de hoeveelheid nieuwe namen die erin opduikt is er onder schrijvers veel behoefte aan zo'n blad. Nymph publiceert ze niet alleen, maar recenseert ook. Zo wordt er in dit nummer, naast poëzie en verhalen van onder anderen Willem Adriaan en Gustaaf Peek, een artikel gewijd aan de bloemlezing Vanuit de lucht van Daniël Dee. In de meeste kranten werd die nogal somber besproken, Nymph doet het een stuk welwillender. Al is dat misschien wel begrijpelijk bij een bundel met diverse Nymph-ontdekkingen. (...) (NRC Handelsblad, 9-4-2002)

terug naar boven


ohlsen reageert op schouten of ook wel de mobieltjesgeneratie revisited

uit De eliteratuur maakt plaats voor de rock 'n roll van de podiumpoëzie

door Wouter de Vries

(...)Aan de hand van de nieuwe vorm waarin poëzie gestalte kan krijgen, verzet Ronald Ohlsen zich tegen de elitaire, academische poëzie die jarenlang de literaire wereld gedomineerd heeft. Hij betitelt die poëzie als 'eliteratuur'. "Ik heb er voor mezelf een heel duidelijk beeld van. Ik vind dat zo'n belachelijke houding van mensen, dat poëzie voor de kleine elite moet zijn, voor mensen met goede smaak. Ik zie alleen maar reden daar iets tegen te doen. In Ierse pubs hangen foto's van dichters gewoon aan de muur en komt het voor dat een cafébezoeker plotseling een romanfragment van James Joyce declameert. Dáár is literatuur gemeengoed".
De kritiek die op de nieuwe verschijningsvorm van poëzie bestaat doet Ohlsen af als bevooroordeeldheid en onwil onder de gevestigde dichters en critici. "Het is een waanidee dat poëzie die op een podium wordt voorgedragen slechte poëzie is. In de hoofden van mensen zwemmen visjes rond die blijkbaar telkens een nieuwe constellatie aangaan". Immers, alle poëzie kan op een podium voorgedragen worden. Er bestaat volgens Ohlsen geen enkel criterium waarmee men poëzie kan aanduiden als typisch podiumpoëzie. Uitgever Anton Scheepstra constateert dat de term podiumpoëzie vooral in zwang is in de meer behoudendere kring van intellectuelen en critici.
Ohlsen en Scheepstra verwijzen beiden naar de bespreking van Vanuit de lucht in de Vrij Nederland van 15 december. Over de door Daniël Dee samengestelde bloemlezing schrijft Rob Schouten onder andere het volgende: "de mobieltjesgeneratie produceert voortdurend gemakkelijke gedichten" en "het kan zijn dat die teleurstelling van papier veroorzaakt wordt door het feit dat veel van deze gedichten voor het podium geschreven zijn en beter bekken dan ze ogen". Rob Schouten drukt het predikaat 'de Nieuwe Vrijblijvendheid' op de nieuwe generatie dichters en eindigt zijn recensie met de quote "voorlopig was vroeger alles beter".
Ohlsen bekritiseert deze houding. "Wat je nooit kunt schrijven is dat bepaalde gedichten voor een podium bedoeld zijn. Het is een aanwijsbaar voorbeeld van een denigrerende mening over podiumpoëzie". Ook Scheepstra vindt de kritiek onzin. "Ze (de eenentwintigste-eeuwse generatie dichters) proberen een nieuwe manier uit om naar buiten te treden. Nieuwe dichters worden nu niet meer ontdekt in literaire tijdschriften, maar op het podium". Rob Schouten formuleert hetzelfde idee over de rol van het podium wat anders. "Om tegenwoordig aandacht te trekken moet je allemaal bij elkaar gaan staan en hard roepen dat je er bent". (...) (Literatief No.3 jaargang 16, blad van Literair dispuut Flanor te Groningen)


terug naar boven


lees maar, er staat niet wat er staat

door Joni Zwart

In november 2001 verscheen de bloemlezing Vanuit de lucht. De eerste generatie dichters van de eenentwintigste eeuw. De samensteller, Daniël Dee, is geen onbekende. Enkele van zijn gedichten verschenen al in literaire tijdschriften _ waaronder Nymph _ en in bloemlezingen. Hij was te zien op diverse festivals en werd benoemd tot huisdichter van de Rijksuniversiteit Groningen. Voor deze Nymph verzorgt hij de rubriek ‘Per vers’.
    Een aantal dichters in de bloemlezing heeft in Nymph gepubliceerd: in Vanuit de lucht is poëzie van Joost Baars, Joris Buitendijk, Jannah Loontjens en Thomas Möhlmann opgenomen. Zij voldeden aan de selectiecriteria van Daniël Dee: de dichters zijn na 1970 geboren, schrijven Nederlandstalige poëzie, zijn onlangs gedebuteerd of doen dat binnenkort, publiceren in literaire tijdschriften, zijn her en der te vinden op literaire podia, nemen hun werk serieus en zijn er actief mee bezig.
     In totaal selecteerde Dee, naast zichzelf, 27 dichters. In zijn inleiding benadrukt hij, dat hij ‘een overzicht’ wil bieden van de jongste generatie dichters, maar ‘geen programma’ wil formuleren. Naast bovengenoemde criteria waren zijn eigen smaak en voorkeur het uitgangspunt bij de selectie, en hij heeft gepoogd een beeld te geven van de stijl van elke individuele dichter. Hij wil de diversiteit van hun werk laten zien en laat het aan de lezer over om al dan niet te zoeken naar een poëtica.
     Dat is een groot verschil met Sprong naar de sterren (1999), de bloemlezing met de laatste generatie dichters van de twintigste eeuw, samengesteld en ingeleid door Ruben van Gogh. Vanuit de lucht is weliswaar een opvolger van die bundel (zoals ook blijkt uit de titel), omdat ook hier jong talent wordt gepresenteerd, maar Daniël Dee waagt zich niet aan een programma. Begrijpelijk, want destijds namen veel dichters het Van Gogh kwalijk dat hij ze onder één noemer plaatste. Bovendien heeft Dee gelijk als hij zegt dat het moderne poëtische landschap een zeer divers geheel is. ‘De tijd der eenzijdige bewegingen is voorbij’, wist Lucebert een halve eeuw geleden al.
     De lezer van Vanuit de lucht krijgt de vrijheid om zelf te ontdekken wat er is, Daniël Dee maakte de voorselectie. Die vrijheid is aangenaam, maar ook lastig. Vergelijk het met televisiekijken: er is genoeg te zien en iedereen kan zappen tot hij iets vindt waar hij langer naar wil kijken _ die keuzevrijheid is prettig. Het nadeel is dat de kijker snel verveeld raakt: als het programma niet interessant genoeg is, zapt hij weg. De kijker wil geprikkeld worden, uitgedaagd en enthousiast gemaakt. Dat gebeurt niet alleen door het tv-programma zelf, maar ook door vooraankondigingen en door berichten in de krant of de tv-gids. De kijkers zijn verwend, ze vinden het aangenaam wanneer het kiezen hun makkelijk gemaakt wordt. En hoewel de gedichten in Vanuit de lucht al een selectie zijn van het totale aanbod, mis ik de uitdaging, de prikkeling in de inleiding. ‘De eerste generatie dichters van de 21ste eeuw heeft zich aangediend!’ klinkt het onder tromgeroffel. Dan volgt een rommelige, slecht geschreven inleiding, uitmondend in een teleurstellend: ‘Er is geen programma. Leest u zelf maar.’ Ik ben een verwende lezer, maar vooruit: ik zal zappen.
     Ik kom terecht in een gedicht van Kasper Peters, ‘Stephan’. In eenvoudige woorden ontvouwt de dichter een schrijnende anekdote: de ik zoekt, na lange tijd, zijn vriend Stephan weer op. Die is inmiddels getrouwd, woont in een keurig huis, rookt niet meer, drinkt limonade en eet reformbiscuit. Het bijzondere aan dit gedicht is de subtiele manier waarop de tragiek van een verloren vriendschap, de uitgedoofde jeugd voelbaar wordt, zonder letterlijk te worden uitgesproken. Een fragment:
 
Dat het goed is, dat
het eerder anders was, dat klopt
 
geen asbak dus
we roken buiten
en praten door
bij wijze van herhaling
 
ik zie zijn vrouw
en dat ze in de kamer
aan onze lege glazen ruikt
 
Dat het anders was, dat klopt
 
Ook de gedichten van Thomas Möhlmann zijn zorgvuldig geconstrueerd, zonder dat het opvalt. Elk woord is afgewogen, maar past zo goed op zijn plaats dat je niet meer kunt zien dat er zo lang over nagedacht is. En ook zijn gedichten zijn anekdotisch en rustig van toon.
     Heel anders is het werk van Andy Fierens, van wie naast het flauwe ‘Kooktips voor kannibalen’ een lang, overdadig gedicht is opgenomen over een man die een vrouw onstuimig bemint. Een fragment:
 
sterker dan de oude nacht is jouw staren, liefste. voor jou, mijn pik-
zwarte koningin, kniel ik. jaren versleet ik aan de horizon,
nu wil ik plukken de abbys die proeft naar muskus,
ik wil lessen mijn dorst aan de lava die roffelt in jouw keel.
oh gij schone, troost mij obsidiaan, dan schenk ik
geheimen aan je gladde buik. streel mijn baard en ik,
ik zwem gewillig in jouw fuik.
 
En zo gaat het nog ruim een pagina door. Verschrikkelijk vergezocht en buitengewoon brallerig. Zelfs als parodie op schunnige poëzie uit vroeger eeuwen kan dit gedicht mij niet verleiden. ‘Onnodig moeilijk’, zo noemde Ayatollah Musa, een andere gebloemleesde dichter, een van zijn gedichten. Een prachtige typering voor het werk van Fierens, van Musa zelf en van een aantal andere dichters uit de bundel. Poëzie hoeft niet duister te zijn om goed te zijn. De sterkste gedichten uit Vanuit de lucht zijn helder geschreven, maar met veel zorg. Die gedichten lijken eenvoudig, maar geven zich niet direct gewonnen. Ook na een aantal keren herlezen blijven ze mooi.
     Dat is niet het geval bij de poëzie van Diann van Faassen. Haar gedichten zijn het niveau van de puberpoëzie nog niet ontstegen, hoewel de dichteres inmiddels al dertig is. Een fragment uit het gedicht ‘Koektaal’:
 
als alles klein is
kan ik groot zijn
zo was het eigenlijk vroeger ook
 
Met zachte klanken dwingt hij mij
dan terug de grote wereld in
en van mijn angsten even vrij
maak ik opnieuw een nieuw begin
 
zoals hij me sust
kan ik gerust zijn
om het kind dat ik was
 
Het rijmt, het gaat over gevoelens, de zinnen staan uitgesmeerd over meerdere regels, de interpunctie ontbreekt en af en toe is er een regel wit gelaten. Nou, dan is het toch een gedicht? Nee, ik verwacht meer van poëzie. Poëzie is voor mij het comprimeren van een gedachte, ervaring of gevoel tot de essentie. Ik wil zien dat de dichter geniet van het spelen met taal, zonder dat hij zich verliest in dat spel en door blijft rijmen. Ik wil dat zijn gedachte, ervaring of gevoel mij even op een andere manier naar de wereld laat kijken. Hierin slaagt, ten slotte, een gedicht van Joost Baars. Dit gedicht raakt me, omdat het me even stil laat staan bij een alledaagse gebeurtenis, herkenbaar voor iedereen die in een grote stad woont.
 
op hoeveel foto’s van toeristen ben ik vereeuwigd?
als een toevallige passant die langs de dingen loopt
die er toe doen. plaatjes waarmee reizigers
bij thuiskomst pronken
 
- dit ben ik, aanwezig
bij de schoonheid van het
onvanzelfsprekende -
 
                               zonder aandacht voor de
hollander, de jongeman in grijze jas, de onvergeeflijke
passant die langs de dingen loopt die er toe doen.
 
En zonder dat ik het merkte, heeft de bundel Vanuit de lucht mij aan het denken gezet over mijn eigen poëtica. Juist omdat de poëtica van de diverse dichters níet wordt benoemd, kan de lezer zelf bepalen wat hij mooi vindt, en waarom hij het mooi vindt. En zo heb ik, zonder het zelf te merken, precies gedaan wat de samensteller van mij als lezer verlangde: proeven wat er allemaal is en zelf mijn keuzes maken.
     Onderuitgezakt en met de armen over elkaar geslagen wachten tot zich iets bijzonders aandient, is niet voldoende. Als je goed kijkt, is er genoeg te zien, en de korte beschrijvingen van deelnemende dichters achter in de bundel helpen je verder wanneer je interesse is gewekt en je meer wilt lezen. Om het de verwende lezers nog makkelijker te maken is er een uitgebreide en informatieve website: www.vanuitdelucht.cjb.net. Daar vind je ook een lijst met optredens van de dichters. Want de poëzie die zij schrijven is poëzie die vaak niet alleen op papier, maar juist op het podium tot haar recht komt. Als je eens een avond niet wilt zappen, ga dan naar de dichters kijken - zij zijn de moeite meer dan waard.(Literair tijdschrift Nymph)

terug naar boven


een allegaartje van weinig originele stijlen, en dan nog op een laag niveau

door Albert Hagenaars

Deze bloemlezing van 'de eerste generatie dichters van de 21e eeuw' bevat bijna alle ingrediënten van het klassieke jongereninitiatief, zoals een prikkelende brutaliteit en de presentatie van overwegend onbekend talent, behalve: een aanval op de gevestigde namen, die dit soort uitgaven juist spraakmakend pleegt te maken. Samensteller / inleider Daniël Dee (1975) onderstreept voorzichtig, en terecht, dat hij met de 'eerste generatie' alleen dichters bedoelt tot 30 jaar. Er is geen programma: ieder beheert zijn eige kavel, hetzij hermetisch hetzij anekdotisch. Een aantal van de gekozenen publiceerde al in allerlei andere bloemlezingen. Twee dichters steken nu al met kop en heupen boven de rest uit: Petra Else Jekel (1980) en Ramsey Nasr (1974). De overigen presenteren een allegaartje van weinig originele stijlen, en dan nog op een laag niveau. Het boek kan het best genomen worden op de manier die het, gewild of niet, zelf aanbiedt: met de nodige ongedwongenheid. Vooral geschikt voor jongeren. (Biblion - maakt altijd van elk boek een kleine recensie, die vervolgens naar alle bibliotheken gestuurd wordt, waarop de bibliotheken hun boeken bestellen.)

terug naar boven

'een heel belangrijk boek - zeer prettige kennismaking - een absolute must,' zei presentator Kenneth van Zijl in het NPS radioprogramma Knetterende Letteren op de gedichtendag, 31 januari 2002 . Daniël Dee werd geïnterviewd en er werd werk voorgelezen van Daniël Dee en Joris Buitendijk.

terug naar boven


uit bespreking van 'Awater'

door Peter Swanborn

(...) Awater bevat geen diepgaande essays of versanalyses, maar des te meer
korte, prikkelende en over het algemeen goed geschreven bijdragen die
uitnodigen om van de dichter meer te gaan lezen.
Behalve misschien de dichters over wie Gerrit Komrij schrijft in zijn
'notities bij vijf nieuwe dichters en een bloemlezing'. De bloemlezing is de
vorig jaar verschenen bundel 'Vanuit de lucht - de eerste generatie dichters
van de eenentwintigste eeuw'. Komrij toont zich hier op zijn
allervriendelijkst, niemand wordt bekritiseerd, maar uit het achterwege
laten van serieuze complimenten kun je opmaken dat Komrij toch weinig onder
de indruk was. (...) (Volkskrant, 30-1-2002)

terug naar boven



 
notities bij vijf nieuwe dichters en een bloemlezing
 
 
De bloemlezing Sprong naar de sterren, samengesteld door Ruben van Gogh, verscheen in 1999. De laatste generatie dichters van de twintigste eeuw luidde de ondertitel. Je kon dat Sprong naar de sterren ook lezen als een bestorming van de hemel. Elke nieuwe generatie dichters is een generatie van hemelbestormers. Nu in 2001, verscheen er alweer een nieuwe bloemlezing, dit keer samengesteld en ingeleid door Daniël Dee. Nu, niet alleen verse dichters, er zitten ook een paar oude hemelbestormers tussen. De knipoog naar de voorganger Sprong naar de sterren zit hem niet alleen in de ondertitel - de eerste generatie dichters van de eenentwintigste eeuw - maar vooral in de titel: Vanuit de lucht.
Zijn ze al zo hoog?
Het is de bedoeling dat dichters hemels bestormen, maar niet dat ze daar blijven hangen.
Hoed je als dichters op wolken lopen.
Ik zie een spookbeeld voor me van een hele generatie dichters in lange, witte jurken die ons vanaf een ontzagwekkende positie minzaam staan toe te wuiven. Wij, nietige aardwormen, staren de omwolkte dichters aan, met open mond en nekkramp. Gelukkig bedoelt Daniël Dee de titel wat goedmoediger. Zomaar een generatie dichters die uit de lucht komt vallen, betekent het misschien eerder. En vooral dat het hier een bloemlezing betreft die in vogelvlucht een overzicht wil bieden van de zojuist uit het ei gekropen dichters.
Om te worden opgenomen moesten 'de dichters na 1970 zijn geboren, Nederlandstalige poëzie schrijven, zojuist gedebuteerd zijn of dat zeer binnenkort gaan doen, publiceren in literaire tijdschriften, her en der te vinden zijn op verschillende podia, hun werk serieus nemen en er actief mee bezig zijn.'
Bloemlezingen als Vanuit de lucht lijken dus eerder de traditie te herstellen van jaarboeken als Vandaag en Werk van nu. Tussentijdse inventarisaties, een handreiking aan de lezers en lezeressen die periodiek willen worden bijgetankt. En bovendien een uitlaatklep voor ongeduldig trappelende nieuwkomers. En bovendien een bindmiddel voor uitgevers.
Dichters, publiek en uitgevers gelukkig. Zulke bloemlezingen kunnen er nooit genoeg zijn.
Programmatisch en polemisch valt er weinig eer aan te beleven, dat besefte de samensteller zelf ook wel. Vanuit de lucht biedt niet meer, maar vooral ook niet minder, dan een collectie behoorlijke gedichten met een flinke dosis Groningse assertiviteit. 'Uiteraard wil ik de lezers die het een sport vinden om overeenkomsten te zoeken in de verschillende gedichten, niet het plezier ontnemen' voegt de samensteller er nog aan toe.
Zelf houdt hij duidelijk niet van sport.
 
Belabberde keuzes
 
Ik kon het niet nalaten naar enkele sleutelzinnen in Vanuit de lucht te speuren. Niet meer dan een spel. Een losse indruk. Ik nam mijn werk niet echt serieus, daar hebben we de dichters voor. U moet het zien als de reflex van de sportieve lezer. Een andere lezer haalt er waarschijnlijk weer andere sleutelzinnen uit.
Sleutelzinnen die uiteindelijk alleen iets zeggen over de voorkeur van de samensteller.
Ik heb actief gespeurd, een paar minuten. Wat ik vond kwam eigenlijk allemaal samen in het gedichtje Hooggeëerd publiek van Joris Buitendijk -
 
Ik kan nu twee dingen doen:
een gedicht schrijven of
mijn buik opensnijden met een broodmes,
totdat mijn darmen eruit gulpen
en ik in een plas van bloed
en ingewanden mijn dood vind
 
Ik hoor u denken:
Deze jongen maakt belabberde keuzes.
 
In zekere zin is dit poëzie van luxeproblemen, welvaartspoëzie. Het heden biedt alle mogelijkheden, de toekomst is ijzig: er moet gekozen worden. De keuzes zijn legio.
 
honger is een keuze, net als liefde
of regen
 
(Thomas Möhlmann). We kunnen niet kiezen en toch willen we graag kiezen -
 
de liefde en ik
we hebben het geprobeerd
maar we liggen elkaar niet zo goed.
 
(Daniël Dee). De dichters nemen hun toevlucht tot zich nadrukkelijk als fantasie presenterende erupties van wreedheden en noodlotscenario's. Darmen die naar buiten gulpen, kooktips voor kannibalen -
 
negernieren in bladerdeeg
prostaatrollade met venkel en citroen
 
(Andy Fierens). Er worden moordzuchtige dromen gekoesterd zoals in het fraaie gedicht Nacht van Ramsey Nasr -
 
Ik haat je niet. Lief heb ik je en gedood,
Zoals men vaker doet om te overleven.
Je weet dat ik geen keuze had
 
- er is een aanhoudend helder besef van het grote aantal mogelijkheden en er is een hyperbewustzijn van de eigen dramatische pose, de pose van de onmacht -
 
Wij zijn niet meer te redden
maar wij hebben het gewild
 
(Frederik Lucien de Laere). Alles vindt plaats onder het oog van het hooggeëerd publiek. De verbazing over de eigen gewoonheid. Het maakt allemaal niet erg veel uit en juist dat schrijnt. Je wilt meeslepend leven en je omgeving blijft er onaangedaan onder. Je doet gewoon je dagelijkse dingen en de wereld begint zich raar te gedragen.
Wanneer een 'buik opensnijden met een broodmes' enkel een keuze is, vergelijkbaar met poëzieschrijven, moet je wel tot de ontdekking komen, soms tot je eigen schrik, dat je zelf grenzen moet stellen, aan je omgeving en aan je zelf. Dan wordt de poëzie opeens weer een poëzie van ordening en paniekbezwering.
En daarmeer poëzie van alle tijden. (Awater, januari 2002) 

terug naar boven


krakatau (interview met ruben van gogh)

Wat vind je van de aanpak van Daniel Dee m.b.t. Vanuit de lucht?

Zoals Daniel in zijn voorwoord zegt is Vanuit de lucht geen vervolg van Sprong naar de sterren. Daniel geeft ook geen verbindende elementen aan waarom er sprake is van een generatie behalve dan de leeftijd. Dit vind ik jammer. Ik hou er wel van als iemand juist gaat kiezen en een nadrukkelijkere mening durft weer te geven. Maar voor de rest is het goed. Ik had zelf niet het idee dat de tijd rijp was om weer een generatie te bloemlezen. Na Sprong naar de sterren had ik zoiets van ik weet nu wel wat er gaande is in de poezie. Het is Daniel gelukt om veel voor mij nieuwe dichters te laten zien. Van de bundel Vanuit de lucht in het algemeen vind ik de titel en het omslag mooi. Toch zijn er wel veel slordigheden in te vinden zoals spelfouten, dubbele spaties, het ontbreken van spaties na komma's enz. Dan denk ik: "Redactie, lees het nou!" Ze zouden het vier of vijf keer gelezen moeten hebben. (Krakatau, nr. 12)

terug naar boven


GEBLOEMLEESDE DICHTERS


uk-columnist bundelt gedichten
 
Hij vergat  zichzelf niet. Want columnist van de Universiteitskrant, redacteur van het literaire tijdschrift Krakatau en jurist (?), organisator en recensent van poëtische uitingen, alsmede voormalig RuG-huisdichter. Voor samensteller Daniël Dee (1975, Empangeni, Zuid-Afrika) spraakmakend genoeg om zichzelf eveneens te bundelen in Vanuit de lucht - De eerste generatie dichters van de eenentwintigste eeuw. Tenslotte is hij van na 1970, de belangrijkste voorwaarde.
 
Een jonge wind waait er al een tijdje door poëzieland. Op festivals , literaire avonden of in theaters, cafés en publicaties. De nog niet zo oude dichters zijn overal te vinden. Op de grens tussen poëzie en performance vaak, niet bang om de voordrachtskunst te mixen met muziek, beeld en ander geluid. Er is zelfs sprake van een nieuwe generatie en zij wordt in de literaire kringen 'de eerste generatie van de 21ste eeuw' genoemd. Een bundeling zou dan al mooi zijn, niet waar? Vooral ook omdat we, aldus de inleider/samensteller, 'het portaal zijn doorgegaan dat de twintigste eeuw scheidt van de eenentwintigste eeuw'. De door Uitgeverij Passage verzorgde bloemlezing pretendeert de spraakmakendste voor het eerst te hebben samengebracht. Dat zijn dan mensen als Tsead Bruinja, albrecht b doemlicht, Diann van Faassen, Sieger M. Geertsma, Willem Groenewegen, Klaske Havik, Tjitse Hofman, Petra Else Jekel (eveneens voormalig RuG-huisdichter), Ayatollah Musa, Ramsey Nasr, Hagar Peeters, en Steven Verhelst. Spraakmakend in dichterskringen waarschijnlijk, want van het grootste deel zal buiten de intimi nog nooit iemand hebben gehoord. Uit alle hoeken en windstreken zijn ze niettemin gekomen; Hoorn, Rinsumageest, Brugge, Groningen, Assen, Kopenhagen en -of all places- Vlaardingen. Waarbij Dee trouwens hulp, tips en kritiek genoot van een handje of drie vol andere spraakmakende figuren, zoals Bart FM Droog, Jasper Henderson, Ingmar Heytze en Menno Wigman.
De bloemlezing is min of meer de opvolger van Sprong naar de sterren - De laatste generatie dichters van de 20e eeuw van Ruben van Gogh. Min omdat een programmatische insteek ontbreekt en meer omdat de traditie van het bloemlezen (erg populair in de dertiger jaren) hiermee is voortgezet. Dee zegt ook te hopen op meer bloemlezingen.
Wanneer het enige bindmiddel is dat de auteurs van na 1970 zijn, kan het bijna niet anders of het wordt een poëtisch allegaartje. Kort, lang, dik dun, grappig, zwaarmoedig, begrijpelijk en vaag. Met uitsluitend individueel werk van individuen (28 in totaal) en drie gedichten per auteur is de stilistische diversiteit meer dan gewaarborgd. En het ligt er dan maar net aan hoe je dat noemt. Een potpourri van God Zegene De Greep, of een bloemlezing die 'tracht de stand van zaken op poëtisch gebied van dit moment bij de eerste generatie dichters van de 21ste eeuw weer te geven.
 
Hooggeëerd publiek
 
Ik kan nu twee dingen doen:
een gedicht schrijven of
mijn buik opensnijden met een broodmes,
totdat mijn darmen eruit gulpen
en ik in een plas van bloed
en ingewanden mijn dood vind
 
Ik hoor u denken:
Deze jongen maakt belabberde keuzes
 
Joris Buitendijk
 
De bundel is uiteraard verre van compleet. Sommigen willen gewoon niet 'gebloemleesd' worden en anderzijds is er mogelijk een mooi schrijvende geest over het hoofd gezien. Daarbij liet Dee uiteraard zijn eigen voorkeur meetellen. Het is tenslotte een bloemlezing. Een interessante bloemlezing, dat wel.
 
Buiten
 
Toen ik liep langs lange paden
naar de plek waar niemand was
was daar een bank een oude bank
en jij zat daar en ik zat naast je
 
Er was regen maar wij bleven
zitten - ik streek een sliert
nat haar uit je gezicht.
 
Klaske Havik
 
(De Groninger Gezinsbode, 31-12-2001) 

terug naar boven



de herfst was rijk aan poëzie
 
 
Daniël Dee (26), dichter te Groningen, stelde een bloemlezing samen van dichters die na 1970 zijn geboren: Vanuit de lucht (Passage, ƒ 29,75). Bloemlezen doen ze graag, daar in het Noorden, want ook dichter Ruben van Gogh woonde in Groningen toen hij in 1999 zijn bloemlezing Sprong naar de sterren het licht deed zien.
Van Gogh bood een podium aan 'de laatste generatie dichters van de 20ste eeuw', Dee biedt dat, zoals de ondertitel luidt aan de 'eerste generatie dichters van de 21ste eeuw'. Van 28 jonge dichters nam Daniël Dee poëzie op in Vanuit de lucht. Een aantal van hen kennen we van festivals: Hagar Peeters, Dee zelf, Ramsey Nasr, Ayatollah Musa.
Vanuit de lucht is een bundel met begrijpelijke gedichten, enkele ontoegankelijke verzen én geraaskal. Je krijgt jeuk van de gedichten van de Fries Tsead Bruinja (bijna onleesbare reeksen woorden zonder punten of komma's), maar bewondert het heldere formuleren van drie vrouwen: Jannah Loontjens, Tjitske Jansen en Klaske Havik. Musa is ondoorgrondelijk, Andy Fierens heeft onmiskenbaar gevoel voor humor.
De ene dichter swingt, de andere hakkelt, regen en nattigheid kom je meer dan eens tegen, maar deze generatie is er geen van vernieuwers of hemelbestormers. Jammer dat de typefouten niet uit de poëzie zijn gehaald en dat Dee's introductie in zulk kreupel Nederlands is geschreven. (Algemeen Dagblad, vrijdag 21 december 2001)

terug naar boven


boekhandel van someren & ten bosch (zutphen)

door Hanz Mirck
 
Vanuit de lucht van Daniël Dee is een bloemlezing met werk van jonge dichters. Met deze bundel volgt Dee het initiatief van Ruben van Gogh, die eerder Sprong naar de sterren - De laatste generatie dichters van de twintigste eeuw samenstelde. Met dit verschil dat Dee geen programmatische insteek zegt te hebben. Alleen leeftijd speelde een rol (geboortejaar tussen 1971 en 1982), zozeer dat enkele dichters die Van Gogh vanwege poëticale opvattingen bij zijn generatie rekende, ditmaal tot de nieuwe behoren, zoals Hagar Peeters, Tjitse Hofman en Alfred Schaffer. Vanuit de lucht biedt een aardig spectrum van de hedendaagse poëzie, die ook wat betreft originaliteit en kwaliteit divers is. Wel lijkt de podiumpoëzie de overhand te krijgen. Verder dan deze vooral eenduidige dichters lijkt Dee ook niet te hebben gezocht. De ruimhartigheid van Dee leidt ertoe dat lezers voor het hoofd kunnen worden gestoten door brabbeltaal, wanneer ze niet de jongvolwassen regels van meer talentvolle dichters opslaan. Maar dat doet wel recht aan wat een momentopname moet zijn: spannend! (Het Boekblad, 12-2001)

terug naar boven

 

 
Een aantal opmerkingen van Daniël Dee over de nieuwe generatie dichters

Half november 2001 verscheen de door mij samengestelde en ingeleide bloemlezing 'Vanuit de lucht - de eerste generatie dichters van de 21e eeuw'. Nu, een maand en drie recensies verder, zal ik voorzichtig proberen een kleine balans op te maken.
Hans Warren schreef in zijn recensie over 'Vanuit de lucht': "Aan waarachtig poëtisch talent is er inmiddels geen gebrek in Vanuit de lucht. [...] Een bloemlezing die je de kans biedt om al vandaag de dichters van morgen te ontmoeten." En dat is precies mijn bedoeling geweest. Na jaren van grasduinen in de poëziewereld kwam ik steeds meer dichters tegen die het verdienden om meer aandacht te krijgen. Jonge talentvolle dichters met potentie tot creatieve ontwikkeling. Met het uitgeven van deze bloemlezing kreeg ik de kans om die dichters onder de aandacht te brengen.
Maar wat is nu precies het nut van zo'n overzichtsbloemlezing? Het is geen Vijftigers pamflet of Maximalen geschreeuw. Er is geen thematische of stilistische overeenkomst tussen de verschillende dichters. Dit wil overigens niet zeggen dat er geen enkele overeenkomst is te vinden tussen de verschillende dichters, want zij leven niet in een literair vacuüm en zij zijn veelal ook wel bekend met elkaars literair werk. Maar alles kan tegenwoordig in de poëzie, en daardoor is het meer ieder voor zich. Allerlei subculturen lopen in deze maatschappij door elkaar heen en dat vind je ook terug in de poëzie. Er is niet meer één overheersend iets waar je je tegen af kunt zetten, zoals bijvoorbeeld de Vijftigers deden tegen het bedompte naoorlogse 'spruitjeslucht' Nederland. Er zit sowieso geen programmatische insteek aan vast. De enige overeenkomst is dat de opgenomen dichters zo rond dezelfde periode op deze aardbol ter wereld kwamen en rondliepen. Ik wil daarom met deze publicatie slechts laten zien wat er momenteel gebeurt op poëtisch gebied. Laat de critici, met de intellectuele kennis inzake classificeren van dichters in richtingen en stromingen, hun hoofden maar over die materie buigen. Ik ga er vanuit dat zoiets onmogelijk is. En ook 'Vanuit de lucht' is daarom louter een bloemlezing die bestaat uit een bonte verzameling dichters, dus geen richting maar een lichting.
Het lijkt mij sowieso onmogelijk om een algehele poëtica te formuleren bij 28 van die verschillende dichters met hun eigen diverse stijlen, zoals ik die in mijn bloemlezing heb verzameld. Neem nu bijvoorbeeld Tjitse Hofman: die gebruikt geen woord teveel maar is uitermate klankrijk en daardoor uiterst scherp, stel die tegenover Tsead Bruinja die geniaal overdadig taalgebruik mengt met zeggingskracht. Of neem Peter de Groot die absurd burleske heavy light verse maakt en zet die tegenover Thomas Möhlmann die welhaast ambachtelijk te werk lijkt te gaan vanuit een innerlijke noodzaak. Of de zingende helderheid van Ramsey Nasr tegenover de anekdotische verzen van Maria Barnas. Ik zeg maar wat, maar zo zou ik nog wel even kunnen doorgaan. Het zal dus nooit lukken om die dichters onder één noemer te krijgen, tenzij je eclecticisme als een noemer zou willen beschouwen. En zelfs dat klopt niet, want slechts met alle 28 dichters tezamen zou men kunnen spreken van eclecticisme. Niet elke dichter afzonderlijk bedient zich namelijk van alle stijlen, tonen en thematieken; die smeltkroes ontstaat pas wanneer je al die dichters samenvoegt, zoals in 'Vanuit de lucht' is gebeurd. Elke dichter vervolgt verder zijn eigen weg en dat is goed, want alle dagen bloemkool zou ook alleen maar gaan vervelen.
Daarnaast beschouw ik het als mijn missie om een opstap te vormen voor leken in de wondere wereld die poëzie heet. Ik wil mensen, die nog steeds geloven dat poëzie zwaar en ontoegankelijk is, laten zien dat poëzie (en zeker bij deze jonge generatie) vitaal, opwindend en verrassend is. Ik hoop dat 'Vanuit de lucht' een dergelijke nieuwsgierigheid zal opwekken bij poëzieliefhebbers en poëzieleken.(http://meander.italics.net, 16-12-2001)

terug naar boven



de toekomst van de nieuwste poëzie

 
 
Toen Albert Verwey in 1905 zijn "Inleiding tot de nieuwe Nederlandse dichtkunst (1880-1900)" publiceerde, had hij geenszins de intentie om een correcte of volledige afspiegeling te geven van de jongste generatie dichters: "de volledigheid van dit schrijven berust in de behoefte van den schrijver, die er zich in trachtte uit te spreken, en de grenzen ervan zijn die van zijn al of niet vrijwillig gekozen gezichtsveld." Deze zelfde gedachte lijkt ten grondslag te liggen aan de bloemlezing "Vanuit de lucht", samengesteld door de onbescheiden dichter Daniël Dee.
Een schets geven van de jongste generatie in de vorm van een bundel gedichten is op z'n zachtst gezegd een prestigieuze onderneming. En bijna ondoenlijk. In "Vanuit de lucht" heeft Daniël Dee, geheel vrij van programma of manifest, 28 jonge schrijvers in alfabetische volgorde naast elkaar gezet. Volgens Dee zijn het de spraakmakendste dichters geboren na 1970 met als resultaat een 92 pagina's tellende stortvloed van woorden.
Wat kun je verwachten van een bloemlezing vol dichters zonder aantoonbare samenhang of thema? In ieder geval dat het aangeboden werk divers zal zijn en dat het een indruk hoopt te geven van waar het in de Nederlandse poëzie naar toe gaat de komende jaren. Samensteller Daniël Dee geeft aan dat poëzie onder de jonge generatie leeft, maar is het wel allemaal goud dat blinkt? En in hoeverre zijn deze jongeren een vernieuwing voor het literaire klimaat? Een bloemlezing als "Vanuit de lucht" zou antwoord moeten geven op deze en vele andere vragen; pas over enkele jaren zal uitkomen of deze uitgave van ?Vanuit de lucht? noodzakelijk was of dat het niet meer dan een opstapje voor beginnende dichters blijkt te zijn.
Een eerste lezing van de bundel laat zien dat het werk inderdaad divers is. De korte, expressieve gedichten van Peter de Groot bijvoorbeeld staan lijnrecht tegenover het haast prozaïsche werk van Tsead Bruinja. Hiertussen zweven allerlei mengvormen, thema's en gedachtes, de een vol humor, de ander weer bedroefd. Zoals verwacht veel liefde en verdriet.
Wat opvalt is dat veel gedichten naar voren springen door één enkele zin of alinea. Het lijkt alsof het gehele gedicht zich rond deze zin heeft gevormd met het gevolg dat niet het gedicht, maar slechts de aardige vondst bijdraagt aan de waardering van de schrijver. De pakkende openingsregels van het gedicht "Mijn trui" van Frederik Lucien De Laere luiden: "In mijn trui ben ik te lui / om een fatsoenlijk mens te zijn." waarna het gedicht dat volgt zichzelf enigszins verliest in mooischrijverij. De zin "Zo had dit moment / mij mijn manifest gegeven", de slotzin uit het gedicht "Manifest" van Jannah Loontjens, is de krachtige kern van het hele gedicht maar tevens doet het al het bovenstaande op slag vergeten.
Zo zijn er meer voorbeelden te vinden, maar het zou de bloemlezing geen recht doen als we haar daarop afrekenen. Er staan immers prachtige gedichten in de bundel, zoals deze van Yorgos Dalman:
 
Purper
 
Het purper waaruit dromen ontstaan,
en het purper van Bic balpenneninkt
waarmee je heel speciaal
ongenaakbaar kunt schrijven
of ik
of Blitzträumen.
 
De schaduw van een treurwilg die valt
over het water van een kleine ven,
het water waarin een libel
levenloos op haar ruggetje drijft.
De schaduw op dat water. De vleugeltjes.
De gebroken schittering.
 
Dat purper.
 
De keuzes die Daniël Dee bij het samenstellen van "Vanuit de lucht" heeft gemaakt zijn uiteraard discutabel. Mijns inziens heeft hij heel veel talent links laten liggen (Erik Spil, Pieter Pijlman, Daniëlle Biemans) en een aantal onterecht opgenomen, maar dat neemt niet weg dan "Vanuit de lucht" een boeiende inzage geeft in de opvattingen over poëzie onder de jongeren van nu.
Het gekozen werk suggereert dat er anno 2001 niets nieuws onder de zon is - veel grijpt terug op voorgangers uit de jaren zestig en zeventig - maar die conclusie is misschien nog wat te voorbarig. De schrijvers zijn immers nog jong en slechts enkelen van hen, waaronder Ramsey Nasr en Alfred Schaffer, hebben hun sporen al enigszins verdiend in de grotemensenwereld der literatoren. Er valt voor de jongeren dus nog genoeg te leren, want voor wat de onbekende dichters betreft was het voor mij een eerste, maar meestal aangename, kennismaking. Al met al kan ik zeggen dat de Nederlandse poëzie de komende jaren niets te vrezen heeft.(Meander op zondag (16-12-2001): http://meander.italics.net)

terug naar boven


 

WAT IS ER TOCH AAN DE HAND MET 'VRIJ NEDERLAND'?

Epibreren - In de literatuurafdeling Republiek der Letteren in de Vrij Nederland van deze week foetert de verzuurde recensent Rob Schouten een pagina lang op de jeugdige dichters uit de bloemlezing Vanuit de lucht (samenstelling Daniël Dee, Uitgeverij Passage, 2001), allen geboren tussen 1971 en 1982, met een gemiddelde leeftijd van 26,1 jaar.
Hij doet dit door te verwijzen naar de eerder verschenen bloemlezingen met werk van 'jonge dichters 'Aan iedere spijker een regel van Serge van Duijnhoven (Prometheus, 1995) - waarin ook werk staat van een groot aantal veertigers, en de bloemlezing Ieder hangt aan zijn gevallen toren van Rogi Wieg, waarin werk van de oudere 'jongere' Charles Ducal (1952) - toen 36.
Ook refereert hij tot tweemaal toe aan de bijdragen van dan weer Kaspar Peeters en dan weer Kaspar Peters - terwijl Kasper Peters toch echt Kasper Peters heet.

Als klap op de vuurpijl beweert Schouten: "Het kan zijn dat die teleurstelling van papier veroorzaakt wordt door het feit dat veel van deze gedichten voor het podium geschreven zijn en beter bekken dan dat ze ogen."

Het 'feit' dat Schouten zo nadrukkelijk presenteert is in feite een heuse leugen - een tactiek waarvan Vrij Nederland-medewerkers zich wel vaker bedienen. Zover mij bekend schrijft géén enkele Vanuit de lucht-dichter (evenmin als geen van de daarvan ook al betichtte Sprong naar de sterren-dichters) expliciet voor het podium - iets wat er maar niet in wil bij het recensentendom.

Nog vreemder wordt het voor wie in de gewraakte Vrij Nederland enkele pagina's verder bladert: op pagina 82 staat de samenvatting van de negatieve recensie van de nieuwe roman De klopgeest van Gerrit Komrij door Republiek der Letteren-chef Jeroen Vullings, in de rubriek 'Gewogen en te licht bevonden': "Geen dramatiek, een ruggengraatloos verhaal. (...) De auteur is blijven steken in gemakzuchtige zelfgenoegzaamheid."
Op bladzijde 88 valt echter, in een advertentie om meer abonnees te krijgen, te lezen: "Neem nu een abonnement op VN en ontvang 'De klopgeest' van Gerrit Komrij. (...) Met zijn welbekende pen schetst Komrij een haarscherp beeld van het roerige einde van de 19de eeuw. (...) De geest van dit fin du siècle had niet beter beschreven kunnen worden. En heeft met ''De klopgeest' een welverdiende chroniqueur."

Ergens ligt er iets te rotten, daar in die Republiek der Letteren. (Bart FM Droog, Epibode, 13-12-2001)

terug naar boven



 
geen vuiltje aan de lucht
 
de eerste dichtersgeneratie van de nieuwe eeuw meldt zich in 'vanuit de lucht'. En?
 
 
Nieuw, eenentwintigste-eeuwse dichters! Een hele kakelverse generatie, geboren in de jaren zeventig en nu aan het woord, bij monde van de bloemlezing Vanuit de lucht. Samensteller Daniël Dee grijpt in zijn inleiding nadrukkelijk terug op de ook nog maar net in de kast gezette bloemlezing Sprong naar de sterren van Ruben van Gogh, die 'de traditie van het bloemlezen van jonge dichters weer heeft opgepikt'. Sprongen ze bij Van Gogh omhoog naar de sterren, hier kijken ze dus vanuit hun hemelse positie weer naar beneden.
Om van Gogh nu al tot pionier te bombarderen lijkt me trouwens knap bijziende, een paar jaar eerder verschenen ook al soortgelijke jongerenbloemlezingen, zoals die van Rogi Wieg Ieder hangt aan zijn gevallen toren, of Aan iedere spijker een regel van Serge van Duijnhoven. In feite is het een gewoonte die halverwege de jaren tachtig door Maximaal weer in gang werd gezet. Maar een zekere kortzichtigheid en de neiging om het wiel opnieuw uit te vinden, is nu eenmaal een charmante hebbelijk van jonge generaties.
En verder heeft die neiging tot enigszins gehaast bloemlezen te maken met het feit dat de traditionele tijdschriften hun rol als kweekvijver hebben opgegeven. Om tegenwoordig aandacht te trekken moet je allemaal bij elkaar gaan staan en hard roepen dat je er bent.
Kreeg van Gogh na zijn bloemlezing nog op zijn kop van generatiegenoten als Ilja Pfeijffer omdat hij eenzijdig voor toegankelijke en verstaanbare poëzie koos, Dee kijkt wel uit en houdt zich programmatisch op de vlakte. Geen beginselverklaring dus. Toch valt op dat ook zijn dichters vooral niet ingewikkeld of hermetisch willen doen. De internet- en mobieltjesgeneratie produceert voortdurend vrije en gemakkelijke gedichten. Het experiment is zo te zien uit de gratie of komt hier niet aan bod. Wat dat betreft is de foto op de omslag van een boek tegen een smetteloos blauwe hemel typerend: er is geen vuiltje aan de lucht.
Op een paar eenentwintigste-eeuwse dichters na die u en ik al kenden omdat ze tevens de laatste twintigste-eeuwse dichters waren, zoals Hagar Peeters en Alfred Schaffer, is het allemaal nieuw spul. Of Joris Buitendijk, albrecht b doemlicht (sic), Peter de Groot, Thomas Möhlmann, Kasper Peters, Jan Wijffels en hun tientallen collega's de dichters van de toekomst worden lijkt me alleen nog maar de vraag. Het is allemaal vederlicht. Neem 'hooggeëerd publiek' van Joris Buitendijk:
 
Ik kan nu twee dingen doen:
een gedicht schrijven of
mijn buik opensnijden met een
broodmes,
totdat mijn darmen eruit gulpen
en ik in een plas van bloed
en ingewanden mijn dood vind
 
Ik hoor u denken:
deze jongen maakt belabberde
keuzes.
 
Een grapje, op z'n hoogst! En ook as het al eens energiek of melancholisch wordt houdt het gemiddelde niet over. Een beetje gezochte Sturm-und-Drang, 'Ik ben een kind van de stad / een krijger een strijder / met woorden vol heftigheid / pas maar op want ik snijd / door alles heen' (Sieger M. Geertsma), wat treurig tekortschieten,'de liefde en ik we hebben het geprobeerd / maar we liggen elkaar niet zo goed' (Dee zelf), meer levert het niet op.
Niet de stijl of het poëtisch gehalte valt tegen maar het feit dat er in deze bloemlezing bijna niks nieuws gebeurt. Geen nieuw levensgevoel, geen ongedachte taalexpedities. Ongeveer ieder gedicht komt je ergens bekend voor. Het kan zijn dat die teleurstelling van papier veroorzaakt wordt door het feit dat veel gedichten voor het podium geschreven zijn en beter bekken dan ze ogen.
Opgewekt is het overigens allemaal wel, het lijkt wel of ernstiger en filosofischer tonen bewust vermeden worden. Zelfs een op het eerste gezicht geëngageerd gedicht met de titel 'Protest tegen het verwerken van krokodillen tot tassen' (Steven Verhelst) pakt heel anders uit dan je verwacht als de actievoerders in het krokodillenhok de liefde bedrijven en opgegeten worden waarna de oppasser hun afgekloven koppen wegschopt: 'Al weer zo'n Greenpeace actie.' Herman Brusselmans en Ronald Giphart hebben hun werk hier kennelijk gedaan.
Als je voor het gros van de hier bijeengeplukte dichters een passende titel zou willen bedenken, kom je uit op iets als de Nieuwe Vrijblijvendheid. 'Wij zijn niet meer te redden / maar wij hebben het gewild,' schrijft Frederik Lucien De Laere in een zelfinzichtelijke bui.
Natuurlijk is het onzin om het klimaat van de eenentwintigste eeuw aan de hand van zo'n voorbarige bloemlezing te voorspellen maar je zou kunnen denken dat er veel lucht en weinig diepgang in de poëzie op komst is. Daar hoef je niet per se droevig onder te worden, misschien verandert de dichtkunst langzaamaan wel in een vrolijke mallemolen. Maar de springerigheid van deze allerjongste poëzie stemt vooralsnog tamelijk treurig. 'Kom uit bed / en doe je borsten om' schrijft Kasper Peters olijk. Dat niveau dus! Voorlopig was vroeger alles beter. (Rob Schouten, Vrij Nederland 15-12-2001)

terug naar boven

Interview met Daniël Dee

Ik schotelde Daniël Dee de volgende vragen voor om wat meer te weten te komen over zijn werkwijze en vooronderstellingen bij het samenstellen van de bloemlezing. Er wordt in de vragen gesproken van een recensie en de inleiding die Dee schreef voor de bundel; deze zijn, samen met nog meer informatie, na te lezen op de website van Vanuit de lucht: http://vanuitdelucht.cjb.net.

Waarom heb je er voor gekozen om als samensteller zelf in het boekwerk te verschijnen met drie gedichten? Was het niet gepast om je als redacteur wat bescheidener op te stellen?

"‘Bescheidenheid siert de mens’, maar wat heb je eraan een sierpauw te zijn, zonder dat iemand naar je veren kan kijken? Ik zou dus niet weten waarom bescheidenheid in dit geval gepast zou zijn. Dat is een typisch Nederlandse gedachte: vooral niet haantje de voorste zijn. Nu ben ik dat van nature niet, maar wil ik wel graag aandacht voor mijn werk. Ik schrijf ten slotte niet voor niets. Deze bloemlezing was dus een uitgesproken gelegenheid om, naast andere talentvolle dichters, mijn eigen werk onder de aandacht te brengen. Ik ben er ook trots op en ben daarnaast benieuwd hoe anderen mijn werk ervaren. Daarbij voldoe ik aan de gestelde eisen van de bloemlezing: ik schrijf Nederlandstalig, ik ben na 1971 geboren, ik heb in verschillende tijdschriften gepubliceerd, ik zal binnenkort debuteren, ik ben er actief mee bezig en ik neem mijn werk serieus."

Wat vind je van de (indirecte) kritiek die Ronald Ohlsen in zijn recensie in de Groningse Verakrant geeft op je inleiding, dat je ook de eenvoudigste zaken die de deelnemende dichters wél kan verbinden - zoals gebruik van het vrije vers - niet vermeldt?

"Ik vind de kritiek erg opbouwend. Toch zou ik willen vermelden dat het mij niet ging om in deze bloemlezing dichters tegen wil en dank in een programmatisch hokje te duwen. Ik vind dat lezers en critici zelf maar moeten uitzoeken wie in welk hoekje moet geduwd worden. Mijn taak beschouw ik voornamelijk als opstap: ik wil het publiek kennis laten maken met het werk van deze jonge dichters. Daarnaast wordt het snel duidelijk, wanneer je de bloemlezing begint te lezen, dat er vrijwel alleen maar vrije verzen in staan (dit zegt overigens niets over een programma). Zo wordt het ook direct duidelijk dat iedere dichter gebruik maakt van de 26 letters van het alfabet. Ik bedoel: hoever moet een bloemlezer gaan om geforceerd een verbintenis onder de dichters te vinden?"

Zou het niet goed geweest zijn om die smaak en voorkeuren van jou persoonlijk, die je volgens je inleiding voornamelijk hebt gebruikt bij het samenstellen van de bundel, te expliciteren zoals bijvoorbeeld Gerrit Komrij doet in het voorwoord van zijn 'Dikke Komrij' (dat hij bijv. alle Vaderlands, Gods- en Oranjelievende werkjes er uit heeft gelaten) of op het gebied van gender? Kun je alsnog iets van die smaak en voorkeuren prijsgeven?

"Helaas kan ik niets prijsgeven van die smaak en voorkeuren. De totalitaire geheime breinpolitie bewaakt deze smaak en voorkeuren, opdat ontsnappen welhaast onmogelijk wordt gemaakt en zware represailles staan op overtredingen. Ik heb geen idee waarom mijn breinpolitie zoiets doet. Mensen die denken te weten wat die smaak en voorkeuren van mij zijn: zeg het mij en zeg me wie ik ben. De juiste antwoorden zal ik op waarde weten te schatten en belonen naar verdienste. "

Kun je wat meer vertellen over die traditie uit de jaren dertig van de twintigste eeuw, waarin - volgens je inleiding - jaarlijks bloemlezingen van jonge dichters verschenen?

"Jawel, maar wat wil je er over weten? Ik kan hier wel een literatuurles gaan houden, maar dan kan ik net zo goed verwijzen naar de betere literatuurgeschiedenisboeken. Ik kan nog wel even een tip geven: lees bijvoorbeeld eens de bloemlezing In aanbouw uit die tijd; zeer de moeite waard en ook een beetje nostalgie." (GLK, 10-12-2001)

terug naar boven


Rense Sinkgraven

door Petra Else Jekel

Rense Sinkgraven zit van kop tot staart in de literatuur. Hij werkt niet alleen veel voor de Schrijversschool Groningen, die behalve allerhande schrijfcursussen ook velerlei literaire avonden en manifestaties organiseert, maar staat ook al jaren op de bühne met zijn eigen gedichten, die gepubliceerd worden in tijdschriften, en werkt hij aan een roman. Hij groeide op in het Drentse Smilde (...) en is momenteel woonachtig in Groningen.

Jij staat níet in de recent verschenen bloemlezing Vanuit de lucht, en de reden daarvoor is in elk geval omdat je buiten de leeftijdsbeperkingen viel, maar gek genoeg ook niet in Sprong naar de sterren, de welbekende 'voorloper' van deze bloemlezing die samengesteld werd door Ruben van Gogh. Hoe zie je jouw positie ten opzichte van deze beide bloemlezingen?

"Ik had het kunnen waarderen wanneer Ruben van Gogh mij had opgenomen in zijn bloemlezing Sprong naar de Sterren, want ondanks het discutabele uitgangspunt stond er een aantal dichters in waar ik wel tussen had willen staan. Dat ik er niet in gekomen ben, kan te maken hebben met de programmatische insteek waarvoor Van Gogh gekozen heeft. Ik ben daar geen voorstander van. Mijn voornaamste bezwaar is dat er naar een gemeenschappelijk kenmerk gezocht wordt. Afgezien van het geforceerde karakter dat het boek daardoor krijgt, vind ik het geen interessant gegeven. Het gaat mij om de individuen. Wie staan er in de bloemlezing? Zijn dat dichters die ik waardeer, respecteer? Dat zijn vragen die er toe doen. Waarin ze overeenkomen interesseert mij niet. Daarom geef ik de voorkeur aan een bloemlezing als 'Vanuit de lucht'. Deze bundel gaat niet gebukt onder het juk van de overeenstemming, maar gaat over jonge dichters die er toe doen. De enige kanttekening die ik wil plaatsen is de leeftijdsgrens die wat mij betreft beter op 36 jaar gesteld had kunnen worden." (GLK, 10-12-2001)



voor het volledige verhaal click hier


terug naar boven



jong fladderen de dichters naar boven 
 
 
door Fleur Speet  
 
Ze komen inderdaad als uit de lucht gevallen, de nieuwe dichters die dichter Daniël Dee bloemlezend heeft verzameld. In Vanuit de lucht scharrelde Dee, zelf uit 1975, dichters van ná 1970 bij elkaar.   
Naast twee bekende namen (Hagar Peeters en Ramsey Nasr, die ook in de filmwereld opgang maakt), en een nieuwe dichter die we al kenden als prozaschrijver (Maria Barnas), zijn het vooral nog onbekende namen. Het enige kenmerk dat al deze dichters bindt, is volgens Dee hun leeftijd.

In zijn inleiding waarschuwt hij ervoor geen groep of programma in deze bloemlezing te zien. Dee koos wat hij mooi vindt, maar ik had graag iets gelezen over zijn bevindingen. Een inleiding moet de lezer ook vertroetelen en overhalen de gedichten gretig ter hand te nemen. Zoals Ruben van Gogh twee jaar geleden in zijn bloemlezing Sprong naar de sterren 'niks cryptisch, niks hermetisch' verzamelde, maar 'gebeurende poëzie' van de planken trok, volgens hem toen een nieuwe tendens.
Misschien was Dee bang net zoveel ophef te veroorzaken. Dichters die zich niet thuis voelden in het nieuwe programma dat Van Gogh aankondigde, hebben zich immers heftig verzet tegen de inlijving. Een van hen was Ilja Leonard Pfeijffer. Vanuit de lucht is volgens Dee een onprogrammatisch vervolg op Van Goghs bloemlezing. Jammer, want programma's, lef en rumoer doen de letteren leven.
Er staan bijzondere gedichten in deze bundel en sprankelende strofen. Diann van Faassen moeten we bijvoorbeeld in de gaten houden. Haar gedichten hebben nog een beetje te lijden onder rijmdwang, maar de perfectie gloort: 'Hij spreekt tot mij in koektaal/ zachte letters aan een lijn/ ik mag ze happen allemaal/ met ogen achter theedoek zijn'. In de derde regel gaat het even mis, maar het beeld is scherp. Want wat is taal voor een dichter anders dan happen naar lekkers?
Tsead Bruinja - wat een boel Friese en Groningse namen in deze bundel: Klaske, Tjitse, twee keer Tjitske, maar ook een Ayatollah - schrijft normaal alleen in het Fries, maar hier zijn Nederlandse gedichten opgenomen. En die zijn prachtig. De kortademigheid, het gebrek aan interpunctie, de gewaagdheid van zinnen die door elkaar lopen, dat alles verwart gedicht en lezer. Het zet je op een ander spoor. Bruinja's gedichten lijken een beetje op de gebroken verhalen van Dirk van Bastelaere en Peter Holvoet-Hanssen: ze zitten tussen proza en poëzie in en scheppen zo een nieuw universum. Een gedicht als 'Ramsoep met stootgarnalen' begint met 'knuffelstreken branden gaten door zolders/ zoals sigaretten vallen door strak pantystof'. Dat prikkelt de geest.
Helemaal eens hoef je het met Dees keuzen niet te zijn (er zit behoorlijk wat persoonlijk drama bij: het gros gaat over liefde en zit bovenop de huid van de dichter), maar verhelderend is zo'n bloemlezing wel. Zo wordt weer eens duidelijk wat nu in jong dichterlijk Nederland in de lucht fladdert. (NRC, 7-12-2001)

terug naar boven

dichters van morgen

 
door Hans Warren
 
Hoe jong is jong? In de Nederlandse literatuur van vandaag worden schrijvers niet gauw meer oud. Auteurs van diep in de dertig, van voor in de veertig: ze gaan voor jongeren door. In de pas verschenen bloemlezing Vanuit de lucht is werk van een aantal dichters bijeengebracht die je met meer recht jong kunt noemen. De oudsten in de door Daniël Dee (zelf van de jaargang 1975) samengestelde bundel zijn dertig jaar, Tjitske Mussche is de jongste met haar negentien jaar. De lezer wordt een kennismaking met "de eerste generatie dichters van de eenentwintigste eeuw" beloofd. Wat je natuurlijk nieuwsgierig maakt: zal in deze nieuwe eeuw ook een nieuw geluid klinken?
In elk geval zijn de namen in deze uitgave nieuw. Maria Barnas (geb.1973) publiceerde weliswaar al twee romans, de gedichten van Ayatollah Musa (geb.1979) en Hagar Peeters (geb.1972) zijn niet onopgemerkt gebleven, de debuten van Ramsey Nasr (geb.1974) en Alfred Schaffer (geb.1973) werden zelfs voor de C. Buddingh'-prijs genomineerd. Maar de meeste door Dee uitverkoren dichters genieten hooguit plaatselijke bekendheid. Het zal elke poëzieliefhebber goed doen zoveel nieuwe gezichten te ontdekken: de toekomst van de dichtkunst lijkt daarmee gegarandeerd, de sombere verhalen van sommigen ten spijt.
Maar krijgt ook de poëzie een nieuw gezicht? Als je af mag gaan op de keuze van Dee nauwelijks. Hij heeft geen programmatische bloemlezing gemaakt, maar een overzicht van alle tonen en stijlen: "Anekdotisch, hermetisch, verstaanbaar, werkelijkheidsgericht, autonoom." Dichterlijke benaderingen die een zeer vertrouwde indruk maken. En voor vorm en inhoud van de gedichten geldt iets dergelijks. De jonge dichters zetten op hun manier de oude tradities voort. Het kan zijn dat ze hun gedichten niet met de kroontjespen, maar op de computer schrijven, maar in hun taal en hun benadering is weinig of niets van de rages van vandaag te merken. Serieuze poëzie is en blijft iets wat je in een bundel leest en niet op een schermpje leest.
De liefde is voor deze poëten een belangrijke bron van inspiratie. 'Jij was teveel een vriend in plaats van meer / en niemand wist, mocht weten / dat ik spelen moest alsof het niets / was', dicht bijvoorbeeld Klaske Havik (geb.1975). De samensteller Dee kiest voor een minder voor de hand liggende bewoording: 'de kermis van de liefde / een suikerspin met cyaankali een spookhuis / met kwelgeesten een eeuwig draaiende draaimolen.' Een verwant geluid valt bij heel wat dichters te beluisteren. Rijmen is uit, praten is in. Maar het is wel een intense vorm van praten: oreren en bezweren. Vooral Andy Fierens, een 25-jarige dichter uit Vlaanderen, stort zich in een wilde woordenroe: 'ik ben de Bacchus die drinkbare liefde giet / in de voor van het meisjesgewei, kreunend / de lange leugen.'
Met dit soort regels lijken de jaren vijftig in de dichtkunst terug te keren. De jaren zestig herleven door de vele jonge dichters die besloten hebben de hoofdletters en de leestekens af te schaffen.
Aan waarachtig poëtisch talent is er inmiddels geen gebrek in Vanuit de lucht. Onder andere de geestige Joris Buitendijk (geb.1978), de originele kleurgedichten van Yorgos Dalman (geb. 1973), de nuchtere verzen van Peter de Groot (geb. 1973), het grappige 'Protest tegen het verwerken van krokodillen tot tassen' door Steven Verhelst (geb.1976) wekken verwachtingen. Een bloemlezing die je de kans biedt om al vandaag de dichters van morgen te ontmoeten.
(De Provinciale Zeeuwse Courant, 29-11-2001)


terug naar boven



de  jonge dichters verlangen naar vroeger
 
door Reinier Spreen
 
In de bloemlezing Vanuit de lucht presenteert Daniël Dee 'de eerste generatie dichters van de eenentwintigste eeuw'. Met die ondertitel verwijst de voormalige huisdichter van de Rijksuniversiteit Groningen ondubbelzinnig naar de bundel Sprong naar de sterren, waarin Ruben van Gogh twee jaar geleden 'de laatste generatie dichters van de twintigste eeuw' bijeenbracht. Toch neemt Dee afstand, zoals te lezen is in zijn voorwoord: 'Geen opvolger is Vanuit de lucht, omdat deze bloemlezing geen programmatische insteek heeft.' Een twijfelachtige uitspraak, want Sprong naar de sterren had al evenmin zo'n 'insteek'. Het misbaar dat enkele van de opgenomen dichters destijds maakten heeft dat misschien wel gesuggereerd, maar van Gogh inleiding kan niet gelezen worden als een manifest, hoogstens als een synthese. Nergens staat er 'wij willen', altijd is het 'zij doen'.
Dee noemt zijn selectie een 'satellietfoto boven ons taalgebied', maar laat die foto verder voor zich spreken. Het enige waar we van op aan kunnen zijn enkele formele overeenkomsten, waarvan de belangrijkste is dat de dichters na 1970 zijn geboren. Overeenkomsten die er vervolgens echt toe doen, in stijl en inhoud, moet de lezer zelf zien en herkennen.
Bij gebrek aan een 'insteek' zal het geen verbazing wekken dat Vanuit de lucht als satellietfoto een bont, rijk geschakeerd landschap laat zien. Wat daaruit echter al snel in het oog springt, is dat de dingen tot stilstand lijken te zijn gekomen.Terwijl van Gogh in zijn keuze nog een fascinatie voor de kosmos meende te bespeuren, staan de dichters in Vanuit de lucht met de beide benen op de grond. Sterker nog: zelfs de wereld wordt nauwelijks meer verkend. Gaat er eens iemand op reis, dan blijken het prompt jeugdherinneringen. Het eerder zo overweldigende universum is voor de meeste dichters geslonken tot de grenzen van hun stad, en ook die is niet meer wat zij geweest is: voorheen een oord dat ronkte van verleiding en opwinding, nu het warme kussen van de verbeelding. Natuurlijk gebeurt er nog wel eens wat op dat kleine oppervlak, maar van tumult en vibratie is geen sprake meer. Iemand roert in een beker ijs, een ander doet een vlieg na. Niet bepaald 'gebeurende poëzie', zoals van Gogh zijn keuze samenvatte. Als er zich toch wilde taferelen afspelen, blijken ze naderhand in het hoofd van de dichter, en dienen ze als contrast met zijn kalme toestand. Een gedicht van Dee zelf vat dat goed samen: 'zoals dat moet / bij haar thuis geweest om even te praten / (...) / ik kreeg geen knuppel in mijn nek / noch een bijl die mijn brein in tweeën spleet'.
De dichter van na 1970 lijkt ontnuchterd. De sterk uiteenlopende stijlen in de bundel van puntig en parlando tot breedsprakig en bombast, van realistisch tot sprookjesachtig - kunnen niet verhullen dat wereldse idealen hun kracht verloren hebben. En stak Ingmar Heytze in Sprong naar de sterren nog de draak met Slauerhoff, in Vanuit de lucht wordt het romantische verlangen weer omarmd.
Hoewel een groot deel van de gedichten een tamelijk gesloten karakter heeft, laat het zich makkelijk raden waar precies naar wordt verlangd. 'Dat handenvol vroeger gevuld zijn / met zoetgele prik'' , schrijft Tjitske Mussche, en in de gedichten van Diann van Faassen huppelen blote meisjesvoeten over het gras. Maar ook als het niet zo zoet is verwoord kan je niet ontgaan: de kindertijd belichaamt het verloren geluk, de puurheid en de onschuld. Talloze keren wordt er gezucht om 'wat was' of 'wat het verloor'.
Vanuit de lucht laat niet over de hele linie staaltjes van vakmanschap zien. Zowel in stijl als beeldgebruik missen enkele dichters regelmatig de boot, en uit teveel onrijpe pennen kwamen gedichten die niet meer bieden dan een enkel mager geintje of ideetje. Daar staat echter genoeg wek tegenover, onder meer van Steven Verhelst en Tsead Bruinja - al blijft ook in hun werk de gedachte nogal eens achter bij de taal.' (Nieuwsblad van het Noorden, 30-11-2001) 

terug naar boven

aanhoudend succes!

Nijmegen - Zowel 'De Halfwittnessclub', 's zondagsmiddags in de Lege Bieb, alsmede de presentatie van 'Vanuit de lucht' in Artplex Lux - ook 's middags - en 'de Fullwittnessclub' 's avonds in Extrapool trokken meer bezoekers dan verwacht. In De Lege Bieb genoten honderden bezoekers van het rijke aanbod aan drukwerken van sympathieke uitgeverijen uit Nederland, Duitsland, Engeland, Slovenië, Frankrijk, Duitsland en Zwitserland, terwijl aan een tafel op het podium literatoren en wetenschappers de stand van zaken bediscussieerden voor het NOT/Teleac radioprogramma Tema, dat later deze week wordt uitgezonden. Ook Studio Brussel maakte opnamen, die aanstaande. vrijdag tussen 17.00 en 19.00 te beluisteren zijn. In Zaal Zeven van Lux woonden ondertussen circa 150 mensen de presentatie van de bloemlezing 'Vanuit de lucht bij. Negentien van de in totaal achtentwintig gebloemleesde dichters, allen van de lichtingen 1971 tot en met 1982 droegen op zeer onderhoudende en zeer verschillende wijze hun gedichten voor, veelal muzikaal ondersteund door de virtuoze muzikanten van het Muziekenhuis. Opvallend was dat een behoorlijk aantal hun gedichten uit het hoofd kenden. De Vlaming Frederik Lucien de Laere (1971) van het Venijnig Gebroed beet de spits af met het gedicht 'Een dagje met Robbie' en revancheerde zich voor zijn optreden op zaterdagavond. Moeiteloos kreeg hij de zaal stil. Andy Fierens (1976), 'writer in residence' van het festival, toonde zich een waar podiumbeest met een prachtgedicht over kroegroddels, heftig ondersteund door de muzikanten. De Amsterdamse Thomas Möhlmann (1975) koos voor een meer ingetogen aanpak en liet intrigerende gedichten horen, waarvan de regels 'er rijdt een verdwaalde trein' en 'ik ben van plan van haar te houden' me beklijfden. Jannah Loontjens (1974) oogstte een spontaan lachsalvo toen ze haar voordracht begon met de woorden "Om te beginnen begin ik met het gedicht dat 'Om te beginnen' heet". Zelf was ik zeer verheugd toen ze een gedicht voordroeg waarin een Peugeot in voorkwam - de jongere dichters hebben het sowieso - tot mijn grote vreugd - vaak over auto's en het snelwegbestaan in 'Vanuit de lucht', een hele vooruitgang na al die verstilde treingedichten van de afgelopen 150 jaar. Er staan evenwel ook treingedichten in 'Vanuit de lucht' - niet verwonderlijk, daar de jeugd zo u weet, veelal gebruik moet maken van dit achterhaalde transportmiddel. Hoe dan ook, toen Loontjens sprak over de 'homogenisering van de westerse maatschappij' voelde ik me echt een ouwe en vooral domme lul worden, niet in staat te begrijpen wat ze hier nu precies mee bedoelde. Met andere woorden, ze had me ontregeld en dat schijnt altijd goed te zijn. Na Loontjens volgde de samensteller van de bundel, Daniël Dee (1975). Met zijn kenmerkende stemgeluid berichtte hij over zijn ongelukkig liefdesleven en draaide zijn lange lijf amusant om de te laag opgestelde microfoon heen. Vlaming albrecht b doemlicht betrad vervolgens de bühne, om er onder andere een pastiche op Paul van Ostaijens 'Vers 6' te brengen, een gedicht dat me na aan het hart ligt. Zijn voordracht was een stuk overtuigender dan wat hij de avond ervoor neerzette op de eerste Poetry After Party - ongetwijfeld omdat hij ditmaal korte verzen voordroeg. Wie 'Vanuit de lucht' vergelijkt met de bloemlezing 'Sprong naar de sterren' (Kwadraat, 1999) ziet dat de jeugd van tegenwoordig langere verzen maakt dan de oude garde. Maar wellicht is dit slechts schijn, en heeft samensteller Dee slechts deze voorliefde die hij in de bloemlezing geëtaleerd heeft. Het dient gezicht: vanuit de lucht bevat ook een aanzienlijke grotere vrouwelijke inbreng dan 'Sprong naar de sterren'. De laatste, door Ruben van Gogh samenstelde bundel bracht werk van Hagar Peeters, Albertina Soepboer en Ilse Starkenburg. In 'Vanuit de lucht' daarentegen werk van maar liefst acht dichteressen. Een ervan is Petra Else Jekel (1980) en zij liet dan ook het zeer vrouwelijke gedicht 'De tweelingvrouw' horen. Joost Baars liet een vervreemdend gedicht horen, waaruit ik - waarschijnlijk verkeerd - opmaakte dat zijn geliefde juist uit het raam gesprongen was, uit de kamer die hij in zijn gedicht beschreef. Presentator Tjitse Hofman (1974) had bizarre gesprekken met de muzikanten: "Willen jullie een dieseltreintje van Noordnet imiteren?" - bij het gedicht 'Trein'. Bij het volgende gedicht vroeg zangeres Quirinne Melssen: "Wat wil je nu?", waarop Hofman riposteerde "seks". Melssen begon daarop te kreunen, waarop Hofman uitriep: "Wacht nou effe. Dit is homo-erotische seks op een parkeerplaats" en hij deed het gedicht 'Lepelaar'. Ook Maria Barnas (1973) had een hilarische dialoog met de muzikanten en Jan Wijffels (1979), die ondermeer een vers in het Brugse dialect bracht, instrueerde hun (de muzikanten) waar wel en niet te spelen. Hij had een briljante openingszin: "Onder het motto van 'alles kan maar niets mag' doe ik vanavond leukemie". Tjitske Mussche (1982)oreerde een sonnet geheten 'Zonet'. Zeer zelfverzekerd bracht Steven Verhelst (1976) een voetbalgedicht en een sentimenteel sonnet, gevolgd door Diann van Faassen (1971), die over geile componisten dichtte, maar het meest raakte met het simpele 'Zomeravond', dat ook in 'Vanuit de lucht' staat opgenomen en eindigt met het fraaie "tuinslang spuit / zon gaat onder / dag is uit". Dichter / vertaler Willem Groenewegen (1971) las op een meeslepende wijze en fraai door het Muziekenhuis ondersteund zijn sterk autobiografische gedichten uit de bloemlezing, waarna Sieger M. Geertsma (1979) het podium betrad. Hij zette zelf oraal de muziek in en gaf een werkelijk meeslepende voordracht weg, waarbij hij niet alleen zichzelf in een trance wist te werken, maar er ook in slaagde het publiek daarin mee te nemen. Fenomenaal! Rotterdammer Peter de Groot (1973) had de zware taak na Geertsma op te treden. Wat me van zijn voordracht bijgebleven is, zijn de woorden "Ik maal mezelf in de mixer" en "de jeugd is immers vroeg volwassen dit jaar." Ontroerd raakte ik van de gedichten van Benne van der Velde (1974), die eerst harde beelden uit het dagelijkse nieuws bracht om dan over te gaan in heerlijk romantische regels. Erg verrassend. Tot slot bracht Tjitske Jansen (1971) een scherpe tekst vol zelfspot over hoe ze eens ladderzat en met liefdesverdriet bij haar ex probeerde in te breken en door verontruste buurtbewoners en gealarmeerde agenten voor potentieel zelfmoordenaar gehouden werd. Na de voordrachten, die door het publiek hogelijk werden gewaardeerd, bedankte samensteller Daniël Dee uitgebreid allen die hadden meegewerkt, waarna uitgever Anton Scheepstra uitgebreid Daniël bedankte en Ruben van Gogh het eerste exemplaar in ontvangst mocht wenen. Godzijdank bedankte hij niemand (het dankgehalte had de tolerantiegrens reeds gepasseerd) maar vertelde simpelweg blij te zijn dat de loden last als 'behorend tot de jongste generatie' met het verschijnen van 'Vanuit de lucht' eindelijk van zijn schouders gevallen was. (Bart FM Droog, Epibode, 19-11-2001) 

terug naar boven


 

big bussiness

We stonden in Nijmegen aan de oever van de Waal, Maria Barnas, Tommy Wieringa en ik en Tommy vertelde hoe hij daar ooit gezien had dat er een vrouw in de rivier viel. Ze was kopje onder gegaan en, zo las hij later in de krant, pas weken daarna gevonden. Kilometers verderop. De sterke onderstroom had haar geen kans gegeven om naar de kant te zwemmen. Ze was waarschijnlijk zelf gesprongen omdat ze ruzie had met haar vriendje. Om ons heen waggelden eenden op de kade. Een moeder speelde geduldig met haar kind. Witte cumuluswolken sleepten hun schaduwen over het water. De wereld is onschuldig, dacht ik. Het zijn de verhalen die maken dat sommige plaatsen je doen huiveren. 
We waren nog wat brak van de avond tevoren. In De Lege Bieb hadden we het podium bestegen om onze bijdrage te leveren aan het programmaonderdeel Schijt aan Parijs! op literatuurfestival De Wintertuin. Voor een uitverkochte zaal had Joost Zwagerman voor het eerst in jaren voorgelezen uit Gimmick!. Hij merkte op dat de wereld toch niet zo veranderd was als hij had gedacht. Jaap Scholten had een stukje Morgenster gedaan, terwijl op een scherm achter zijn rug beelden van de treinkaping bij De Punt in 1977 werden getoond. Serge van Duijnhoven kwam met een fragment uit We noemen het rozen over zijn belevenissen tijdens de oorlog in voormalig Joegoslavië. Femke Halsema droeg een vlammende column voor die ze in het kader van de avond had geschreven. Na afloop was er een Poetry After Party.
Het was twee uur. Maria moest om vier uur aanwezig zijn in het theater Lux. Ze was door de organisatie van De Wintertuin uitgenodigd om op te treden bij de presentatie van de bloemlezing Vanuit de lucht; de eerste generatie dichters van de eenentwintigste eeuw (Uitgeverij Passage). Om de tijd te doden hadden we besloten een wandelingetje te gaan maken. Naar het park en vervolgens over de boulevard die langs de Waal liep, en waar je aan de ene kant uitkeek op een groengeelbruine bomenrij en aan de andere kant op imposante industrie. In ons uitzicht verbonden twee bruggen de oevers van de rivier. Op de grote boog van een van die bruggen had iemand een tekst gespoten, met zwarte letters: Bien I ♥ You. Ik stelde me voor hoe een jongen onvervaard naar boven geklommen was om uiting te geven aan zijn liefde. Misschien had hij de volgende dag een boot gehuurd en was hij met haar uit varen gegaan om haar te laten zien hoeveel hij van haar hield. De wereld is onschuldig dacht ik weer. Het zijn de verhalen die maken dat plaatsen je doen huiveren.
Ik zit inmiddels weer thuis achter mijn computer. De bundel Vanuit de lucht; de eerste generatie dichters van de eenentwintigste eeuw ligt hier voor mij. Op bladzijde 10 las ik het gedicht ‘White horse hill’ van Maria Barnas: Ik luister naar herinneringen / die niet meer om mijn vingers passen / Raak ik ze kwijt of verliezen ze mij // Met mijn oor tegen de aarde / hoor ik het naderen / Het gaat niet voorbij. Dit gedicht gaat vandaag over een avond in Nijmegen waarop voorgelezen werd over de geschiedenis van de afgelopen vijfentwintig jaar, over een vrouw die in de Waal sprong omdat ze ruzie had met haar vriendje, over een jongen die voor zijn Bien een boog van de Waalbrug beklom.
In de inleiding van de bloemlezing schrijft samensteller Daniël Dee: “We zijn het portaal doorgegaan dat de 20ste eeuw van de 21ste eeuw scheidde, en alles lijkt te veranderen. In de literaire scene hebben de ontwikkelingen ook niet stilgestaan. Inmiddels heeft zich een nieuwe generatie dichters aangediend.” Welke ontwikkelingen er in die literaire scene hebben plaatsgevonden laat Dee in het midden. Hij heeft naar eigen zeggen gedichten uitgekozen van 28 dichters die: “na 1970 zijn geboren, Nederlandstalige poëzie schrijven, zojuist gedebuteerd zijn of dat zeer binnenkort gaan doen, publiceren in literaire tijdschriften, her en der te vinden zijn op verschillende literaire podia, hun werk serieus nemen en er actief mee bezig zijn.” Dee is heel voorzichtig met het doen van uitspraken. Hij meldt niet dat er bijna alleen maar vrije verzen in Vanuit de lucht terug te vinden zijn, dat de meeste dichters in de bundel niet alleen op papier, maar ook op het podium hun mannetje staan, dat de dosis gruwelijkheden opvallend groot is en dat er daarentegen maar weinig over de liefde geschreven wordt. Dee benadrukt wel dat “deze bloemlezing geen programmatische insteek heeft”. Ook merkt hij op: “Ik kon slechts uitgaan van mijn eigen smaak en voorkeuren, alsmede een beeld proberen te geven van de stijl van elke individuele dichter.”
De poëzie is onschuldig. Het zijn de verhalen die maken dat sommige gedichten je doen huiveren. Op bladzijde 74 bijvoorbeeld lees ik het gedicht ‘Maak mijn moeder’ van Ramsey Nasr. Het zet mijn gedachten stop. Ik zal niet vertellen waarom. Lees het zelf maar. (Ronald Ohlsen, Vera Krant November 2001)

terug naar boven


TEN SLOTTE...

Interview met Daniël Dee door Erik Brus

Tot en met de jaren zestig verscheen ze regelmatig: bloemlezingen waarin een nieuwe generatie Nederlandstalige dichters wordt voorgesteld. In de afgelopen decennia is dat gebruik nogal in het slop geraakt. Dit najaar verschijnt echter Vanuit de lucht, de eerste generatie dichters van en eenentwintigste eeuw. Programmatische doelstellingen heeft Daniël Dee niet met Vanuit de lucht. Hij wil vooral de traditie van poëzie-bloemlezingen nieuw leven helpen inblazen.

Daniël Dee (1975) was de eerste huisdichter van de Groninger universiteit, waar hij Nederlandse taal- en letterkunde studeert. Hij publiceerde zijn gedichten in diverse tijdschriften en treedt veelvuldig op. Daarnaast is hij redacteur van literair tijdschrift Krakatau. Door zijn activiteiten als dichter en redacteur signaleerde hij de opkomst van een nieuwe generatie dichters wier werk aandacht verdient.

Dee vatte het idee op een bloemlezing samen te stellen met de beste Nederlandstalige dichters geboren na 1970. Uitgeverij Passage te Groningen reageerde enthousiast op zijn voorstel, en hij kon aan het werk. Dee: ‘Ik heb alleen geselecteerd op literaire kwaliteit, waarbij ik er vooral naar gekeken heb of een dichter een eigen stem heeft ontwikkeld. Ik heb dichters gevraagd werk op te sturen, en tijdschriften en uitgevers om tips gevraagd. Op die manier kreeg ik veel materiaal binnen. Bij het selecteren heb ik advies gekregen van Hilde Meeus en Wiedeke Piël, die ook allebei Nederlandse letterkunde studeren in Groningen. Uiteindelijk zijn de meeste geselecteerden vertegenwoordigd met drie gedichten die min of meer typerend zijn voor hun werk.’

Papier en podium

Uitgeverij Passage schrijft in haar najaarsbrochure over Vanuit de lucht: ‘Er waait een jonge wind door de poëzie. Met name op podia, maar ook in verschillende tijdschriften en lokale bloemlezingen blijkt dat poëzie leeft onder de jonge generatie.’ De belangstelling van jongeren voor poëzie is inderdaad opmerkelijk, maar deze beperkt zich voornamelijk tot de voordracht van poëzie. Overal in het land worden literaire podia georganiseerd, die vaak druk bezocht worden. Poëzie op papier echter wordt nog altijd weinig verkocht; de oplage van de meeste dichtbundels overstijgt de enkele honderden niet.

Dee: ‘Poëzie heeft nog steeds het stempel moeilijk en zwaarmoedig te zijn. Ik beschouw het een beetje als een missie om duidelijk te maken dat poëzie heel vitaal en toegankelijk kan zijn. Veel mensen hebben een soort drempelvrees, men moet eraan geroken hebben. Als men een dichters heeft zien optreden is de stap toch wat makkelijker gezet om diens werk te gaan lezen. Ik hoop dat Vanuit de lucht ook een dergelijke nieuwsgierigheid kan opwekken.’

‘Het is sowieso goed dat er tegenwoordig zoveel dichters op het podium te zien zijn. Ik zie het als back to basic, teruggrijpen op de orale tradities van de poëzie. De tijd is voorbij dat de dichter louter vanuit zijn zolderkamer werkt. De maatschappij is veranderd en daar moet je in meegaan. Er zijn zoveel manieren om jezelf te presenteren, het voordragen van je eigen werk hoort daarbij. Natuurlijk zal Vanuit de lucht ook het land ingaan. We hebben plannen om in de grote steden dichters uit de bloemlezing te laten voordragen, aangevuld met plaatselijke dichters.’

Ieder voor zich

Het is bijna onvermijdelijk dat Vanuit de lucht vergeleken zal worden met Ruben van Goghs Sprong naar de sterren (1999), de enige andere bloemlezing met jonge dichters die de laatste jaren is verschenen. Van Gogh bundelde de laatste generatie dichters van de twintigste eeuw en waagde zich aan een inhoudelijke definiëring van hun werk. Van Gogh sprak van ‘gebeurende’, snelle poëzie die beïnvloed is door film- en clipcultuur.

In zijn inleiding stelt Dee uitdrukkelijk dat Vanuit de lucht, in tegenstelling tot Sprong naar de sterren, niet programmatisch van aard is. Doelstelling is slechts ‘de stand van zaken op poëtisch gebied weer te geven’. Dee: ‘Ik geloof niet dat er belangwekkende stromingen of programma’s zijn in de huidige poëzie, maar er zijn wel degelijk groepjes dichters. Het is me opgevallen dat er in bepaalde gebieden, en niet alleen in grote steden als Amsterdam en Groningen, concentraties van dichters zijn. Blijkbaar zoekt men elkaar op en werkt het stimulerend om vakgenoten om je heen te hebben. Soms treden dichters uit een bepaalde regio ook samen op.’

‘Maar dat betekent nog niet dat er inhoudelijke overeenkomsten zijn. Alles kan tegenwoordig in de poëzie, en daardoor is het meer ieder voor zich. Allerlei subculturen lopen door elkaar heen. Er is niet meer één overheersend iets waartegen je je af kunt zetten, zoals indertijd de Vijftigers deden tegen het bedompte Nederland van na de oorlog. Natuurlijk worden er wel inhoudelijke discussies gevoerd, zoals onlangs nog gebeurde over de vermeende tegenstelling tussen podiumdichters en dichters op papier. Maar vaak komen die discussies voort uit egotripperij. Ze leiden ook meestal nergens toe.’

‘Ruben van Gogh heeft toch geprobeerd een gemeenschappelijk kenmerk te vinden bij een aantal nieuwe dichters, maar het is niet goed gelukt. Het was te geforceerd. Verschillende dichters in zijn bloemlezing hebben later ook afstand genomen van het programma waaronder ze geschaard waren. Ze wisten aanvankelijk niet eens dat Van Gogh dat doen zou. Ik denk dat zo’n programma gewoon niet erg in deze tijd past. Toch zie ik Vanuit de lucht wel als een opvolger van Sprong naar de sterren, de titel die ik heb gekozen verwijst er ook naar. Ruben van Gogh heeft een traditie, het bloemlezen van jonge dichters, weer opgepakt. Met Vanuit de lucht probeer ik die ontwikkeling voort te zetten.’(Passionate, november 2001)


terug naar boven


dankbetuiging aan van casteren

Reactie van Daniël Dee op het artikel Arme jonge dichters van nu.

In het artikel Arme jonge dichters van nu uit De Groene Amsterdammer nr. 18 van 5 mei 2001 maakt Joris van Casteren geheel uit vrije wil reclame voor de dit najaar te verschijnen en tot op heden nog titelloze bloemlezing van jonge dichters aan het begin van het derde millennium (Uitgeverij Passage, Groningen), die door ondergetekende wordt samengesteld en ingeleid. Bij deze wil ik hem dan ook hartelijk bedanken voor de moeite die hij zich heeft getroost. Het eindresultaat mag er wezen -twee hele pagina’s uit het onafhankelijke weekblad sedert 1877 zijn ter beschikking gesteld en volgeschreven.

In zijn artikel refereert Van Casteren aan de bloemlezing, die een weerspiegeling van de stand van zaken onder Nederlandstalige jonge dichters zal worden, als: ‘niet overtuigd [...] geraakt van de noodzaak’. De bloemlezing blijft bovendien ‘consequentieloos in het luchtledige […] hangen’. Deze uitlatingen kan ik alleen maar toejuichen. De noodzaak van poëzie ligt mijns inziens -en met mij vreemd genoeg hele volksstammen- enkel en alleen bij de dichter zelf, wat die noodzaak ook moge behelzen. Op het moment dat een gedicht af is en gepubliceerd wordt, zal het vanzelf in het luchtledige gaan hangen, alwaar een bereidwillige lezer er makkelijk bij kan om het te plukken en zich er vervolgens desgewenst aan kan gaan laven. De bloemlezing draagt de noodzaak in zich jonge dichters, die het verdienen om gelezen te worden, bij een groter publiek onder de aandacht te brengen, zodat zij hun plaatsje in schrijversland, langzaam maar zeker bevestigd zullen zien. Dat Van Casteren verzuimt even verder te denken om zo tot deze conclusie te komen zal ik hem maar direct vergeven. Hij is tenslotte één jaar jonger en derhalve waarschijnlijk nog onstuimiger dan ik.

Dat het artikel van Van Casteren voorts wemelt van de feitelijke onjuistheden of verouderde berichtgeving zal ik ook maar direct aan zijn jeugdige onstuimigheid wijten. Ik zal over mijn hart strijken, want ik wil hem niet in zijn integriteit als objectief journalist aanvallen. Ik zal dus die feitelijke onjuistheden hier laten voor wat ze zijn, maar ik wil hem wel even, zoals een goed burger betaamt,  waarschuwen en voor erger behoeden. Een journalist met een malafide, lakse en/of onkundige reputatie zou wel eens verkeerd kunnen vallen in zijn werkveld. In het ergste geval zou zoiets zelfs kunnen leiden tot ontslag en zelfs de bedelstaf. Dat wil ik niet op mijn geweten hebben. Dus Van Casteren: doe eerst grondig onderzoek naar je onderwerpen alvorens je er in een publicatie iets over beweert.

Hoe dan ook: Joris van Casteren wordt hartelijk bedankt, keep up the good word en even goede vrienden.

Daniël Dee

terug naar boven



arme jonge dichters van nu
 
Door Joris van Casteren
 
Onlangs bereikte mij het verzoek of ik, ten behoeve van een bloemlezing, gedichten uit mijn pas verschenen bundel beschikbaar wilde stellen. Aan de telefoon vroeg ik de betreffende samensteller – een zekere Daniël Dee, een vanuit Groningen opererende muzenzoon – waarom hij juist op mijn verzen was belust en wat precies het thema van de bloemlezing zou zijn. Hij wist niet direct antwoord op die vragen maar zegde mij toe zijn plannen dezelfde dag nog per e-mail te ontvouwen. De mail kwam spoedig daarop binnen: <<Zoals beloofd even wat puntsgewijze informatie omtrent de bloemlezing waar ik je voor gevraagd heb.>> Het moest een bloemlezing worden <<met de eerste generatie dichters van de 21ste eeuw (de stand van zaken)>>. De samensteller meldde dat <<het geboortejaar echt is getrokken bij 1971>>, want <<anders kan je op een gegeven moment bezig blijven>>. De Groningse uitgeverij Passage zou de uitgave mogelijk gaan maken. Daarop volgde een lijst <<generatiegenoten>> die reeds hadden toegezegd. <<Verder weet ik nu niet meer wat ik over de bloemlezing moet vertellen>>, besloot de samensteller zijn bericht.
Ik mailde hem terug dat ik toch niet overtuigd was geraakt van de noodzaak van zijn bloemlezing: <<Aan de telefoon zei ik je al dat een té star programma mij tegen zou staan, omdat je dan tegen wil en dank voor een bepaalde kar wordt gespannen en de poëzie dus niet onbevangen kan worden gelezen. Het andere uiterste, helemaal geen programma, is echter ook niet ideaal. En dit laatste is met jouw bloemlezing een beetje het geval. (...) Het spijt mij, ik doe dus niet mee. Even goede vrienden niettemin.>>
De samensteller reageerde nog eenmaal: <<Ik wilde toch nog even zeggen dat het niet helemaal klopt met het visieloze dat jij denkt te zien in de bloemlezing. Het is alleen zo dat ik nu nog niet echt iets paraat heb, maar het is wel de bedoeling dat ik iets van een visie in de inleiding ga zetten, dat rechtvaardigt dan ook gelijk weer in jouw optiek de noodzaak van deze aankomende bloemlezing. Ik wil alleen even wachten met die visie deponeren tot ik precies weet wie er in komen te staan.>>
Iets van een visie. Maar met die visie wachten tot duidelijk is wie hebben toegezegd. Voor <<mijn>> generatiegenoten die reeds toezegden, is een visie kennelijk helemaal geen voorwaarde om mee te doen, anders hadden zij voor onvoorwaardelijke publicatie wel gewaakt. Baat het niet dan schaadt het niet, moeten deze bijdragers hebben gedacht.
 [...] (De Groene Amsterdammer, 5-5-2001)



uit inleiding Ieder hangt aan zijn gevallen toren - Jonge Vlaamse en Nederlandse dichters
 
door Rogi Wieg
 
'Eerst publiceer je in tijdschriften. Dan in boekvorm, en daarna verschijnt er werk van je in een bloemlezing. Een goede bloemlezing laat niet alleen zien wat de samensteller mooi vindt, maar moet ook iets tonen van de literaire wereld, de uitgevers, de critici, hebben aanvaard. Een bloemlezing moet het werk bevatten van kunstenaars die een zeker respect van verstandige mensen hebben gekregen. De bloemlezer is geen ontdekker van nieuw talent. Hij verzamelt wat in de jaren is doorgebroken en kiest daaruit zijn voorkeuren.' (Nijgh & van Ditmar, 1988)

terug naar boven


© Auteursrecht berust bij de auteurs op basis van de Auteurswet 1912. Er mag niets uit deze Website worden overgenomen, opgeslagen op media ter verspreiding onder derden, op een website worden gezet, gepubliceerd of anderszins verveelvuldigd zonder uitdrukkelijke en voorafgaande toestemming van de auteurs. Overtreding van de Auteurswet is strafrechtelijk en internationaal vervolgbaar.

© No part of this website may be used or reproduced in any manner whatasoever without the written permission of the author, except in the case of brief quotations embodied in critical articles or reviews.